Mijlpaal en leermiddel Overbrenging archief van het Kabinet van de Ministe-President (1942-1979): de praktijk de praktijk mm Op maandag 3 maart 2003 legde het 'schip van staat' aan bij het Nationaal Archief (NA) om 340 meter archief te lossen. 'Stuurman' drs. W.J. Kuijken, secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken (AZ), en 'havenmeester' dr. M.W. van Boven, algemeen rijksarchivaris, tekenden voor de overbrenging van de archie ven van het Kabinet van de Minister-President (KMP), het eigenlijke beleidsorgaan van AZ, over het tijdvak 1942-1979. Fungerend minis ter-president (MP) Balkenende en oud-minister- president Van Agt waren kroongetuige van dat moment. In zijn toespraak had de MP zijn visie op de evolutie van zijn ambt ontvouwd. Van Boven schetste eerder de betekenis van zijn aanwinst en rakelde en passant de publie ke discussie over het Nieuw-Guinea-beleid van oud-minister Jo seph Luns weer eens flink op. Gerbrandy- biograaf prof. Fasseur belichtte diens leven en werken, ten aan- hore van de oudste zoon en van de naaste medewerker van de oorlogspremier in de Londense jaren 1940- 1942, dr. Kasteel. Diens hoge leeftijd (101) be lette hem niet om enkele herinneringen aan zijn voormalige patroon op te halen. Een keur aan genodig den was aanwezig bij de luisterrijke middag. Een dik dozijn archief werkers uit alle winds treken die metterdaad hadden bijgedragen aan het in 'staat van overbrenging' krijgen van het KMP-archief, nam deel aan dit geslaagde feestje met een mooie 'media-impact' als dessert. Het KMP-archief 1942-1979, hoogwaardige kennisbron voor het recente verleden, is een parel in de kroon van het NA en een goudmijn voor onderzoekers. Hier wil ik nog een ander opvallend aspect van de overbrenging centraal stellen. AZ is namelijk het eerste ministerie dat over de volle omvang van zijn bemoeienisgebie- den de verkorte overbrengingstermijn van de Archiefwet 1995 (AW95) in praktijk heeft gebracht. Het enige staatsinstituut dat daarin voorging, is het Kabinet der Koningin (KdK) met zijn archieven tot en met 1975 - zelfs in de over brenging van archieven wordt de préséance blijk baar gerespecteerd. Nu is AZ van oudsher het kleinste ministerie, met een bijpassend archief. De voortrekkersrol van AZ is dan ook minder van kwantitatieve als wel van kwalitatieve bete kenis. Dat heeft alles te maken met de taken en bemoeienisgebieden van de MP zelf en van zijn ministerie. Globaal zijn dat: voorzitterschap en secretariaat van de Ministerraad (MR) en de vaste colleges daaruit, met inbegrip van de geïn stitutionaliseerde verbindingen naar de zoge naamde 'ambtelijke voorportalen', en alles in de context van de politieke dynamiek in en buiten het kabinet. Vervolgens: de ministeriële verant woordelijkheid voor het Koninklijk Huis in staatsrechtelijke zin met inbegrip van de bewa king van de 'eenheid van de Kroon'; de beleids coördinatie op het terrein van de overheidsvoor lichting en de inlichtingen- en veiligheidsdien sten; de rol van de MP als regeringsleider in internationaal verband die vooral in Europees perspectief toenemend gewicht heeft gekregen; en de bevoegdheden van de MP onder het staats- noodrecht, zoals bijvoorbeeld art. 9 lid 2 van AW95. Vervolgens zien we taken die gedurende kortere of langere tijd aan AZ werden toever trouwd uit hoofde van de taakomschrijving van het instellingsbesluit (1947) ('de zorg voor de zaken betreffende het algemeen Regeringsbeleid van het Koninkrijk, voor zover deze zorg niet bepaaldelijk wordt behartigd door een der andere departementen van algemeen bestuur', zoals de beleidscoördinatie inzake de civiele verdediging 1952-1971). En tenslotte nog 