Onbekend Nieuw-Guineiopgetekend (1) 'i Het archief van de Marine Inlichtingendienst als cultureantropologische bron Nieuw-Guinea Nieuw-Guinea Bestuurlijke indeling van Nieuw-Guinea in 1962 Door Erik van der Doe* Waipari Papoea's uit het zuiden van Nieuw-Guinea met de typische in Asmat- stijl versierde houten schilden halverwege de jaren vijftig. (Nationaal Archief, archief Rijksvoorlichtingsdienst, collectie Elsevier, nr. 141 1244.) Ü7-V» Met de overdracht van het archief van de Marine Inlichtingendienst in Nederlands Oost-lndië en Nieuw-Guinea aan het Nationaal Archief is een bij zondere bron voor onderzoek vrijgekomen, en niet alleen voor politieke of militaire geschiedschrijving, ook voor cultureel-antropologisch onderzoek. Archieven worden soms gebruikt voor een geheel ander doel dan waarvoor zij zijn aangelegd. Rechterlijke archieven kunnen een inkijkje geven in het dagelijks reilen en zeilen in dorpen, financiële administraties kunnen scheepvaartbewegingen in kaart brengen en aan de hand van kwitanties kun nen uitgevers en drukkers worden achterhaald of details van historische gebouwen worden gere construeerd. Dat Nederlandse bronnen ook voor buiten- Europese geschiedenis van groot belang zijn, toont bijvoorbeeld het archief van de VOC, dat veel (nergens anders beschikbare) gegevens bevat over de geschiedenis van Aziatische en Afrikaanse landen en volken. Voor de historie van het voorma lig Nederlands-Indië is veel infor matie beschikbaar en die wordt ook veelvuldig gebruikt. Het onderzoek naar de geschiedenis en de bevolking van het huidige Papua (tot 2002 Irian Jaya) is een nagenoeg onontgonnen terrein. Het archief van het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Ge nootschap (zie de bijdrage van Eric Hennekam elders in dit num mer) is een ander voorbeeld van een belangrijk archief voor onderzoek naar, wat vroeger heette, vreemde volken. Voor de samenleving van de Papoea's in Nieuw-Guinea levert een geheel onverwachte bron gegevens over de inrichting van hun samenleving. Het betreft hier informatie van een Nederlandse militaire inlichtingendienst, die met een totaal ander oogmerk is verzameld dan waarvoor zij nu gebruikt kan worden. Dit is temeer bijzonder omdat het om een samenle ving gaat die nauwelijks gedocumenteerd is en waarover weinig bekend is. Onlangs is het archief van de Marine Inlichtingendienst (MARID) in Nieuw-Guinea (1945-1963) overge dragen aan het Nationaal Archief en daarin bevindt zich onder andere een registratie van alle dorpen in het Nederlandse deel van het eiland, een in historisch-antropologisch opzicht belangwekkende vondst die beslist nader onder zoek verdient. En dat in het jaar dat het precies veertig jaar geleden is dat Nieuw-Guinea bij Indonesië werd gevoegd. Ontoegankelijk Nieuw-Guinea Het eiland Nieuw-Guinea behoort ongetwij feld tot de meest onbekende gebieden ter wereld. Niet alleen van het land zelf, ook van zijn inwoners en hun cultuur weten we nog altijd weinig. Tot ver in de twintigste eeuw waren grote delen van het eiland terra incogni ta. Het eiland is ongeveer 2.500 km. lang en bijna 800.000 km2 groot (ter vergelijking: Nederland heeft een oppervlakte van circa 40.000 km2) en is daarmee het grootste eiland in Melanesië en het één na grootste ter wereld. Het voormalige Nederlandse West-Nieuw-Guinea omvat ruim 550.000 km2, kent een unieke flora en fauna en telt ongeveer een miljoen inwoners. De naam is door de Spanjaarden gegeven die in de zestiende eeuw de bevolking er veel overeen komsten vond vertonen met die in het Afrikaanse Guinea (Guinee). Hoewel het eiland al eeuwen bekend was, kwam men pas voor het eerst in het onherbergzame binnenland in de tweede helft van de negentiende eeuw (militai ren, zendelingen en enige handelaren) en dan nog in zeer beperkte mate. Eén van de meest ontoegankelijke, en vanwege het koppensnellen ook gevreesde, delen is het centrale bergland. De Baliemvallei, een door ber gen omsloten vlakte van circa 60 bij 25 km, werd pas in 1938 door de derde Nederlands- Amerikaanse Archbold-expeditie ontdekt. Het was een nagenoeg zuivere stenentijdperkbescha- ving die men aantrof. De bijna honderdduizend Dani-Papoea's daar leefden nog volkomen in het neolithicum, dat wil zeggen dat zij zich uitslui tend behielpen met gereedschappen van steen, hout en beenderen. Stenen bijlen werden in de steel gezet door ze in de oksel van takken vast in het hout te laten groeien. Metaal en textiel waren onbekend en schelpen en varkens werden als betaalmiddelen gebruikt. Omdat de vallei in het ontoegankelijke binnenland ook nog door bergen omsloten ligt, verkeerde men in een haast volkomen isolement, terwijl het om een van de dichtstbevolkte streken van