Zorg(en) voor en over een goed archiefbeheer Een vergelijkend onderzoek naar het onderscheid tussen archiefzorg tn archiefbeheer bij archiefinspectie op het niveau van gemeenten de praktijk de praktijk Waarom zijn er op het niveau van gemeen ten eigenlijk twee verschillende inspecteurs? Wat is hun taak volgens de wet? In hoeverre speelt deze scheiding van taken een rol bij de uitvoering van inspecties? Kan dat niet veel beter vanuit één inspectiedienst gedaan wor den? Vanuit dergelijke vragen heb ik in het kader van mijn afstudeerscriptie voor de oplei ding archiefwetenschap onderzoek gedaan naar het onderscheid tussen archiefzorg en archiefbe heer bij archiefinspectie op het niveau van gemeenten. In dit artikel wil ik kort in hoofdlij nen uiteenzetten wat de opzet was van dit onderzoek, welke vragen zijn onderzocht en wat de belangrijkste conclusies waren. In juli 2002 werd het Convenant Archieven ondertekend. In dit convenant wordt onder andere afgesproken dat er een aantal onderzoe ken zal gaan plaatsvinden, waaronder een onderzoek naar de inrichting van de archiefin spectiefunctie. Een wezenlijke vraag die voort vloeit uit de lijnen die daarvoor in het Convenant Archieven worden uitgezet is: is het opportuun om de inspecties op zorg en beheer samen te voegen in één inspectiedienst?1 Dit idee impliceert een radicale herinrichting van de toezichtsfunctie en roept een aantal vragen op, die ik in mijn scriptie nader heb onderzocht. Daarbij heb ik mij beperkt tot het niveau van gemeenten, aangezien deze twee vormen van inspectie daar naast elkaar bestaan. De kernvra gen daarbij waren: Zijn zorg en beheer twee in de praktijk te onderscheiden begrippen of is dit onderscheid slechts een juridische constructie? Is het dubbele toezicht in gemeenten met een archivaris effectiever dan het enkelvoudige toezicht in gemeenten zonder archivaris? Kortom, heeft dit dubbele toezicht een aan toonbare meerwaarde? Indien beide vragen ontkennend beantwoord worden, is er alle reden om aan te nemen dat toezicht op zorg en beheer op gemeentelijk niveau best vanuit één inspectiedienst zou kun nen worden uitgevoerd, was mijn vooronder stelling. Is het antwoord voor een van de twee bevestigend, dan zou samenvoeging van de twee vormen van toezicht onverstandig kunnen zijn. In dat geval zijn er wellicht andere alternatieven te bedenken om door reorganisatie van het toe zicht tot verbetering van de huidige situatie te komen. Om beide vragen te beantwoorden heb ik onder zoek gedaan in twaalf gemeenten, te weten zes in de provincie met het meest dekkende netwerk van archieftoezicht en zes in de provincie met het minst dekkende netwerk op dit gebied. Dit om een zo geschakeerd mogelijk beeld te krijgen van de varianten die op het gebied van inspectie mogelijk zijn (inspectie door of namens een gemeentearchivaris en door een provinciaal inspecteur of, indien geen archivaris is aange steld, inspectie door alleen een provinciaal inspecteur). Om gegevens te verzamelen over de uitvoering van de archiefinspecties en de effecti viteit hiervan zijn drie verschillende instrumen ten gebruikt. Ten eerste is in de genoemde pro vincies onderzoek gedaan in de inspectiedossiers van provinciale en gemeentelijke archiefinspec teurs aan de hand van een checklist. De check list is daarbij gebruikt als instrument om vast te kunnen stellen aan welke aspecten van zorg en beheer in de betreffende inspectiedossiers aan dacht wordt besteed. Ten tweede zijn interviews met deze functionarissen gehouden. Ten slotte zijn door middel van enquêtes gegevens verzameld over de effectiviteit van het archiefbeheer bij de onderzochte gemeenten. Idealiter