'uitvoerende' taken die veelal in subalterne organen gestalte kregen: de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), de Buitenlandse Inlichtingendienst/Inlichtingendienst Buiten land (BID/IDB), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), om alleen de meer permanente te noemen. Archiefoverbrenging onder AW95 kan dan niet anders dan het spannings veld activeren dat in die wet ligt opgeslo ten tussen artikel 14 en 15: openbaarheid en openbaarheidsbeperking. Bij de MP en zijn ministerie zijn we daarvoor ook aan het juiste adres. Immers, deze bewindsman is sinds de 'eerste' Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB, Stb. 1978/581 vervangen bij 1991/703) hoofduitvoerder van die wet op rijksni veau, maar had die kwaliteit ook jegens de Wet Bescherming Staatsgeheimen (WBS, Sb. 1951/92 gewijzigd 1967/377). De pioniersrol van AZ concentreerde zich dus als vanzelf op de 'openbaarheid bij de verkorte overbrengingstermijn'. Dat werd dan ook het pièce de résistance in het voortraject van de overbrenging. Dat traject was in 1991 ingezet met het 'institutioneel onderzoek' van het Project Invoering Verkorting Over brengingstermijn (PIVOT). Dat onder zoek moest de 'handelingen' van het KMP in kaart brengen en voor de bijbe horende archieven een bewerkingsplan formuleren. Naarmate dat onderzoek vorderde, werd het spanningsveld tussen openbaarheid van bestuur en bescherming van staatsgeheimen voelbaarder. Een twee de complicatie ontstond toen, nog vóór een rapport ter tafel lag, acht hooggeleer de historici bij de toenmalige secretaris generaal (SG) van AZ hun vrees uitten dat bewerking van het KMP-archief door de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) tot 'ondeskundige vernietiging' en 'onherstelbare schade' zou leiden. Ook al omdat de activiteit van de MP en zijn ambtelijke omgeving zich nu eenmaal afspeelt op de 'hoofdlijnen' van politiek en bestuur die de ruggengraat van het PIVOT-concept vorm(d)en, werd in het rapport (1993) neergelegd dat 'behou dens het bepaalde in specifieke aanwij zingen' uit het KMP-archief niet vernie tigd diende te worden. Uiteindelijk is slechts in de 'huishoudelijke' sfeer (comptabiliteit en personeelszaken) selectie toegepast aan de hand van de officiële, uit 1962 daterende selectielijst die ook nog met grote terughoudendheid is toegepast. Geen van de acht verontrus te geleerden gaf overigens op 3 maart 2003 acte de présence toen het eindresul taat van tien jaar zorgvuldig archivaris- senwerk ten doop gehouden werd. Van die tien jaar beet de CAS in de jaren 1993-1995 inderdaad de kop af met de bewerking, onder toezicht van AZ en het (toen nog) Algemeen Rijksarchief (ARA), van het 'gewoon' of code-archief van het KMP. Dat werd in twee 'periode- blokken' (1942-1969 en 1970-1979) onderscheiden, waarna de CAS nog een bestandje gedeponeerde (commissie- etc.) archieven verzorgde. Al met al dik 280 meter, die medio 1995 optimaal ver zorgd bij AZ terugkeerden. Daar waren namelijk enkele tientallen 'satelliet archieven' achtergebleven, uiteenlopend van SG-archieven via afdelings- en bureau-archieven of (dossierverzame lingen tot (opnieuw) commissie-archie ven, maar allemaal gesierd met het predi kaat 'geheim' en samen ruim 80 meter. AZ had zich hier de bewerking 'in eigen huis' voorbehouden, waarmee opnieuw bleek hoe zwaar men daar tilde aan dat woord 'geheim'. Toen de CAS het werk in 1995 afrondde, had AZ nog maar een voorzichtig begin kunnen maken, vooral vanwege personeelsgebrek. Even ging het er toen op lijken dat het KMP-project op een lange baan zou komen. 