DIVA investeert in ICT-deskundigheidsbevordering studiemiddag E-depot
Archiefschattenagenda 2006
KVAN Studiedag
In memoriam Bernard Slicher van Bath (1910-2004)
nieuws uit het veld
nieuws uit het veld
DIVA heeft onlangs bericht gehad
van het ministerie van OCW dat de ver
eniging subsidies toegewezen heeft gekre
gen om investeringen te doen ten gunste
van de gehele archiefsector. DIVA heeft
met succes een beroep gedaan op extra
subsidie vanuit de zogenaamde 'envelop-
pengelden' van het ministerie van OCW.
De subsidie komt het hele archiefveld ten
goede en zal worden ingezet op het gebied
van ICT-ontwikkeling en -deskundig
heidsbevordering. In totaal is hiermee een
bedrag gemoeid van 1,4 miljoen euro over
een periode van vijf jaar (2004-2008).
DIVA zal de komende jaren investeren in
het opzetten van een digitale kennisbank
op het terrein van ICT. Hierin zullen naast
een vergelijkend overzicht van archief-
software ook kengetallen en standaarden
worden opgenomen. Daarnaast zal een
jaarlijkse cursus voor het management
worden ingericht, met als hoofdlijn de
structurele toepassing van ICT als
managementinstrument. Ook zullen
workshops georganiseerd worden op
beleidsniveau. Daarnaast zal de subsidie
worden ingezet voor het opzetten van een
beheerorganisatie voor De Woonom
geving, waarmee DIVA een stevig funda
ment legt voor deze digitale infrastruc
tuur. Sinds 1 november bekleedt voorma
lig rijksarchivaris van Noord-Holland, drs.
Roelof Hol, de functie van projectdirec
teur om de rol van kwartiermaker voor
een beheerorganisatie op zich te nemen.
Hoewel de Archiefschattenagenda
van 2005 nog niet eens in gebruik is,
werkt DIVA al weer vol enthousiasme aan
een nieuwe agenda voor 2006. Archief-
beherende instellingen hebben inmid
dels een oproep ontvangen om op zoek
te gaan naar aansprekend beeldmateriaal
uit de archieven. DIVA stelt alles in het
werk om voor 2006 een nog betere en
mooiere agenda samen te stellen, waarin
alle archiefstukken goed tot hun recht
komen. In overleg met de uitgever is dan
ook besloten om een aantal zaken te ver
anderen ten opzichte van de agenda van
2005. Zo wordt elke afbeelding flink ver
groot en voorzien van een goed contex
tueel bijschrift. Ruimte voor technische
details, zoals het inventarisnummer,
komt achter in de agenda. De afbeeldin
gen moeten half januari bij DIVA zijn om
in aanmerking te komen voor een plaats
je in de agenda.
DIVA organiseert samen met Digitaal
Erfgoed Nederland (DEN), het Gemeen
tearchief Rotterdam en het Gemeente
archief Amsterdam een studiemiddag
over E-depot. Het is de bedoeling mede
werkers van archiefinstellingen op deze
middag kennis te laten maken met het
concept E-depot: de gemeentearchieven
van Amsterdam en Rotterdam laten zien
hoe zij werken met hun E-depot en welke
praktische zaken bij E-depot komen kij
ken. De studiemiddag vindt plaats op 27
januari 2005 in het Gemeentearchief
Rotterdam.
De KVAN organiseert ook in 2005
weer een studiedag in nauwe samenwer
king met DIVA en de Archiefschool.
Anders dan vorig jaar wordt er nu één
dag georganiseerd. Wel wordt er weer
gewerkt aan een zinnig en interessant
programma. Ook zal de dag weer een
aansprekend thema hebben dat binnen
kort bekend wordt gemaakt. De studie
dag vindt plaats op 19 april 2005, in de
Lindenhof te Delft. Meer informatie kunt
u binnenkort verwachten, bijvoorbeeld
via de websites van de organiserende
instellingen (www.kvan.nl, www.diva-
koepel.nl en www.archiefschool.nl).