Nieuw- Guinea gaat. Door de hoge ligging is het er rela tief koel en daardoor kan er intensief worden verbouwd. De Dani kenden een geheel eigen cultuur, waarin geweld (en stammenoorlogen, uitgevochten met bijlen, speren en pijl en boog) een grote rol speelden. Pas halverwege de jaren vijftig is men er echt binnengetreden. In de jaren 1959-1962 werd de Baliemvallei onder bestuur gebracht. Bijna tegelijk kwamen toen ook de cultureel antropologen en de etno- graficajagers (denk aan de in 1961 omgekomen, en nooit meer teruggevonden, Michael Rockefeller, de zoon van de Amerikaanse miljo nair). Er werd dan ook wel gezegd dat een gemiddeld Papoeagezin bestond uit zes leden: vader, moeder, drie kinderen en een cultureel antropoloog. In 1961 werd de Harvard-Peabody-expeditie uitgerust om taal en cultuur van de bevolking te bestuderen en vast te leggen. De eerste landing van een Dakota van de vliegtuig maatschappij 'Kroonduif', op de plek die later zou uitgroeien tot de stad Wamena, was een gebeurtenis die voor de bewo ners ongekend was. De Papoea's keken met angst en ontzetting naar die 'grote vogel die uit de lucht neerkwam en waar geesten uit zijn buik kwamen'. In 1959 werd in het centrale bergland het Sterrengebergte ontdekt. En nog steeds geldt dat bepaalde stammen hun oor spronkelijke levenswijze grotendeels hebben behouden, zoals de Marind- Anim in de omgeving van Merauke in het zuiden. De (schaarse en prachtige) oude foto's van Papoea's met een bril, op een oude Puch of met een Bic-pen dooi de neus, doen dan ook erg onwerkelijk aan, een ontmoeting van twee elkaar totaal vreemde werelden. Bestudering van de levenswijze van de Papoea's is daarom voor cultureel antropologen een uitzonderlijke gelegenheid die tegen woordig alleen nog mogelijk is bij weinig van buitenaf beïnvloede animistische volken, zoals de Dogon in Mali, de San (Bosjesmannen) in de Kalahari-woestijn of sommige indianenstammen in het Amazonegebied. De omvang en de fysie ke ontoegankelijkheid van het eiland met zijn uitgestrekte, ondoordringbare mangrovemoerassen, oerwoud en bergen van meer dan 5.000 meter hoog (met eeuwige sneeuw in de tropen), zorgden ervoor dat de bevolking geïsoleerd kon blijven en haar eigen cultuur in stand kon houden zonder inmenging van bui tenaf. Dat Nieuw-Guinea Nederlands eigendom was komt omdat de sultan van Tidore op de Molukken van oudsher aanspraak maakte op het eiland. De Nederlanders namen het officieel pas in 1828 in bezit en in 1848 werd de grens met het door de Duitsers en Engelsen opgeëiste oostelijk deel van het eiland bepaald. En eerst in 1898 werden er van regeringswege spe ciale bestuursambtenaren op het eiland gestationeerd. De zending was er al eer der. In 1855 kwam er een officiële vesti ging van de protestanten (in het noorde lijke deel van het eiland, bij Manokwari), de katholieken vestigden hun eerste post in 1905 (in het zuiden, bij Merauke). In de twintigste eeuw volgden tal van wetenschappers, zoals botanisten, taal kundigen en antropologen. Grote steden zijn er niet. De enige plaatsen van omvang waren Hollandia (het tegen woordige Jayapura), Sorong, Manokwari, Merauke en Biak. West-Nieuw-Guinea was bestuurlijk onderverdeeld in afdelin gen en onderafdelingen. Elke onderafde ling was weer verdeeld in districten. Daarnaast waren er nog vijf zogenaamde exploitatieressorten, waar geen bestuurs- administratie vanuit Hollandia bestond. Met de openlegging van het land veran derde de indeling, werden afdelingen en onderafdelingen samengevoegd of ge splitst en kwamen er districten bij. In 1962 kende Nederlands Nieuw-Guinea zes afdelingen en in het Centrale Bergland waren er nog steeds twee exploitatieressorten. Papoea uit de Baliemvallei halverwege de jaren vijftig met een stenen bijl over de schouder. (Nationaal Archief, archief Rijksvoorlichtingsdienst, collectie Elsevier, nr. 14 LI 278.) Afdeling (hoofdplaats) Onderafdeling (hoofdplaats) 1. Hollandia (Hollandia) a. Hollandia (Hollandia) b. Nimoran (Genjem) c. Sarmi (Sarmi) d. Keerom (Oebroeb) II. Geelvinkbaai (Biak) a. Schouten Eilanden (Biak) b. japen en Waropen (Seroei) III. Centraal Bergland a. Wisselmeren (Enarotali) b. Tigi (Waghete) c. Grote Vallei (Wamena) IV. Zuid Nieuw-Guinea (Merauke) a. Merauke (Merauke) b. Mappi (Kepi) c. Boven Digoel (Tanah Merah) d. Asmat (Agats) e. Moejoe (Mindiptanah) V. Fak Fak (Fak Fak) a. Fak-Fak (Fak-Fak) b. Kaimana (Kaimana) c. Mimika (Kokenao) VI. West Nieuw-Guinea (Sorong) a. Sorong (Sorong) b. Radja Ampat (Doom) c. Manokwari (Manokwari) d. Ransiki (Ransiki) e. Teminaboean (Terminaboean) f. Bintoeni (Steenkool) 10 archievenblad oktober 2003 archievenblad oktober 2003

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 5