e c e n s i e s
gnalementen
literatuur
Thimo de Nijs en Eelco
Beukers (red.),
Geschiedenis van Holland
deel lila en 1Mb 1795-2000.
P.A. Diepenhorst (red. J. de
Bruijn en R.E. van den
Woude), Herinneringen.
38
literatuur
Allan T0nnesen, 'Al het
Hollandse volk dat hier nu
woont'. Nederlanders in
Helsing0r, circa 1550-1600.
Marlies Hoenkamp-Mazgon,
Palais de Hollande te
Istanboel.
Het ambassadegebouw en
zijn bewoners sinds 1612.
39
Signalementen door Marijke de Bruijne, Peter Sijnke en Harry Strijkers
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2003
ISBN 90-6550-684-5 en 90-6550-685-3, 730
blz., 25,00 (per band)
Ook het laatste deel van de
Geschiedenis van Holland is een vol en
rijk boek geworden. Zo vol dat één deel
te weinig was en deze uitgave in twee
banden is verschenen. Eigenlijk wel heel
toepasselijk, aangezien Holland in de
beschreven periode in twee delen werd
opgesplitst. Na de Franse Tijd werd het
voormalige gewest Holland één provin
cie met twee gouverneurs. Uiteraard
werkte dat niet en daarom ontstonden
in 1840 de provincies Noord-Holland en
Zuid-Holland. In de eerste band (lila)
worden de politieke ontwikkelingen
behandeld, waarbij zelfs heel actueel
ook personen en gebeurtenissen na
2000 aan bod komen, zoals de uit
Noord-Holland afkomstige, maar in
Zuid-Holland woonachtige politicus
Pim Fortuyn die, zoals wij allen weten,
in 2002 in Hilversum werd vermoord.
Verder komen in dit deel onder meer
aan bod: waterstaat, infrastructuur en
stedenbouw (in het hoofdstuk 'Een aan
geharkt en dichtbevolkt land1), econo
mie (met een opvallende foto: meloe
nenteelt onder platglas in het Westiand
omstreeks 1910, p. 223), gezondheid en
gezin en migratie.
De tweede band (Illb) gaat vooral op de
sociale geschiedenis van Holland in,
waarbij sociale verhoudingen, armen
zorg, kerk en levensbeschouwing wor
den behandeld. Tevens krijgen de positie
van Holland binnen Nederland (met
aandacht voor het Hollands als stan
daardtaal) en de volkscultuur (inclusief
folklorisering) hier een plaats.
In zijn slotbeschouwing schrijft Thimo
de Nijs: 'Wat blijft er na ruim 1500 blad
zijden en 32 artikelen over de Hollandse
geschiedenis over van het beeld van
deze regio? In de inleiding van deze
Geschiedenis van Holland is gesteld dat
een krachtige beeldvorming gepaard
gaat aan een zwakke Hollandse identi
teit. De inwoners van Noord-Holland en
Zuid-Holland identificeren zich in
slechts geringe mate met de eigen pro
vincie of het gewest Holland, maar zou
den sterker dan Friezen, Brabanders of
Limburgers georiënteerd zijn op de
nationale staat, de eigen stad of de eigen
regio' (p. 695). Aan het slot van zijn
betoog stelt De Nijs: 'De nationale iden
titeit is immers niet vreemd, of bedrei
gend voor hen: Holland - of preciezer de
Randstad - is het kerngebied van
Nederland gebleven.' (p. 700). Dus
Holland is Nederland? Een stelling waar
nog veel over te discussiëren valt, maar
niet op deze plaats. Ten slotte nog een
woord van hulde aan de beeldredactie:
Geschiedenis van Holland is schitterend
geïllustreerd met plaatjes die er toe doen
en vaak een heel verhaal vertellen (zoals
op p. 430 gay parade, p. 537: een religi
euze sekte en p. 690: Feyenoord-aanhan-
gers). (PS)
Historisch Documentatiecentrum voor het
Nederlands Protestantisme (1800-heden),
Amsterdam, 2003
ISBN 90-72319-17-6, 107 blz., 12,00
Prof.mr. Pieter Arie Diepenhorst
(1879-1953) was jarenlang een vooraan
staand figuur in de gereformeerde en
antirevolutionaire wereld in Nederland.
Zijn werk als hoogleraar combineerde hij
later met het langdurig lidmaatschap
van de Eerste Kamer (1920-1946) voor de
Anti-Revolutionaire Partij (ARP).
Diepenhorst ging in 1949 met emeritaat.
In zijn glorietijd behoorde hij tot de
toonaangevende anti-revolutionaire
voormannen van het interbellum. Als
spreker en debater genoot hij eveneens
een bepaalde faam. Ook publiceerde hij
veel over geschiedenis en economie. Hij
heeft in de geschiedenis van de christe-
lijk-sociale beweging een niet onbelang
rijke rol gespeeld door zijn voorzitter
schap van de Christelijke Boeren- en
Tuindersbond, waarvan hij een van de
oprichters was.
De inleiding van het boek is verzorgd
door J. de Bruijn en R.E. van der Woude.
Hierna is een deel van Diepenhorsts,
waarschijnlijk in de oorlogsjaren 1940-
1945 op papier gestelde, herinneringen
opgenomen. Het manuscript bevindt
zich in het archief-Diepenhorst, dat
wordt bewaard bij het Nationaal Archief
in Den Haag.
