archief
I 25
In het eerste gedicht in de eerste bundel van
ida Gerhardt, Kosmos uit 1940, staat een verplet
terende regel. Ida Gerhardts gedicht beschrijft
een wandeling door het Vlaamse land: peppels
langs de smalle dijken, licht over de voorjaars
landen, zon die de verweerde hoeven kleurt en
dan opeens die regel: 'Het landschap staat in mij
geschreven.' Een wondermooie en verpletteren
de regel, een prachtig beeld in al zijn herken
baarheid voor al degenen die landschappen in
zich meedragen. Landschappen van de jeugd,
landschappen van verre reizen, landschappen
van dierbare momen
ten. Hoeveel herinne
ringen hebben we niet
opgeslagen in de vorm
van landschappen die in
ons staan geschreven.
Het landschap is emotie;
het land is van Jan, Piet
of Klaas, maar het land
schap is van onze geest,
het landschap dankt
zijn bestaan aan de hou
ding en de perceptie van
de toeschouwer, in land
schappen ontmoeten we onszelf. En hier ligt
natuurlijk voor archieven een fantastische kans
en mogelijkheid om voor heel veel mensen, veel
meer dan nu het geval is, heel veel te betekenen.
We ontmoeten onszelf in het landschap, land
schappen met zon, wind en regen, maar we ont
moeten onszelf ook in de representaties van die
landschappen, foto's, schilderijen en, hoe gek
het misschien ook klinkt, we ontmoeten onszelf
in de minuutplans en de oorspronkelijk aanwij
zende tafels van het kadaster 1832.
Landschap, representaties van landschap in poë
zie, schilderkunst en in het kadaster. Zullen we
ons Nederlandse landschap ooit anders kunnen
zien dan door de ogen van Marsman of Jac. P.
Thijsse of Voerman of - om wat dichter bij huis
te blijven - door de ogen van S. van Lith, land
meter der eerste klasse van het kadaster, die op
6 augustus 1824 met de burgemeesters en schou
ten van het betreffende gebied de kadastrale
grenzen van Ambt en Stad Hardenberg vaststel
de? Zij wandelen door het land - ik citeer uit het
proces-verbaal van grensbepaling - 'rigting zuid
oostelijk nemende tot op of aan de paal aan de
Palenberg; voorts gaat de grenslinie eerst zuid
west en daarna zuidoost door de sloot scheiden
de het weiland van de wed. Poes en dat van Jan
Schultink genaamd het Vlier en de Wagt-
meestersmaat, wanneer deze sloot vervolgd tot
over de Vlierdijkjes daar na tot in de
Diehonderddukatonssloot en welke sloot dan
met deszelfs bogten gevolgd wordt tot aan de
weg na Coevorden tegen over de sloot scheidene
de Nijssinksmaat van Bartelinksmaatje zijnde
het eerste hooiland van de jonkheer van
Foreest.' Pure poëzie, Vergilius bijna. En als ik in
de buurt van Hardenberg ben, dan is dit prachti
ge landschap van 1824 mijn maat om het huidi
ge Hardenberg te meten.
Het is wel heel bijzonder en heel betekenisvol
dat we het thema geschiedenis en emotie koppe
len aan een digitale presentatie van een op het
eerste gezicht zo weerbarstige bron als het kadas
ter. Presenteerden we tot gisteren het kadaster
nog als fiscale hoogdrempelige bron, vandaag
zeggen we tegen iedereen: dit is je woonomge
ving! En als je, zoals ik, woont in Vinexlocatie
Stadshagen, Peermos 30, 8043 MS Zwolle, dan
druk je op de knop, het scherm kleurt groen en
je staat in de grazige weiden van de oudste pol
der van Nederland, Mastenbroek. De leeuweri
ken staan hoog aan het zwerk en in de verte
naar het oosten zie je de contouren van de
Agnietenberg waar je weet dat Thomas a Kempis
woont. Zo opent zich, alleen maar omdat we een
andere invalshoek hebben gekozen, het archief
als poëtisch archief. Het kan niet genoeg bena
drukt worden: het kadaster is niet veranderd
maar wij zijn blijkbaar veranderd. Ik kom zo
dadelijk terug op dat begrip poëtisch archief.
Eerst wil ik stilstaan bij mijn constatering dat
niet het kadaster is veranderd maar dat wij,
archivarissen zijn veranderd. Wat is er toch
gebeurd?
