e c e n s i e s
ignalementen
Vincent Hovinga Hans van Koningsbrugge (eds.), Orange and Romanov, Letters from members of
the Dutch Royal Family to their Russian relatives in the State Archive of The Russian Federation.
A.P. Sokolov en L.I. Sinicina, Banden tussen het Russisch Keizerlijk Huis en het Koningshuis der
Nederlanden (in de documenten van het Russisch in het Staatshistorisch Archief).
Job de Ruiter, Jan Donner jurist. Een biografie.
literatuur
34
literatuur
35
Nederlands-Russisch Archief Centrum, Groningen, 2003. ISBN 90-77089-02-0,117 biz., 20,00
St.-Petersburg, 1999
Voor wie zich wilde verdiepen in de ver
houdingen tussen de families Oranje en
Romanov bleven de Russische archieven lang
ontoegankelijk. Daardoor konden kwesties uit
de geschiedenis van de Nederlands-Russische
betrekkingen niet goed worden bestudeerd.
Want hoe zat het nu precies met de bereidheid
van tsaar Nikolaas om in 1830 Nederland mili
tair bij te staan tegen de opstandige Belgen en
gewapenderhand te interveniëren? Onze latere
koning Willem II was kort na de Belgische op
stand bereid om in te stemmen met een onaf
hankelijk België, mits hij er zelf koning van zou
worden. Het lobbyen kostte geld en dat kwam
van Willems Russische echtgenote Anna
Paulowna. Een deel ervan zou zijn beland bij
Gijsbert Karei van Hogendorp. Archiefonder
zoek kon wellicht duidelijk maken, wat er nu
werkelijk was gebeurd. Of neem de vraag, wie nu
eigenlijk het initiatief nam voor het huwelijk
tussen kroonprins Willem en de Russische groot
hertogin Anna Paulowna. Daarover zijn ver
schillende versies in omloop en de toegankelijke
bronnen waren tot voor kort beperkt tot het
Koninklijk Huisarchief in Den Haag en het
Staatsarchiv Thuringen in Weimar, dat zelfs in
de DDR-tijd ongehinderd geraadpleegd kon
worden. Van beide archieven maakte de
Canadese historicus S.W. Jackman in 1969
gebruik, helaas zonder precieze vindplaats te
noemen. Hij publiceerde een selectie uit de
briefwisseling tussen Anna Paulowna en haar
Russische familie.1 Jackman biedt een fascine
rend inzicht in de onderlinge verhoudingen van
de Romanovs.2
Er zijn de notoir onbetrouwbare bronnenpubli
caties van Colenbrander naar aanleiding van
zijn onderzoek vóór 1917 in Russische archie
ven. 3 Passages die de autoriteiten onwelgevallig
konden zijn of die hij pijnlijk vond voor leden
van het Koninklijk Huis, liet hij weg.
Afgezien van Russische 'dikke tijdschriften' en
memoireliteratuur met observaties over
Russische royalty, moesten we het hiermee
doen. Totdat in 1999, met financiële hulp van
het Nederlandse consulaat-generaal in St.-
Petersburg, een inventaris van de documenten
met betrekking tot de banden tussen het huis
Romanov en het huis van Oranje uit het
Russisch Staatshistorisch Archief in St.-
Petersburg verscheen. Bovendien publiceerde
het Nederlands-Russisch Archief Centrum
(NRAC) in Groningen in 2003 een inventaris
van de brieven van leden van het Nederlandse
koninklijk huis en hun Russische familieleden.
Die correspondentie bevindt zich in het
Staatsarchief van de Russische Federatie in
Moskou. Deze laatste publicatie werd gefinan
cierd door de Nederlandse ministeries van
Buitenlandse Zaken en OCenW. Uit beide inven
tarissen blijkt dat het Petersburgse archief offi
ciële, protocollaire en financiële stukken bevat,
terwijl het Moskouse archief de privé-correspon-
dentie van de leden van het huis Romanov
beheert.
De Russische onderzoekers Sokolov en Sinicina
hebben alle collecties van het Russisch
Staatshistorisch Archief doorgevlooid op de
onderwerpen 'Nederland' en 'Oranje'. Hun
beschrijvingen van de gevonden stukken zijn
keurig en zonder poespas bij elkaar gezet. Naast
de Russische tekst staat een redelijke
Nederlandse vertaling.
De publicatie van de Moskouse inventaris van
de privé-brieven van de Oranjes en de
Romanovs in de periode van 1809-1865 door
het NRAC lijkt heel wat pretenties te hebben.
Het boekje begint met een uitvoerige inleiding,
is voorzien van een notenapparaat en verrijkt
met zestien illustraties. Het is geschreven in een
bepaald soort Engels. Bij het doorbladeren leek
het mij veelbelovend. Zo las ik een beschrijving
van een uit Madrid gestuurde brief, gedateerd
augustus 1812, van de Prins van Oranje aan de
Russische grootvorst Constantijn. Met deze brief
liet Willem merken dat hij nog steeds een serieu
ze kandidaat was op de Europese monarchale
huwelijksmarkt. Hiermee wordt bevestigd wat
Anna Paulowna vele jaren later aan haar kamer
heer Aeneas Mackay vertelde (J.P. Duyverman,
Mackay dienaar des konings, Houten, 1987, blz.