In zijn memoires geeft Diepenhorst met
een zekere humor een terugblik op zijn
politieke en wetenschappelijke loop
baan. Zijn vele contacten met vooraan
staande persoonlijkheden uit binnen- en
buitenland laat hij met een zekere 'vol
daanheid' de revue passeren. Niet al zijn
herinneringen zijn in dit boek gepubli
ceerd. Zijn werkzaamheden voor allerlei
besturen, raden en commissies werden te
specialistisch bevonden voor dit boek.
Een verklarend notenapparaat met aan
vullende informatie over zaken en perso
nen bij de herinneringen en een perso
nenregister maken het boekwerkje zeer
toegankelijk. Jammer is het bijna totaal
ontbreken van illustraties. Er staat
slechts één foto van Diepenhorst in. (HS)
archievenblad
juni 2003
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2003
ISBN 90-6550-197-5, 102 blz., 13,00
Als deel 21 in de 'Zeven
Provinciënreeks' van Uitgeverij Verloren
verscheen een aardig boekje van de
Deense historicus Allan Tonnesen.
Vertaalster Juliette Roding baseerde zich
hierbij op een grotere uitgave over bui
tenlanders in Helsingor van Tonnesen
uit 1985.
Helsingor was de plaats waar de Sonttol
werd geheven en dat bracht veel buiten
landers er toe zich in de stad te vestigen.
Zo kwamen er Duitsers, Schotten,
Engelsen en Nederlanders. De stad was
daardoor wellicht bekender dan
Kopenhagen. Shakespeare koos
Helsingor in ieder geval als decor voor
zijn 'Hamlet'.
Vanaf circa 1550 is veel archiefmateriaal
bewaard gebleven en daar heeft
Tonnesen zich op gebaseerd. Neder
landse ambachtslieden en kramers, maar
vooral schippers en kooplieden kwamen
naar Helsingor. Hun aantal steeg van
tien in 1556 tot 114 in 1599. In laatstge
noemd jaar bestond eenachtste deel van
de belastingplichtige poorters in
Helsingor uit Nederlanders. Het aandeel
in de belasting dat de Nederlanders
betaalden was steeds zo'n 20 procent.
Dat is bepaald indrukwekkend.
De tweede helft van dit boekje wordt in
beslag genomen door een alfabetische
lijst van Nederlanders die in de belas
tingadministratie van Helsingor worden
genoemd (pp. 59-91). Ze komen onder
meer uit Kampen, Haarlem, Workum,
Maastricht, Groningen, Amsterdam. (PS)
Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2002
ISBN 90-5352810-5, 176 blz., 25,00
'Het waardige uiterlijk moge een
aangenamen indruk maken, maar deze
is van korten duur voor wie in het
gebouw een woonplaats verwacht te
vinden...' Zo rapporteerde gezant
Daniels in 1946 over het Palais de
Hollande, het Hollandse ambassadege
bouw in Istanboel. Hij was niet de eerste
die zich daarover beklaagde. Uiterlijk
was het Palais de Hollande een statig
gebouw, maar er bestond een groot con
trast tussen het representatieve deel en
het woongedeelte voor de gezanten, dat
naar Hollands gebruik zeer sober en zui
nig was. Ook voor het onderhoud werd
al vanaf dat het gebouw in 1859 af was,
structureel te weinig geld uitgetrokken.
De zuinigheid in Den Haag was ook ten
koste gegaan van de bouwconstructie,
waardoor het gebouw vreselijk lekte en
de plafonds naar beneden kwamen. Het
rijk zorgde evenmin voor de meubile
ring van het gebouw, waardoor de
inrichting te wensen over liet. De voort
durende klachten van de gezanten hier
over vormen een rode draad in dit boek.
Geldnood is ook de rode draad in het
leven van de diplomaten, die een weel
derig leven in Istanboel leidden dat
boven hun stand was. Zo onderhield
ambassadeur Calkoen aan het begin van
de achttiende eeuw maar liefst veertig
bedienden in het paleis.
Omdat de Nederlandse ambassade in
1946 naar Ankara verhuist, staat het
gebouw dan op de nominatie om ver
kocht te worden. Dat is niet voor de eer
ste en evenmin voor de laatste keer.
Telkens is het voorkomen, waardoor het
paleis vandaag de dag nog steeds in bezit
is van de Nederlandse staat. In 1947
werd het paleis bestemd tot Consulaat-
Generaal. Tussen 1999 en 2001 werd het
grondig gerestaureerd. Die restauratie
was de aanleiding voor deze publicatie.
Het boek gaat niet alleen over het paleis
van de Italiaanse architect Giovanni
Battista Barborini, maar ook over de
Turks-Nederlandse betrekkingen vanaf
1612, toen de eerste Nederlandse verte
genwoordiger in Istanboel een woning
betrok op de locatie waar in 1859 het
stenen paleis werd gebouwd. Ook de
bonte verzameling aan bezoekers en
bewoners van het paleis, die vanaf de
loggia zullen hebben genoten van het
prachtige uitzicht over de Bosporus, pas-
Palais de Hollande te Istanboel
Het ambassadegebouw
en zijn bewoners sinds 1612
seren de revue: artsen, geleerden, arabis
ten, juweliers en goudsmeden, vrijge
kochte Nederlandse slaven, Vlaamse
paters, hugenoten, predikanten en maï-
tresses. Dat uitzicht werd onder meer
vastgelegd door de Vlaamse schilder Jean
Baptiste Van Mour, die aan het begin
van de achttiende eeuw in Istanboel
woonde en werkte.
Zijn schilderijen staan afgebeeld in dit
mooi uitgegeven boek, evenals de aqua
rellen van de hand van ambassadeur
Van Zuylen van Nijevelt, onder wiens
ambtstermijn het paleis gebouwd werd.
(MdB)
juni 2003
archievenblad