Laat zien die geschiedenis!
i
de praktijk
23
Door Nicoline J. Ekama van Dorsten*
Een daglang op harde stoeltjes zitten en tal van sprekers aanhoren over RHC-vorming en fusies, de provin
ciale culturele infrastructuur, opgaan in een groter geheel of een zelfstandig instituut blijven en tenslotte
hoe de marketing van de historische handel aan te pakken. Dat hadden de deelnemers van het seminar
'Laat zien die geschiedenis!' op 20 maart jl. er wel voor over. Temeer daar er ook veel tijd was ingeruimd
om hun eigen mening kenbaar te maken. De dag was het afscheidscadeautje voor Fieke Krikhaar, nu ex-
projectleider van de RHC-vorming en stond onder leiding van dagvoorzitter prof.dr. Eric Fischer.
Hoewel wat laat, toch mag een terugblik op deze dag natuurlijk niet ontbreken. Speciaal hiervoor sloegen
Radicaal en het Archievenblad de handen ineen met onderstaande impressie als resultaat.
In zijn openingswoord ruimde algemeen
rijksarchivaris Maarten van Boven direct een
misverstand uit de weg: het was niet onder
staatssecretaris Van der Ploeg dat het proces van
RHC-vorming kon beginnen, maar onder zijn
voorganger Aad Nuis. Vervolgens liet Van Boven
de geschiedenis van dit proces de revue passe
ren: het pragmatische begin in een aantal pro
vinciehoofdsteden en de rol van de Rijksarchief
dienst, de betrokkenheid van OCenW, het stre
ven naar cultuur als confrontatie dat uitmondde
in de nota 'Archieven in de etalage', en later de
Archiefbrief 'Interactief Archief waarin de histo
rische beleving centraal kwam te staan.
Fusie en integratie
Fusieprocessen kennen veel valkuilen:
onderschatting van de beheersmatige druk, de
financiële aspecten, de plaats van het personeel,
etc. In Zwolle, waar in januari 2002 het
Historisch Centrum Overijssel van start ging,
kunnen de fusiepartners er van meepraten.
Volgens Bert Looper, directeur van het
Historisch Centrum Overijssel, raakt een fusie
vooral de medewerkers; hun geduld is van essen
tieel belang. Een vroegtijdige betrokkenheid bij
het fusieproces is essentieel. Bijvoorbeeld door
personeel van de partnerorganisaties te laten
samenwerken als voorloper op en onderkenning
van het nieuwe van de toekomstige organisatie.
Dat de molens langzaam draaien in archieven-
land blijkt wel uit het feit dat, ondanks dat de
fusie in Overijssel een succes mag worden
genoemd, dit door veel medewerkers nog lang
niet zo wordt gevoeld of dat het gevoel zelfs nog
op gang moet komen.
Prof.dr. Léon de Caluwé (Twijnstra Gudde
Management Consultants/ faculteit Econo
mische Wetenschappen en Bedrijfskunde, VU
Amsterdam) sloot hierbij aan door te stellen dat
fusie en integratie twee te onderscheiden proces
sen zijn. Fusie is het juridische en bestuurlijke
proces en integratie het één worden van de
voormalige organisaties. Het eerste is vrij mak
kelijk; het tweede erg ingewikkeld.
In de private sector wordt uitsluitend gefuseerd
om strategische redenen: vergroting van de
markt; uitbreiden van producten; synergie
(samen iets nieuws maken). Integratie is hier dus
altijd een belangrijk punt. Fusies in de publieke
sector (onderwijs; gezondheidszorg) worden
vaak direct of indirect afgedwongen, aldus De
Caluwé. De ervaring leert dat driekwart van de
fusies mislukt (voornamelijk door onmogelijk
heid van integratie of uitblijven van de gewens
te resultaten) en dat de psychologische kosten
zwaar worden onderschat.
De RHC-sector is gespeend van dit alles. Fusies
gaan langzaam, zonder druk, synergiedoelen,
bezuinigingen, ontslagen of overnames en in de
kern blijft het werk hetzelfde. Het zijn fluwelen
fusies, ja, eigenlijk meer schaalvergrotingen
waarbij de omvang gemiddeld verdubbelde en
het aantal eenheden met de helft verminderde.
De fusie kan een proces van vernieuwing beteke
nen. Men is wakker geschud en gaat pro-actief
nadenken over nieuwe doelgroepen, producten
en wellicht ook een nieuwe positionering. Dat
kan leiden tot samenwerken en/of fusies met
hele andere instellingen en tot het creëren van
nieuwe competenties.
In de discussie werd er veel positiefs beweerd
over het nut van fusies - en dan niet alleen tus
sen archieven, maar ook met andere partners uit
de erfgoedsector - en bijgevolg de RHC's: groter
publieksbereik, aanboren van nieuw publiek,
midden in het culturele leven staan en erin par
ticiperen, efficiencywinst, kwaliteitsverbetering
van producten, etc. Ook samenwerking met
omroepen of het onderwijs ziet het archiefveld
beslist als mogelijkheid, hoewel met die laatste
sector volgens Erfgoed Actueel wel wat meer
overleg mag zijn. Vanwege al die ambities is wel
een verandering in mentaliteit onder de
bestaande en daarnaast het aantrekken van
nieuwe medewerkers noodzakelijk, vooral op
gebied van PR en communicatie. De integratie
van oude en nieuwe benaderingen (c.q. mensen)
blijkt in de praktijk ook heel erg mis te kunnen
gaan.