Niet vaak zal het overlijden van een
archivaris in de Tweede Kamer herdacht
zijn. Toch gebeurde dat onlangs, na het
overlijden van Bernard Hendrik Slicher
van Bath. Het Kamerlid Slob memoreerde
Slicher van Bath op 4 oktober in het
overleg van de Tweede Kamer met minis
ter Veerman over de nota Vitaal
Platteland. En terecht: de vitaliteit van
het platteland was een belangrijk aspect
van de agrarische geschiedenis die dank
zij Slicher in de jaren zestig en zeventig
tot grote bloei kwam. De door Slicher
geïnspireerde 'Wageningse School' was
ook vernieuwend op het terrein van de
historische demografie en het regionaal-
historisch (vooral: sociaal en econo
misch) onderzoek. Slichers dissertatie
Mensch en land in de middeleeuwen (1945)
en het aan Overijssel gewijde Een samen
leving onder spanning (1957) stonden
model voor de 'historische sociografie
van het platteland', een Nederlandse
variant op wat de school van de Annates
in Frankrijk en elders bracht. Slicher was
de eerste die in ons land de computer
(Hollerith ponskaarten) benutte voor het
verwerken van grote aantallen gegevens
uit rekeningen, belastingkohieren en
andere seriële bronnen.
Het archief kende Slicher niet alleen als
onderzoeker. In 1939-1940 werkte hij als
volontair in het Rijksarchief in Gelder
land; zo'n onbetaalde stage was tot in de
jaren zeventig de normale voorbereiding
op het staatsexamen voor archivarissen
(een archiefschool bestond in Slichers
tijd niet). Rijksarchivaris Martens van
Sevenhoven werd nog jaren later door
Slicher geroemd als een van zijn leer
meesters, in één rij met Romein, Opper-
mann, Geyl en Gosses. In het voorjaar
van 1941 slaagde Slicher voor het
archiefexamen, maar een baan in het
archiefwezen was niet beschikbaar: van
de twintig tussen 1934 en 1942 gediplo
meerden konden er slechts zes bij
gemeenten of provincies aangesteld wor
den, voor de anderen was noch bij de
rijksarchiefdienst, noch elders plaats. Een
jaar lang werkte Slicher weer in Utrecht
bij Oppermann (waar hij ook voor de
oorlog enige jaren assistent was geweest).
Opperman (vernieuwer van de oorkon-
denleer in Nederland) was wel Duitser,
maar geen nationaal-socialist. Maar zijn
plannen tot onderzoek in het kader van
de Duitse Ostforschung deden Slicher
besluiten bij Oppermann weg te gaan en
10
archievenblad
december 2004
Bij het vijfjarig bestaan van de Archiefraad, 23 december
1973.V.r.n.l. B.H. Slicher van Bath.W.J. Formsma,
N.H. Muller, M.J. Blok.A.E.M. Ribberink,
F.W.N. Hugenholtz, H. Baudet, R. HotkeJ.RA. Coopmans,
J.Th. de SmidtJ. van Vliegen en F.C.J. Ketelaar.
in diens plaats Romein als promotor te
vragen.
De rest van de bezetting werkte Slicher
aan het oorkondenboek van Gelre en
Zutphen en aan zijn dissertatie, waarop
hij op 20 november 1945 in Amsterdam
promoveerde.
In februari 1946 werd Slicher aangesteld
als chartermeester aan het Rijksarchief in
Gelderland; een paar maanden later
(1 juli) werd hij tot rijksarchivaris in
Overijssel benoemd. Het rijksarchief was
gevestigd in de Sassenpoort, 'een roman
tisch archiefgebouw, interessant voor
bezichtiging door bezoekers, doch', zo
herinnerde Slicher zich later, 'voor het
archiefpersoneel zeer onpraktisch. De
vaak zware archiefstukken moesten over
de middeleeuwse stenen trappen in de
toren met ongelijke treden naar beneden
worden gebracht en weer terug gezet. In
de poort was geen verwarming, dus 's
winters was het depot ijskoud.' De alge
mene rijksarchivaris Graswinckel (die
zelf in de Sassenpoort gewerkt had) wilde
dat Slicher de inventarisatie van het
omvangrijke Statenarchief (voor het
merendeel uit resoluties en rekeningen
bestaande) zou aanpakken. De mediëvist
Slicher ontdekte dat de zeventiende- en
achttiende-eeuwse rekeningen 'een ware
goudmijn waren met een ongekende
hoeveelheid gegevens, waaraan nog door
niemand enige aandacht was geschon
ken.' Van de archivaris werd echter een
inventaris verwacht, geen studie waarin
al die gegevens zouden worden verwerkt.
