'Al die oude rommel verbranden' Onderzoek naar de gemee registratuur de praktijk de praktijk Dat was in de tijd waarin gemeentesecreta rissen zich nog met het archief inlieten, denk maar aan Zaalberg, de grondlegger van de Basis Archiefcode. Gouverneur zocht naar vereenvou diging en meende die gevonden te hebben niet alleen in doorbreking van de chronologische rangschikking, maar evenzeer in een directe scheiding van belangrijke en onbelangrijke stuk ken. Selectie aan de bron, zou dat in het tegen woordige jargon heten. Het fundament van zijn systeem was dossiervorming, waarbij van elk dossier twee mappen aangelegd zouden kunnen worden, een voor de B-stukken, de andere voor de O-stukken. Voor het eerste soort ontwierp hij een modelmap en een beschrijvingsblad. Hij stelde zijn ideeën in 1922 op schrift en slaagde erin een honderdtal exemplaren van zijn boek aan gemeenten te slijten, tegen het voor toen toch respectabele bedrag van fl. 7,50. De Noord- Brabantse rijksarchivaris Smit, aan wie hij het boek om commentaar had toegezonden, zag er weinig in en schreef een afkeurende recensie in het weekblad De Gemeentestem. Teleurgesteld verzuchtte de burgemeester 'dat een gestudeerd archivaris nu eenmaal anders denkt dan een gewoon mensch uit de gemeente-administra tie.'1 Gouverneur ontwierp voor de dossiers een alfa betische ordening bestaande uit zo'n 250 rubrie ken. Wie nu het rubriekenoverzicht (hoofden- lijst) leest, zal een glimlach niet kunnen onder drukken; mooie lijstjes en combinaties levert het op: beerophaling tussen bankwezen en begraaf plaatsen; of: dierenbescherming, doodschouw, drankweer, drankwezen, drankwet, drenkelin gen, drinkwatervoorziening, druifluis; en ook rubrieken als mollen- en kikvorschenwet of nonvlinder zul je in een modern classificatiesys teem niet meer tegenkomen. In 1926 verscheen van het werk een tweede druk, nu niet uitgebracht bij de lokale drukkerij De Gruyter, maar bij Blikman en Sartorius.2 Het systeem-Gouverneur moest dus enige bekend heid hebben genoten en wellicht zijn nagevolgd door andere gemeenten - zo meende ik. Terecht, naar bleek uit reacties van collega's. Bunschoten heeft het toegepast; de gemeentesecretaris van deze gemeente dankte er mogelijk zijn benoe ming in dezelfde positie in Sassenheim aan. Ook in Hardenberg en Hilvarenbeek en andere gemeenten is het gebruikt.3 Sassenheim zelf ruil de het systeem in 1941 in voor de code VNG, andere gemeenten deden dat rond dezelfde tijd. In Sassenheim is er - behalve de twee edities van Gouverneurs geschrift (uitgegeven in de vorm en het formaat van een kantoorboek) - geen spoor meer van te vinden. De provinciale inspecteur, H.L. Hommes, heeft er in 1953 voor gezorgd dat het archief grondig is herordend. Of toen ook al de oorspronkelijke omslagen zijn verwijderd durf ik niet te zeggen. Inmiddels is het archief, na inventarisatie door Doxis, zuur vrij en uniform verpakt. Alleen de inleiding op de inventaris maakt nog gewag van de oorspron kelijke ordeA Gouverneur was zeker niet de enige die verbete ring in de registratuur nastreefde. Ik noemde al eerder Zaalberg, wiens systeem, grondig verbe terd door Noordenbos en met de steun van de VNG, het uiteindelijk gewonnen heeft. Daarnaast was er de gemeentesecretaris van Bloemendaal, A.J. van der Flier, die een min of meer systematisch registratuurplan ontwierp, het zogenaamde Bloemendaalse registratuurstel sel. En op de Amsterdamse gemeentesecretarie werkte de commies J. Lakeman, die eveneens een systematische ordening ontwierp, naar eigen zeggen niet alleen geschikt voor grote en middelgrote, maar ook voor kleinere gemeen ten. Vanuit zijn vorige posities als secretaris van Wilnis, Opsterland en Meppel had hij daarmee ervaring.5 Uit de vele reacties van collega's op mijn vraag doken bijna evenzovele lokale stelsels uit die jaren op. In Dordrecht had ik zelf al eerder een numeriek dossierstelsel gezien, gebruikt tus sen 1910 en 1918 en nog steeds zichtbaar, inclu sief de bijbehorende jaarklappers. Rotterdam ontwikkelde in 1917 een eigen stelsel, dat tot 1942 heeft stand gehouden. Zo gingen tal van gemeenten over op dossiervorming, en vele maakten zelf iets moois van de ordening. Uiteindelijk bekeerden ze zich vroeg of laat alle maal tot de VNG. Hopelijk zijn er nog lokale stelsels in min of meer ongeschonden toestand overgebleven. Van één gemeente weet ik dat de dossiers weliswaar opnieuw zijn verpakt, maar pas nadat er eerst foto's zijn gemaakt van de oor spronkelijke fysieke verschijningsvorm. Voorlopig heb ik nog heel wat gemeentelijke archieven te bezoeken om precies vast te stellen hoe al die registraturen in elkaar staken. Het gaat me daarbij dan niet alleen om dossiers en orde ningstelsel, maar ook om de procedures en werkwijze; dus om de rol die de registratuur in de