26). Ik had die versie over het eerste contact van
de Prins van Oranje met de Romanovs nooit
echt geloofd en nu bleek ze toch waar. Willem
had zich dus wei degelijk zelf aangemeld als
huwelijkskandidaat voor een tsarendochter.
Bij verder lezen rezen de eerste twijfels aan de
kwaliteit van de publicatie. De brief die mijn
belangstelling had getrokken, was volgens de
inventaris geadresseerd aan (de niet bestaande)
Konstantin Nikolayevitsj in plaats van aan
Konstantin Pavlovitsj.
De samenvattingen van de brieven lijken
gemaakt door iemand die Russisch als moeder
taal heeft en niet door een Nederlander. Dit
omdat de Engelse tekst vertaalfouten kent met
'de' en 'een' (het Russisch kent geen lidwoorden)
en stilistische merkwaardigheden. Zoals infor
meren naar de 'toestand van iemands gezond
heid'. Dit is een voorbeeld van bureaucratisch
taalgebruik dat in de tijd van Chroesjtsjov in
zwang raakte. Het NRAC zal toch niet een kant
en-klare Engelse vertaling van een inventaris
gekocht hebben van het Staatsarchief van de
Russische Federatie? De Nederlandse bijdrage
zou dan hebben bestaan uit het redigeren van de
ruwe tekst, het laten opzoeken van enkele bio
grafische gegevens voor de voetnoten door een
student-assistent en het zetten van de namen
van enkele medewerkers van het NRAC als
auteurs op de voorpagina. Dit op de plaats waar
de namen van de Russische samensteller en de
vertaler zouden moeten staan.
Hinderlijk is dat de samenvattingen van de cor
respondentie vooral algemeenheden bevatten
en daardoor geen inzicht in de inhoud van de
brieven of zelfs onjuiste informatie verschaffen.
De brieven van Willem aan Nikolaas van 8 okto
ber 1836, 24 februari en 20 maart 1837 zouden
gaan over onderhandelingen met Engeland. De
tweede brief over een reis naar Berlijn en de
derde zou volgens de samenvatting gaan over de
archievenblad
oktober 2003
problemen die de Nederlandse gezant in
Rusland, Van Heeckeren, ondervindt als gevolg
van zijn relatie 'met Baron d'Anthes, die de
beroemde dichter Poesjkin in een duel dodelijk
verwondde'. Geen van de drie brieven gaat ech
ter over wat er in de beschrijving wordt
genoemd. De correspondentie handelt over een
uiterst precaire aangelegenheid. In de eerste brief
beklaagt Willem zich erover dat de keizerin in
Petersburg tijdens een particuliere audiëntie aan
Van Heeckeren had gevraagd 'hoe lang het eeu
wige verblijf van de Nederlandse troepen aan de
Belgische grens nog moest duren?' Een retori
sche vraag van haar. 'Het verblijf was nodig
omdat kroonprins Willem zo nodig soldaatje
moet spelen en hij er niet van houdt bij zijn
vrouw in Den Haag te zitten.' Van Heeckeren
had in zijn rapport gemeld dat de keizerin
hoogstwaarschijnlijk alleen haar man had nage
praat. De enige conclusie die Den Haag daaruit
kon trekken, was dat Nederland in de Belgische
kwestie niet langer op Russische steun hoefde te
rekenen. Van Heeckeren werd vanwege het over
brieven van deze opmerkingen door Nikolaas en
Willem tot zondebok gemaakt. Willem deelt in
de laatste brief mede dat Van Heeckeren onmid
dellijk zal worden teruggeroepen.
De voetnoten beperken zich meestal tot het jaar
van geboorte en dat van overlijden van de per
soon naar wie ze verwijzen. In noten wordt
soms wel, maar soms ook niet verwezen naar
een eerdere publicatie van het betreffende stuk
bij Colenbrander. Soms bevatten de noten perti
nente onjuistheden. Poesjkins moordenaar,
Georges d'Anthes, was niet officieel door de
Nederlandse gezant in St.-Petersburg geadop
teerd. Dat is inmiddels al 66 jaar bekend, maar
Hovinga en van Koningsbrugge noemen hem
nog steeds de pleegzoon van Van Heeckeren.
Gezaghebbende artikelen en monografieën die
betrekking hebben op bepaalde kwesties in de
correspondentie worden nergens genoemd. Zo
lijkt het alsof voor de oprichting van het NRAC
niemand zich ooit met de bestudering van de
Nederlands-Russische betrekkingen heeft bezig
gehouden. Moedwillig verzwijgen of pure onwe
tendheid? Hoe het ook zij, het is een elk geval
geen toeval dat andere publicaties van het
NRAC aan hetzelfde euvel lijden.