Een van de mijlpalen in de geschiedenis van
het Nederlandse archiefwezen was het verschij
nen in 1982 van de Discussienota Archiefbeleid.
Een belangrijk boek waarin vorm en inhoud van
onze wereld helder werden gedefinieerd. Een
de woonomgeving
de woonomgeving
boek ook waarnaar archivarissen, beleids
makers en bestuurders gingen handelen
en praten. Maar vooral een boek dat een
scherpe hiërarchie aanbracht in de bete
kenis van archieven voor de samenle
ving. Op plaats numero 1: archieven als
bestuursinstrument; op plaats numero 2:
archieven als bewijsstukken voor de bur
ger; op plaats numero 3: archieven als
voorwaarde voor de openbaarheid van
het overheidshandelen. Daarmee waren
de medailles vergeven, het ereschavot
bezet. Er restten nog twee troostprijzen,
van die wat sneue olympische diploma's.
Eentje voor archieven als cultureel erf
goed en eentje voor de rol van archieven
in cultuurparticipatie.
Ook al keert dit boek periodiek terug,
meestal vermomd als advies van de Raad
voor Cultuur, toch is de wereld enorm
veranderd. De hiërarchie is op haar kop
gezet en sinds enkele jaren staan cultu
reel erfgoed en cultuurparticipatie stevig
op de eerste plaats. Zijn daarmee de
medaillisten van de jaren tachtig en
negentig gedegradeerd? Nee, absoluut
niet. Bestuursinstrument, bewijsstuk,
reconstrueerbaarheid van het overheids
handelen: deze functies van archieven
zijn natuurlijk even belangrijk als twintig
jaar geleden en worden nog steeds
belangrijker, maar we ontdoen ons nu
van de uit die drie functies gegroeide rol
opvatting dat we als archivarissen dan
ook maar direct verantwoordelijk zouden
moeten zijn voor de kwaliteit van
bestuur, van rechtstaat en van overheids
handelen. De archivaris annex hoofd
interne zaken, hoofd documentaire
informatievoorziening, de archivaris die
niet weg te slaan is uit het kantoor van
de DG: deze wereld, rechtstreeks voortko
mend uit het bruine boek, bestaat nog,
maar is niet de toekomst gebleken. In
snel tempo daarentegen ontwikkelen
zich de historische centra, in meer of
mindere mate georganiseerd in een breed
erfgoedverband: archief, bibliotheek,
museum. Nieuwe concepten, nieuwe
opvattingen over maatschappelijke bete
kenis, en nog altijd - ik wil dat ook uit
eigen lijfsbehoud benadrukken - op basis
van de Archiefwet, pal staand voor open
baarheid en toegankelijkheid, voor de
rechten van de burger en voor de trans
parantie van het overheidshandelen,
maar daarnaast dus explorerend, op zoek
naar de werkelijke of beter gezegd de
andere betekenis van geschiedenis en
archieven voor de samenleving, krachten
losmakend die nu nog verscholen zijn in
onze depots en die er met de formule
'stukken betreffende' maar niet uit willen
komen. Kortom, na alle rolverkenningen
van de afgelopen decennia zijn de gees
ten nu rijp voor de risicovolle maar uit
dagende en vooral noodzakelijke expedi
tie naar archieven en emotie, naar het
poëtisch archief. Ik zal dat begrip poë
tisch archief nader toelichten.
Licht beïnvloedbare geesten hollen
gemakkelijk achter goeroes aan. Vorig
jaar was Jeremy Rifkin mijn held, dit jaar
mag ik u aankondigen de heer Julian
Spalding die in 2002 een belangrijk boek
publiceerde onder de titel The poetic
museum; reviving historie collections. Riep
ik vorig jaar nog dat door onze steeds
meer toenemende perceptie van archie
ven als databestanden en door de presen
tatie van die data via het internet de
fysieke collecties uit het oog zullen ver
dwijnen, dit jaar roep ik dat door de
opkomst van het poëtisch archief de
fysieke collecties in het middelpunt van
de belangstelling komen te staan. Dat
lijkt wat tegenstrijdig, maar zo moet u
dat beslist niet zien. Ik ben er zelf van
overtuigd dat er een drieluik ontstaat.