is een inspectie volledig effectief als men bereikt dat alle regels worden nageleefd en het geïnspecteerde orgaan daarmee voldoet aan de eisen van de wet- en regelgeving. Het ideale resultaat zou dus een in goede, geordende en toe gankelijke staat verkerend archief moe ten zijn, dat wordt beheerd door vol doende deskundig personeel en is opge slagen in een ruimte die aan de eisen van de wet voldoet. Belangrijk voor de opzet van de enquêtes was de vraag welk aspect objectief en op een meetbare manier vast te stellen is. Ik heb ervoor gekozen om effectiviteit te meten aan de hand van zichtbare, en daardoor eenduidig vast te stellen criteria. Indien archieven con form de eisen voor goede staat worden overgebracht en de archiefruimten van de betreffende gemeente aan de wettelij ke eisen voldoen, heeft de inspecteur in dat geval zijn werk goed gedaan, is de redenering. De mate waarin de archieven en archiefruimten aan deze criteria vol doen, kan mijns inziens op zijn minst als pars pro toto gezien worden voor het gehele archiefbeheer. Op de exacte resul taten van het onderzoek zal ik hier, om het artikel niet onnodig gedetailleerd en lang te maken, niet verder ingaan. Hiervoor verwijs ik u graag naar mijn scriptie.2 Uit het onderzoek blijkt dat in de praktijk van de uitvoering van archiefin specties door provinciale en gemeentelij ke inspecteurs geen duidelijk onder scheid gemaakt kan worden tussen inspectie op de zorg en inspectie op het beheer. Zowel de provinciaal inspecteur als de gemeentelijke inspecteurs blijken in hun inspecties aspecten van zowel zorg als beheer te betrekken. Provinciale inspecteurs inspecteren dus ook aspecten van het beheer, ter toetsing van de zorg, terwijl gemeentelijke inspecteurs ook aspecten van de zorg inspecteren, aange zien deze invloed kunnen hebben op de kwaliteit van het beheer. Wel zijn er onderling verschillen te constateren tus sen de aspecten van zorg en beheer waar de inspecteurs aandacht aan besteden - deels verklaarbaar vanuit specifieke loka le of regionale situaties en omstandighe den - maar desondanks blijkt in de prak tijk geen helder onderscheid tussen inspecties op zorg en beheer te bestaan. Op het onderdeel effectiviteit kon wor den geconstateerd, dat de provinciaal inspecteur die ook het beheer inspecteert zeker niet minder gedetailleerd is in zijn inspecties op dit onderdeel. Wel kon met behulp van de cijfers uit de enquête wor den aangetoond, dat de effectiviteit van inspecties in gemeenten zonder archiva ris een stuk lager is dan in gemeenten met archivaris, in die zin dat het archief beheer daar veel minder in overeenstem ming is met de wettelijke regels. De meer fundamentele verschillen tussen beide vormen van inspectie liggen meer op het juridische vlak en op het terrein van bestuurlijke verhoudingen. De gezagsverhouding is bij archiefinspectie vanuit de provincie fundamenteel: een hoger orgaan (Gedeputeerde Staten) spreekt een lager orgaan (B en W) aan op zijn verantwoordelijkheid, op basis van de rapportages van de provinciaal inspec teur, en kan daarbij straffen opleggen en druk uitoefenen om B en W te dwingen aan zijn zorgplicht te voldoen. De toe zichthouder is een ander orgaan dan de zorgdrager. De controle is extern. Deze verhouding is bij gemeentelijke archief inspectie niet aan de orde. Daarbij ont vangen B en W een rapport van de con trole van het beheer, door of namens de gemeentearchivaris, waarmee zij kunnen doen wat ze willen. De gemeentearchiva ris (en ook de eventuele inspecteur) is in dienst van B en W. De controle is intern. Het karakter van deze rapportages ligt meer in de sfeer van advisering en