Frans Suasso,
Naarden
Noten
1 S.W. Jackman, Romanov relations: the private corre
spondence of tsars Alexander!, Nicholas I and the
Grand Dukes Constantine and Michael with their sis
ter Queen Anna Pavlovna, 1817-1855. London, 1969.
2 S.W. Jackman, De Romanov relaties. Uit de privé-cor-
respondentie van Anna Paulowna en haar familie.
Baarn 1987. Zie ook Hella S.Haasse en
S.W. Jackman, Een vreemdelinge in Den Haag: uit de
brieven van koningin Sophie der Nederlanden aan
LadyMalet. Amsterdam, 1984.
3 Ik bedoel de tussen 1905 en 1922 uitgegeven
22 delen van diens Gedenkstukken derAlgemeene
Geschiedenis van Nederland, 1795-1840.
Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2003
ISBN 90-5352-888-1, 344 blz., 24,50
Jan Donner, grootvader van de huidige
minister van Justitie in het kabinet-Balkenende
II en vader van de bekende schaker Hein, was
een zeer begaafd jurist en een markante per
soonlijkheid. De antirevolutionair Donner was
voor de oorlog minister van Justitie in twee
extra-parlementaire kabinetten. Na de Tweede
Wereldoorlog was hij vooral befaamd als presi
dent van de Hoge Raad.
De Ruiters belangstelling voor Donner werd
gewekt door een aantal persoonlijke ontmoetin
gen met hem. Donner zelf was wars van publici
teit en heeft in zijn leven maar een enkele keer
een interview gegeven. Hij maakte het een
potentiële biograaf ook niet gemakkelijk door
een stevige opruiming te houden in zijn per
soonlijke papieren. Ook de meeste nazaten van
de familie Donner waren niet scheutig met
informatie. Een soort beknopt familie-archief
Donner is uiteindelijk door de medewerking van
zijn jongste dochter toch tot stand gekomen.
Verder kon De Ruiter putten uit Donners in
1970 voor zijn kinderen en kleinkinderen opge
stelde memoires tot 1946.
In deze biografie analyseert en geeft oud-minis
ter De Ruiter inzicht in Donners opvattingen en
wijze van denken aan de hand van stukken uit
zijn loopbaan als minister en voorzitter van de
Hoge Raad. Een 'verzakelijkt' levensverhaal dat
het karakter heeft ge
kregen van een poli
tieke en parlementai
re geschiedenis.
Toch is er voldoende
naar voren gekomen
om een persoonlijke
toets aan dit boek te
geven. De Ruiter laat
zien hoe Donner na een succesvolle ambtelijke
loopbaan minister werd. Hier kon hij geheel zijn
eigen gang gaan omdat hij geen partijman was
en binnen de ARP een zelfstandige positie
innam. Nadat het tweede kabinet waarin hij zit
ting had in 1933 op een door hem ingediend
bezuinigingsontwerp was gesneuveld, werd
Donner lid en later president van de Hoge Raad.
Een belangrijk deel van de biografie wordt inge
nomen door Donners activiteiten gedurende de
Duitse bezetting. De zeer bekritiseerde rol van de
Hoge Raad in de bezettingstijd en Donners ont
slag worden in een nieuw licht gesteld. De Ruiter
stelt vast dat, anders dan veelal wordt aangeno
men, Donners inzichten niet ver van die van de
andere leden van de Hoge Raad waren verwij
derd. Het feit dat Donner twee keer door een
misverstand in hechtenis en gijzeling is geno
men door de Duitsers heeft hem wellicht voor
echte keuzes behoed en maakte van hem hier
door blijvend een symbool in Nederland.
Donner was een gewoon mens met zijn fouten,
aarzelingen en twijfels, maar ook een zeer van
zijn gelijk overtuigde en dominante debater. Hij
was een kind van zijn tijd, met een weinig kriti
sche blik op het in eigen gereformeerde en anti
revolutionaire kring gangbare. Op cultureel
gebied was hij een onbeschreven blad. Donner
was de werkzame combinatie van eenvoud en
een stevig gevoel van eigenwaarde, gepaard
gaande aan onder andere grote ijver en doorzet
tingsvermogen.
Het boek bevat bijzonderheden over Donners
persoonlijke leven en de vele functies die hij
heeft bekleed, waarbij de beschrijving van zijn
werk als president-curator van de Vrije
Universiteit een bijzondere plaats inneemt.
Voor dit boek deed De Ruiter onder andere on
derzoek in het Nationaal Archief, de gemeente
archieven van Deventer en Rotterdam, het ar
chief van de Vrije Universiteit en het Historisch
Documentatiecentrum voor de Geschiedenis
van het Protestantisme. Het boek is per hoofd
stuk geannoteerd en voorzien een personenre
gister en een lijst van geraadpleegde literatuur.
Het leest zeker niet als een roman, maar dat kan
gezien het onderwerp ook niet. Het is en blijft
toch taaie, maar interessante kost.
Harry Strijkers
Rectificatie
De recensie van het proefschrift van
Kaj van Vliet in de vorige aflevering van
het Archievenblad is van de hand van Erika
Hokke.
J (TU- D E R U I l t K
oktober 2003
archievenblad