Het voetstuk bestaat uit de Archiefwet en
de drie functies uit het bruine boek, maar
het drieluik zelf, de presentatie aan het
volk, bestaat uit een linkerpaneel met
een voorstelling van archieven als pure
databestanden waarvoor de breedste
breedbandaansluiting niet breed genoeg
kan zijn en een rechterpaneel met een
voorstelling van archieven als represen
taties van het leven zelf waarvoor de
meest directe fysieke confrontatie niet
direct genoeg kan zijn. Het middenpa
neel is voor volgend jaar, ik concentreer
me nu op het poëtisch archief.
Reviving historie collectionshistorische
collecties, dus ook archieven, een leven
de, vitale plaats in de samenleving geven,
archivitalisatie, daar gaat het om. Dat
kan op vele manieren, maar essentieel is
dat we die collecties poëtisch laten zijn.
Nu hebt u nog steeds niet gehoord wat
dat precies is, het poëtisch archief. Ik laat
Spalding aan het woord. Welke uitdruk
kingen, zegt Spalding, zie je op de gezich
ten van de bezoekers als zij 's werelds
grootste en belangrijkste musea verlaten?
Meestal een vermoeide blik, opgelucht
ook en snakkend naar een bankje en een
lekker kopje thee. Dat is toch raar en dat
moet toch ook anders kunnen! Spalding
ziet de oplossing in het kiezen van de
poëtische richting. Ik voorzie 'a new age
of museums. I have called them poetic
because they will not be categorical or
didactic, but will draw out the profoun-
der, more elusive meanings inherent in
so many artefacts from our past. There
are countless different ways in which this
can be done, but museums have barely
begun to realise their potential as story
tellers and communicators.' Om poëtisch
te zijn, om historische collecties vitaal te
laten zijn, moet je dus niet stellig zijn,
niet belerend zijn, maar moet je de die
pere en verborgen betekenissen uit je
voorwerpen halen. Dat kan op vele
manieren, maar musea hebben nog niet
of nauwelijks hun mogelijkheden als ver
halenvertellers en 'communicators' ont
dekt. En dat geldt natuurlijk nog in ster
kere mate voor archieven, die bovendien
nog eens gehinderd worden door de
principiële discussie over de vraag of de
archivaris wel een verhalenverteller is of
mag zijn. Een discussie die ik steeds min
der begrijp in het licht van de steeds gro
tere nadruk die we leggen op context.
Een archiefstuk in zijn administratieve
context, maar die administratieve con
text heeft toch ook weer een context.
Waarom zou ik dat verhaal niet mogen
vertellen? De diepere en verborgen bete
kenissen uit je archieven en archiefstuk
ken halen. Niet stellig en belerend je
materiaal presenteren, maar proberen
om mensen er fris en vragend naar te
laten kijken; elk voorwerp, elk archief
stuk heeft de potentie om object van ver
wondering te zijn, het hangt ervan af
hoe je er mensen naar laat kijken. Is een
archief een archief en vertellen we over
de archivistische categorieën? Of vertel
len we over het archief als een fascine
rend verhaal van communicatie? Schrift,
taal, boodschappen overbrengen, het
gesprokene vastleggen, elkaar groeten,
bevelen..., het is een prachtig verhaal.
Het zou ons veel dichter brengen bij de
Begin dit jaar publiceerde Bert Looper in dit blad
een artikel over 'het raadsel van de verdwijnende
archieven', waarin werd gewezen op het verschijn
sel dat door de nadruk op archieven als databe
standen de fysieke archieven uit het zicht verdwij
nen. Dat is één kant van de medaille van het
moderne archiefwezen. De andere kant is dat er een
ontwikkeling gaande is waarin we de andere waar
den van archieven dan de pure informatiewaarden
(her)ontdekken. In dit artikel gaat de auteur in op
de onmiskenbare poëtische waarde van archieven.
Het is de bewerkte tekst van de lezing die Looper
hield op het symposium Geschiedenis en Emotie op
25 september 2003 te Nijmegen bij de opening van
de website www.dewoonomgeving.nl.
Discussienota Archiefbeleid
archievenblad
november 2003
De herdenking van de slag bij
Warns (Rode Klif) op een ansichtkaart
uit de jaren zestig (CollectieTresoar,
Leeuwarden).
Door Bert Looper*
Goeroes en verhalenvertellers
november 2003
archievenblad I