Convenant Archieven w vruchten af praktijk /nferactief archief Door Harrie-Jan Metselaars* Archieven moeten voor een breder en groter publiek toegankelijk worden. Daar is men het in de archiefwereld allang over eens. De vraag is alleen: hoe? Welke nieuwe doelgroepen zijn met succes te verleiden om archieven te gebruiken? En met welk aanbod en kwaliteitsniveau zijn de huidige en potentiële klanten tevreden? Inmiddels zijn de eerste resultaten bekend van een marktonderzoek onder gebruikers en niet-gebruikers van archieven, dat zicht geeft op (potentiële) doelgroepen en hun wensen. Hierin wordt bijvoorbeeld het beeld onderuit gehaald dat archiefbezoekers vooral oude mannen zijn: het aandeel vijftigplussers is niet hoger dan in de Nederlandse bevolking (38 procent). Dit onderzoek vloeit voort uit het convenant Archieven, dat vorig jaar juli is afgesloten door het ministerie van OCenW, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Deze overheden onder zoeken gezamenlijk hoe de toegankelijk heid van archieven vergroot kan worden. Interactief archief: gezamenlijke verantwoor delijkheid Is het archiefbestel aan vernieuwing toe? Deze vraag ging steeds sterker leven toen zich eind jaren negentig belangrijke ontwikkelingen voordeden, zoals de vor ming van regionale historische centra en de mogelijkheden van ICT in de dienst verlening. Zijn die ontwikkelingen vol doende om aan de wensen van het publiek te voldoen en maken ze een ande re inrichting van het archiefwezen niet noodzakelijk? Op initiatief van de staatssecretaris van Cultuur is hierover in 2000 en 2001 een discussie gevoerd. Niet alleen met het archiefveld, maar ook met provinciale en lokale bestuurders en beleidsmakers. Resultaat was de beleidsbrief Interactief archief. Hierin geeft de staatssecretaris aan dat het ontwikkelen van een nieuw bestel en archiefbeleid dat gericht is op het ver groten van het publieksbereik van archie ven, een gezamenlijke verantwoordelijk heid is van de betrokken overheden. Bestuurders en beleidsmakers zullen ech ter niet zonder goede argumenten overwe gen meer in archieven te investeren. Eerst moet duidelijk zijn of er voldoende markt potentieel is voor archiefinformatie, welke maatregelen nodig zijn om dit aan te boren, en wat de kosten en baten zullen zijn. Ook archiefbeherende instellingen hebben meer informatie nodig om verant woorde beleids- en investeringsbeslissin gen te kunnen nemen. Deze kennis is nu nog niet voorhanden. Daarom hebben OCenW, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen een convenant gesloten om gezamenlijk de kennislacu nes op te vullen door het uitvoeren van drie onderzoeken en enkele pilotprojec- ten. Voor de uitvoering heeft de staatsse cretaris een bedrag van 900.000 euro beschikbaar gesteld. De onderzoeken naar de rechtsvorm van de regionale centra en de toezichtsfunctie moeten nog van start gaan. De vier pilots die momenteel gepro grammeerd zijn, worden in de loop van 2003 en 2004 uitgevoerd. Van het onder zoek naar kwaliteitsnormen zijn de eerste resultaten inmiddels bekend. Kwaliteitsnormen voor archiefinstellingen Historische archieven zijn openbaar en kosteloos te raadplegen; ze bevatten informatie waarvoor veel belangstelling is. Maar niet iedere geïnteresseerde komt ook met die informatie in aanraking. Dat is de reden om te onderzoeken met welke dien sten archieven een groter publiek kunnen bereiken. Vanzelfsprekend kan niet iedere archiefinstelling gebruikers hetzelfde niveau van dienstverlening bieden. Daarom worden er kwaliteitsnormen ont wikkeld voor verschillende dienstverle ningsniveaus, waarbij gedefinieerd wordt wat nodig is om deze niveaus te halen. Het streven is binnen het archiefveld overeenstemming te bereiken over een minimumniveau waaraan toegankelijk heid van archieven in elk geval moet vol doen. Bij de hogere niveaus waarvoor individuele archiefinstellingen of de voor hen verantwoordelijke overheden kunnen kiezen, valt te denken aan cultuureduca tie, cultuurtoerisme of het beleven van eigen identiteit. Het onderzoek naar kwaliteitsnormen wordt, onder leiding van DIVA, uitge voerd door IOO (bureau voor economisch onderzoek in de publieke sector). Dit onderzoek sluit zeer nauw aan bij de pilot die in de drie noordelijke provincies gestart is. Hierin worden enkele nieuwe dienstverleningsconcepten ontwikkeld en getoetst bij oude en nieuwe doelgroepen. Eerste resultaten en vervolg kwaliteitsonder zoek Een marktverkenning maakt deel uit van het kwaliteitsonderzoek. De eerste resultaten zijn verrassend (zie voor een uitgebreider verslag ook www.divakoe- pel.nl). Percentages gebruikers en niet-gebruikers van archiefdiensten Twintig procent van de Nederlanders heeft weieens een archief bezocht. Van deze groep is het voor circa 60 procent meer dan drie jaar geleden dat ze een archiefinstelling hebben bezocht; circa 40 procent heeft het