administratie vervulde en de hulpmiddelen die zij daarbij gebruikte. Lakeman, bijvoorbeeld, gaf in zijn boek een uitvoerige beschrijving van hoe hij de ideale registratuur zag. Gouverneur was daarin beknopter, maar in het Dordtse archief vond ik een uitvoerige nota waarin een ambitieuze ambtenaar zijn visie op de secretarie ontvouwde.6 Waartoe dient dit alles? Ter voorbereiding op de module Organisaties en hun registratuur, die onderdeel is van de master archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, onderzocht ik de archiefvorming van Dordrecht tussen glo baal 1780 en 1920. (Dat onderzoek diende tevens voor een paper voor een congres over archiefgeschiedenis in Toronto.) Deze casus moet studenten als voorbeeld en verklaringsmo del dienen voor hun eigen onderzoek. De ver schijnselen in de casus vergelijk ik met andere gemeenten om overeenkomsten en verschillen op te sporen. Uiteindelijk zal dit moeten leiden tot een gemeentelijke registratuurgeschiedenis, tenminste voor de negentiende en begin twin tigste eeuw. Daaraan is gebrek. Voor de rijksover heid beschikken we over syllabi van achtereen volgens Ribberink, De Graaff en Van Schie, maar de gemeente is nog goeddeels onontgonnen ter rein.7 De DIVA-discussielijst heeft daarbij het veldwerk aanzienlijk vergemakkelijkt. Boven dien blijkt dat vele collega's actief geïnteresseerd zijn in registratuurgeschiedenis, deels uit gezon de, beroepsmatige nieuwsgierigheid, deels uit pragmatische overwegingen, omdat ze met een inventarisatie bezig zijn en de oorspronkelijke orde willen doorgronden. Daaraan kan dit onderzoek bijdragen. Ondertussen kunnen we ook nog wat leren van Gouverneur. Dat het met zijn ordening slecht is afgelopen, schreef ik al hierboven. Met zijn selectie ging het niet veel beter. Gouverneur selecteerde wel, maar vernietigde niet. De pro vinciale inspecteur vond bij zijn bestandsopna me in 1953 de zolder van het gemeentehuis vol met O-stukken - ongeordend uiteraard. En van wat in de kluis aan B-stukken stond oordeelde hij zeker 80 procent als voor vernietiging in aan merking komend. De gemeentesecretaris zag wel de noodzaak van het op orde brengen van de archiefkluis in; zelfs begreep hij wel dat het sten- cilapparaat en de fotokopieermachine er niet hoorden. In het uitzoeken van de zolder had hij niet veel trek. Nog nooit had hij er een stuk van nodig gehad.8 In de marge van zijn nota aan B&W krabbelde een (vermoedelijke) bestuurder: 'al die oude rommel verbranden, dan ziet de ambtenaar de provinciale inspecteur, PJH) niets meer.' 23 Door Peter Horsman* Abonnees op de DIVA-discussielijst zullen zich mis schien herinneren dat ik begin september een vraag stelde over gemeentelijke registratuurstel sels. Bij het onderzoek naar de ontwikkeling van de registratuur in de negentiende en twintigste eeuw stuitte ik op de naam J.P. Gouverneur, burgemeester van Sassenheim van 1920 tot 1940. Deze actieve bestuurder, naar wie in het bollendorp een respec tabele straat is genoemd, was eerder gemeentese cretaris van Zevenaar geweest en daar geïnteres seerd geraakt in de gemeenteadministratie. Lokale stelsels Gemeente Dordrecht. V c-Sru. i-.-. '3'3 I? /de-.*?'-•*&/y -»-» Z i Stadsarchief Dordrecht (stadsarchief 6, inv.nr. 1360). Foto: Ad Molendijk. Peter Horsman is werkzaam bij de Archiefschool. Noten Secretariearchief Sassenheim, dossier 1116. 2. J.P. Gouverneur, Registratie Archiefmateriaal. Amsterdam: Blikman en Sartorius, 1926. Eerste druk onder dezelfde titel en in dezelfde vormgeving (maar ander zetsel), Sassenheim: J.W. de Gruyter, 1922. Het voorblad heeft in beide edities de titel: Registratie en Archief. Bloemen laat zich in zijn syllabus Registratuur nogal denigre rend uit over de schrijfstijl van Gouverneur. 3. Dank aan collega Rienk Jonker, die - nieuwsgierig geworden - het internet afstruinde. 4. C.M.P.F. van den Broek en P.G.M. Diebeis, Inventaris van de gemeente Sassenheim 1702-1990. Leidschendam: Doxis, 1999. Niet gepubliceerd. Ik dank Miranda Heemskerk van de Sassenheimse secretarie voor haar medewerking en gastvrijheid. 5. Ik heb dankbaar gebruik kunnen maken van een tweetal syllabi over registratuur die in het begin van de jaren vijftig voor de toen nog priva te Archiefschool van Van der Gouw en Bloemen door laatstgenoemde zijn samengesteld. 6. Stadsarchief Dordrecht 8A (Dossiers tot 1945) inv.nr. 274. 7. Formsma, bijvoorbeeld, is heel summier over de gemeentelijke rubriekenstelsels en noemt alleen het Bloemendaalse stelsel. W.J. Formsma, 'Het inventariseren van archieven', Nederlands Archievenblad 77 (1973) 1. blz. 1-80 (Ook afzonderlijk als overdruk ver spreid). Voor het rubriekenstelsel blz. 28. 8. Secretariearchief Sassenheim, dossier 1121. archievenblad november 2003 november 2003 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 11