Slichers kans kwam in 1948, toen hij
werd benoemd tot hoogleraar in de nieu
we economische faculteit in Groningen;
in 1949 volgde een benoeming tot bui
tengewoon (deeltijd)hoogleraar in
Wageningen. De inventarisatie van het
Statenarchief kwam in handen van
Slichers opvolger Ter Kuile, zelf ging hij
aan de slag met de rekeningen als bron
voor een historische sociografie van het
platteland van Overijssel. In 1956 verliet
Slicher Groningen om in Wageningen,
als fulltime-professor, de afdeling
Agrarische Geschiedenis op te zetten en
internationale bekendheid te geven. Zelfs
Maarten Koning (Het Bureau, 4, blz. 557)
roemt de internationale reputatie van
Van Herfte Veldwijk, het alter ego van
Slicher van Bath.
In 1968 werd Slicher lid van de toen
ingestelde Archiefraad. Met De Smidt en
Formsma vormde hij commissie I van de
Archiefraad die de organisatie en het
functioneren van de rijksarchiefdienst
moest onderzoeken. In 1968 was de
dienst in opspraak genomen door de
gebeurtenissen rond het ontslag van de
algemene rijksarchivaris Van der Gouw.
In advies nr. 15 van de Raad 'De rijksar
chiefdienst. Problemen, oplossingen en
prioriteiten' is het hoofdstuk over het
personeel grotendeels van de hand van
Slicher. Hij definieerde de breakdown:
het punt (in de ontwikkeling van toene
mende taakverzwaring en onvoldoende
personeelsbezetting) waar de ontwikke
ling afbreekt en men niet verder kan.
'Zolang mogelijk tracht men de dagelijk
se dienst op gang te houden: grotere en
langdurige projecten worden uitgesteld,
in feite niet meer ondernomen... Zolang
de dagelijkse bezigheden nog vrij nor
maal worden verricht blijft de break
down voor de buitenwereld verborgen.'
De breakdown trad bij de rijksarchieven in
de provincie op vanaf 1960, in het
Algemeen Rijksarchief vanaf 1964.
Slicher kwam tot dit inzicht door statisti
sche bewerking van gegevens over bezoe
kers, personeel en archieven - meren
deels verzameld door de afdeling
Organisatie en Efficiency van het minis
terie - alles in de Wageningse studeerka
mer bewerkt op de grote telmachine die
Slicher ook voor zijn 'cliometrie' gebruik
te. Tot de oplossingen die de Archiefraad
voorstelde behoorden: een meer profes
sioneel management, personeelsuitbrei
ding, betere planning en strakkere orga
nisatie. In de door de VAN in 1988 uitge
geven bundel Voor burger en bestuur kan
men in de bijdrage van Eijken (opvolger
van Slicher van Bath en Ter Kuile) nale
zen welke enorme positieve gevolgen
advies nr. 15 heeft gehad.
Het in advies nr. 15 tot uitdrukking
gebrachte vertrouwen in planning be
paalde ook Slichers inzet in de historisch-
wetenschappelijke commissie die in
1970 door de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen werd
ingesteld. De Archiefraad was een van de
lichamen waarmee overleg was gepleegd
over die instelling. Slicher werd voorzit
ter van de HWC die in 1974 haar
'Rapport over de huidige stand en toe
komstige planning van het wetenschap
pelijk onderzoek der Nederlandse
geschiedenis' uitbracht. In dat rapport
wordt onder meer aandacht besteed aan
de verhouding tussen het wetenschappe-
lijk-historisch onderzoek en het archief
wezen. In 1972 bracht Slicher de archiva
rissen (tijdens een symposion 'De archie
ven en het wetenschappelijk onderzoek')
op de hoogte van de voortgang van het
werk van de HWC. Zijn voordracht
Nederlands Archievenblad 1972, blz. 350-
356) wekte enige wrevel op omdat het
gevoel bestond dat 'de historici' hun
plannen aan het maken waren zonder
voldoende rekening te houden met de
expertise van de archivarissen. En het
deed pijn dat te moeten horen uit de
mond van een oud-collega, gerespecteerd
lid van de Archiefraad en voorzitter van
het curatorium van de rijksarchiefschool.
Slicher was in 1969 voorzitter geworden
van het toen ingestelde curatorium van
de rijksarchiefschool. Bij de installatie
door minister Klompé wees Slicher als
belangrijkste opgave van directeur en
docenten aan: het bijbrengen bij de leer
lingen van enthousiasme voor het
archiefwezen 'want naast kennis, welke
de komende generaties van archiefamb
tenaren moet bezitten, moet zij ook
bereid zijn tot persoonlijke inzet voor
een goed functionerend archiefwezen
binnen de Nederlandse maatschappij.' In
de vernieuwing van het archiefonderwijs
in de jaren zeventig heeft het curatorium
december 2004
11
archievenblad