'De politiek' bracht uitkomst. De archiefzorg bij AZ was namelijk onderwerp geworden van eerst publici taire en vervolgens ook parlementaire aandacht. Een formele archiefinspectie bracht vervolgens wel zoveel 'ongerief' aan het licht dat de toenmalige MP aan de Tweede Kamer beterschap moest belo ven. Ter uitvoering daarvan werd in 1996 het ARA te hulp geroepen om alle AZ- archieven ouder dan twintig jaar - AW95 was immers net in werking gesteld - in staat van overbrenging te krijgen. In sep tember 1996 werd 925 meter aan AZ- archieven gedeponeerd in de inmiddels ingerichte beveiligde sectie van het ARA. De projectklok begon te tikken aan de begrote doorlooptijd van tweeënhalf jaar. In mei 1997 waren de 'KMP-satellieten', na schoning nog dik 50 meter, verwerkt in de CAS-bestanden en -inventarissen. Bleef te doen: de 'openbaarheid bij over brenging'. Een eerste probleem daarin was al bij de CAS nadrukkelijk gesignaleerd: de aanwezigheid, in het 'gewoon' archief maar a fortiori in de voormalige 'geheime' satellietbestanden, van bescheiden die als staatsgeheim waren aangemerkt, 'gerubriceerd': krachtens het Beveiligings voorschrift 1961, het Rubriceringsvoor schrift 1949 dan wel de voordien gehan teerde Nederlandse varianten op de Britse Classification and handling of protec ted documents van 1944. Pas de opvolgen de Aanwijzingen voor de beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen bij de Rijksdienst - in 1989 vastgesteld door de MP - hadden in art. 17 bepaald dat rubri ceringen in beginsel tijdelijk zijn, maar op een archief met 1979 als eindcesuur had dat uiteraard nog geen effect kunnen hebben. De aanwezige rubriceringen - zo bijvoorbeeld op 'stukken betreffende de invoer en verdeling van gezaagd naaldhout, 1946-1947' - konden dus formeel gezien alleen maar ingetrokken worden via stuksgewijze derubricering, door dezelfde instanties die de rubricering in het verle den hadden aangebracht. Gezien de aan tallen die door steekproeven aan het licht kwamen, was 'stuksgewijs derubri- ceren' een praktische onmogelijkheid. Aannemelijk was bovendien dat wat zich nu bij het KMP-archief aftekende, zich in de toekomst ook bij andere archieven zou voordoen. Daarom toog een interde partementale werkgroep Derubricering aan het werk, onder leiding van AZ. Die bracht eind 1998 een aanvulling op de Aanwijzingen ter wereld: art. 22a bepaalt voortaan dat bij overbrenging onder AW95 rubriceringen geacht worden te zijn vervallen - een zogenaamd 'generaal pardon' - tenzij de instantie die de rubri cering aanbracht uitdrukkelijk tot hand having adviseert. Een lacune in AW95 was daarmee bekwaam afgedekt, tegen de prijs van een extra stap in het over- 14 15 Door Hein jongbloed* 340 meter KMP-archief. Op de voorgrond een ge(de)rubriceerd rapport van de Inlichtingendienst Buitenland (IDB) met eigenhandig memorandum van minister presidentjoop den Uyl (inv.nr. 7492). Foto Serge Ligtenberg. Memorandum „dienet Buitenland Van: Hoofd Inlicht**^- dc Kinisteatari«-öoner'yv-cn^ d.t-v. dc Secr. ,Ui;cmenO Znfi Kini«t«rie «25/BC/73 5/7"' Met de overbrenging van het archief van het Kabinet van de Minister-President 1942-1979 haal de het Nationaal Archief 'het ultieme archief' bin nen. Tegelijk schreef de rijksoverheid geschiede nis. De Archiefwet 1995 met zijn verkorte overbren gingstermijn intensiveert de spanning tussen 'openbaarheid' en de vereisten van zorgvuldig bestuur. De minister-president beet het spits af - en zo hoort het ook. j.0 oVctol"'1" tirJ-P*v V.ercVw Y.aiV- - tv; aard. 6^ Primeur Ingebouwd spanningsveld Aftrap: PIVOT 'CAS in 't bakkie?' Politieke wind: ARA-hens aan dek Staatsgeheimen tussen regels en praktijk archievenblad juni 2003 juni 2003 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 7