Om je doel te bereiken heb je massa nodig en
geld. Massa bereik je wel met fusies, geld om
ambities waar te maken, veranderingen door te
voeren, nieuw personeel aan te trekken, etc. is
een lastiger kwestie. En hoe noodzakelijk is een
Dagvoorzitter Eric Fischer geflankeerd door Léon de
Caluwé (links) en Bert Looper (rechts).
prestigieus nieuw gebouw eigenlijk als er
steeds meer digitaal gebeurt? Misschien
niet noodzakelijk, maar wel aantrekkelijk
als het om samengaan van instellingen
gaat, vooral als het gebouw een centrale,
duidelijk zichtbare, fysieke positie
inneemt.
Culturele infrastructuur
Wat is een culturele infrastructuur
eigenlijk? In de woorden van Jan van
Maasakkers, hoofd Cultuur van de pro
vincie Gelderland, bestaat deze uit twee
delen; de hardware (gebouwen) en de
software (organisaties, mensen, traditie,
geschiedenis). Daar invloed op (willen)
hebben is binnen een provincie een
kwestie van kiezen. Veel wat binnen die
infrastructuur valt hoort bij gemeente of
rijk. De provincie hangt daar een beetje
onzichtbaar tussenin en kan niet veel
meer dan stimuleren, faciliteren, regisse
ren en regionaal beleid op cultuurgebied
tot stand brengen.
Al jaren pleiten met name IPO en VNG
voor een prominentere plaats voor het
regionale cultuurbeleid in het rijkscul-
tuurbeleid. Hiertoe hebben alle provin
cies cultuurprofielen opgesteld.
Archieven zijn een belangrijk onderdeel
van het cultureel profiel. De provincie
Gelderland is een warm voorstander van
RHC's, zoals er reeds in Arnhem een is
opgericht terwijl in de Achterhoek met
zijn middelgrote gemeenten een pilot-
project gaande is.
De provincie als daadkrachtig regisseur
van de vernieuwing in de archiefsector,
daar geloofde Douwe Huizing, directeur
van het Drents Archief, niet in. Het pilot-
onderzoek in het archiefconvenant 2002
naar die regierol bij de verbetering van de
infrastructuur op het gebied van cultu
reel erfgoed kon bij gebrek aan belang
stelling zelfs niet doorgaan!
Uit de discussies rond de ontwikkeling
van de toekomstvisie van het noordelijk
convenantsgebied blijkt dat de betreffen
de provinciale besturen weinig affiniteit
hebben met archieven. In Drenthe heeft
dit geleid tot een variant binnen de RHC-
vorming. Volgens de klassieke aanpak
was er geen aantrekkelijke verloofde
voorhanden en de provincie voelde zich
niet geroepen actief te bemiddelen. Het
Drents Archief begon op eigen kracht
met zelfontwikkeling en een nieuwe
positionering binnen de Drentse erfgoed
sector en maakte kenbaar makelaar in erf
goed te willen zijn: actief nieuwe doel
groepen opzoeken en publieksactivitei
ten ontwikkelen. Inmiddels is de jaarlijk
se publieksmanifestatie Drents Erfgoed
Actueel een begrip, is er een fullcolour
archiefmagazine en vooral samenwer
king met andere culturele instellingen.
Belangrijker nog: er ontstond een infor
meel platform van de directeuren van de
zes grootste erfgoedinstellingen om
eveneens gezamenlijk aan belangenbe
hartiging te doen. Op dit moment wordt
zelfs gesproken over een strategische
alliantie met het Drents Plateau op het
terrein van erfgoededucatie.
De provinciale overheid in Drenthe kijkt
op afstand toe en beperkt zich tot haar
formele betrokkenheid. Archieven open
voor een breed publiek? Prima, als het
maar geen geld kost! Door het initiatief
van het Drents Archief om bij de
gemeenten en waterschappen van onder
op de archieven als erfgoed op de kaart te
krijgen functioneert er nu een
Provinciale Kring van Archiefbeheerders,
die warm lopen voor samenwerken waar
dat loont.
Het komt altijd op de inzet van personen
neer, zo bleek uit de discussie, ook wat
betreft de rol van de provincie. Maar ook
met een actieve archiefinspecteur of
gedeputeerde voor Cultuur moeten de
archieven zelf met input en ideeën
komen. Erfgoededucatie is een aparte dis
cipline en om daarin een spin in het web
te worden gaat het niet zozeer om de
content, maar vooral dat informatie bij
het publiek terecht komt. Een 'sexy' part
ner ben je als je een brede basis hebt, dan
stromen de bezoekers toe en daarin ligt
ook het meetbare effect van de RHC's.
Maar, zo werd opgemerkt, de erfgoedsec
tor is veel breder en erfgoedhuizen zou
den zich dus ook breder moeten profile
ren. Archeologie, bibliotheken, monu
mentenzorg en musea zijn belangrijke
spelers. In eerste aanleg zijn archieven
niet de meest logische partners, zelfs niet
wat betreft initiëring van historische cen
tra. Is er wel sprake van synergie met
deze instellingen?
Er blijkt veel verschil te zijn in het flore
ren van en de samenwerking met histori
sche verenigingen. In ieder geval is er
nooit onderzoek gedaan naar de samen
stelling ervan. Waar er een nauwe samen
werking is. betekent deze vrijwel altijd
een stimulans voor de archieven, bij
voorbeeld voor het samenstellen van
gebruikersraden, de inzet van vrijwilli
gers voor digitalisering, e.d. Niet iedereen
is het ermee eens datje eerder geld moet
vrijmaken om nieuw publiek te bereiken
dan om het oude te onderzoeken, maar
wel datje hierin verder kunt gaan dan de
historische verenigingen.
archievenblad
augustus 2003
augustus 2003
archievenblad