aanbe veling. Zolang de zorg adequaat is gere geld zal de provinciaal inspecteur vanuit zijn verantwoordelijkheid geen reden tot ingrijpen zien, terwijl de gemeentelijk inspecteur toch kan constateren dat er aan het beheer een en ander mankeert. Binnen deze marge kan B en W redelijk vrij manoeuvreren. Waar de aanbevelin gen van de gemeentearchivaris gevolgen hebben voor de interne verhoudingen of waar deze het bestuur onwelgevallig zijn, kan het college besluiten deze niet op te volgen, ook als dat betekent dat daarmee de bepalingen van de wet niet gevolgd worden. De archivaris of diens vervanger zal dan ook veel meer op basis van argu menten moeten onderhandelen met de beheerder(s) en B en W over de opvol ging van zijn aanbevelingen. Daarbij zal hij ook moeten afwegen welke zaken daarin prioriteit hebben. Dit heeft ook consequenties voor de vraag of toezicht op de zorg hetzelfde inhoudt als toezicht op het beheer en, zo ja, de vraag waarom men juridisch onderscheid maakt tussen beide taken. In de praktijk blijken beide op het vlak van de ambtelijke uitvoering (inspectie) qua invalshoek sterke overeenkomsten te vertonen, waardoor van een duidelijk verschil in werkwijze maar moeilijk gesproken kan worden. Het juridische onderscheid tussen zorg en beheer - en daarmee samenhangend ook beide vor men van toezicht en inspectie - wordt alleen gemaakt om de taken en verant woordelijkheden van toezichthouders en inspecteurs af te bakenen. Op het vlak van toezicht en de bestuurlijke verhou dingen daarbij is deze afbakening helder en werkbaar. Op het vlak van inspectie echter, zou winst geboekt kunnen wor den door meer in onderlinge samenwer king te inspecteren. Dit geldt uiteraard uitsluitend voor gemeenten waar momenteel sprake is van een dubbel toe zicht. Is het nu, mede met het oog op de conclusies van het onderzoek, oppor tuun om de ambtelijke uitvoering van archieftoezicht op zorg en beheer samen te voegen in één inspectiedienst? Aangezien zorg en beheer in de praktijk van archiefinspectie nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn, maar wel duidelijk is dat dubbel toezicht (door twee inspecteurs) effectiever is dan enkel voudig toezicht (door één inspecteur), lijkt het niet logisch om zonder meer te concluderen dat samenvoegen van beide vormen van toezicht tot één inspectie dienst op dit niveau zinvol is. Een mogelijkheid om tot verbetering van de inrichting van het toezicht (en in het verlengde daarvan de inspectie) te komen is het realiseren van samenwer king. Samenwerking tussen de inspec teurs op het terrein van de zorg en inspecteurs op het terrein van beheer levert - althans op gemeentelijk niveau - 23 Door Joost Salverda* De ene archiefinspecteur is de andere niet. Voor veel medewerkers van gemeenten zal dit beeld ongetwijfeld herkenbaar zijn. Dat er soms niet één, maar twee inspecteurs langskomen om controles op de archivering uit te voeren wekt hier en daar ook verbazing, men weet vaak wel dat ze niet dezelfde taak uitvoeren, maar wat nu het verschil is? De pro vinciale inspecteur wordt geacht zich bij zijn inspec tiebezoeken te buigen over de archiefzorg, terwijl de gemeentelijk inspecteur (de gemeentearchivaris of een aan hem ondergeschikte ambtenaar) het archiefbeheer zou moeten controleren. Dat beide er daarbij soms verschillende standpunten op nahou den maakt het er voor de gecontroleerde partij niet gemakkelijker op, tenzij beide standpunten tegen elkaar uitgespeeld kunnen worden natuurlijk. Onderzoek Conclusies De meerwaarde van samenwerking archievenblad december 2004 december 2004 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2004 | | pagina 11