bij één bezoek gela ten. Zeven van de tien bezoekers komen met een informatievraag en drie van de tien bezoekers komen vanwege een open dag, een tentoonstelling, een excursie of gewoon vanuit nieuwsgierig heid. Dit blijkt uit een telefonische enquête onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevol king. Tien procent van de bevolking zegt wei eens overwogen te hebben een archief te bezoeken, maar heeft daar om uiteen lopende redenen van afgezien. Gebruikers van archieven hebben gemiddeld een sterkere belangstelling voor cultuur, geschiedenis en politiek dan niet-gebruikers. Hun opleidingsni veau ligt iets hoger, en vrouwen zijn minder goed vertegenwoordigd. In tegenstelling tot wat velen denken, maken ouderen niet een buitenpropor tioneel deel uit van het klantenbestand: 38 procent is ouder dan vijftig, evenveel als in de Nederlandse bevolking als geheel. Redenen van archiefbezoek Van de bezoekers komt 70 procent met persoonlijke motieven. Dat kan varië ren van stamboomonderzoek, informa tie over de woonomgeving of streek, bouwtekeningen tot historische infor matie. Vijftien procent bezoekt het archief voor het werk en eveneens 15 procent voor studiedoeleinden. Tentoonstellingen, open dagen en der gelijke activiteiten zijn nauwelijks aan leiding opnieuw een archief te bezoeken (4 procent). Aan niet-recente en eenmalige bezoe kers is in een verdiepend onderzoek gevraagd waarom het slechts bij een enkel bezoek is gebleven. Voor 70 pro cent was de informatievraag beant woord en 84 procent gaf aan dat er geen nieuwe informatiebehoefte was. Als die behoefte zich wel voordeed, kiest men in een kwart van de gevallen voor inter net of bronnen dichterbij om antwoord op de vraag te zoeken. De kwaliteit van de dienstverlening is geen reden om zelden een archief te bezoeken: 90 procent is zeer tevreden over zowel dienstverlening als toegan kelijkheid van de archieven. 86 procent vond de gewenste informatie. Toegang via internet Iets meer dan de helft van de bevolking zou het aantrekkelijk vinden om infor matie uit archieven via internet te kun nen verkrijgen (53 procent). Vijftig pro cent zegt dat men van dergelijke moge lijkheden in de toekomst ook gebruik zal maken en van deze groep zegt zelfs 62 procent dat men voor deze mogelijk heid een beperkt bedrag zou over heb ben. Internet is aantrekkelijk vanwege het gemak (40 procent), de vrijheid om een archief virtueel te bezoeken wanneer het de bezoeker schikt (27 procent) en vanwege de tijdbesparing omdat een fysiek bezoek van een archief veel tijd kost (21 procent). Bij ongeveer 25 tot 40 procent van degenen die nu nog nooit een archief hebben bezocht (70 procent van de bevolking) bestaat de kans dat zij wel virtuele bezoekers van archieven kun nen worden. Dit was de stand van zaken half april. De volgende stap was dit inzicht te vertalen in dienstverleningsconcepten waarmee zo veel mogelijk potentiële gebruikers tot werkelijke gebruikers kunnen worden gemaakt. Anders gezegd: aan welke kwali teitsnormen moet dienstverlening op archiefgebied voldoen, wil het gebruikers vinden. Welk publiek, zowel naar omvang m als samenstelling, wordt met welke pro ducten bereikt? Het gaat er daarbij niet alleen om wat de wensen van het publiek zijn. Ook telt mee hoeveel tijd en geld ver schillende publieksgroepen willen inves teren om in hun informatiebehoefte te voorzien. Half juni zullen in een drietal workshops groepsdiscussies worden gehouden over de verschillende kwaliteitsstandaarden die op basis van dit onderzoek door IOO zijn ontwikkeld. Daarvoor worden deskundi gen van binnen en buiten het archiefveld uitgenodigd. Op 26 juni krijgt de archiefwereld in zijn geheel in Utrecht de gelegenheid over de uitkomsten van deze workshops te discus siëren. In de laatste fase van het onder zoek moet duidelijk worden wat de orga nisatorische en financiële consequenties zijn van het toepassen van deze kwaliteits normen. Het eindrapport van het kwali teitsonderzoek verschijnt in het najaar van 2003. Pilots: betere dienstverlening door samen werking Het convenant Archieven voorziet ook in de uitvoering van een aantal pilot- projecten. Vier pilots zijn inmiddels van start gegaan. De pilotprojecten moeten inzicht geven in hoe de kwaliteit van de dienstverlening kan verbeteren door meer samen te werken. Daarbij gaat het niet alleen om samenwerking tussen archiefin stellingen. Ook andere instellingen spelen hierbij een rol. Zo wordt in Overijssel en Noord-Brabant bekeken hoe distributie van informatie uit centraal opgeslagen archieven via lokale bibliotheken en soortgelijke instellingen kan plaatsvin den. In het oosten van Gelderland wordt een regionaal historisch digitaal netwerk gerealiseerd van dertig gemeenten, een waterschap en een bibliotheek. Een ande re (nog definitief te bepalen) pilot maakt duidelijk hoe een grote archiefdienst pro ducten kan ontwikkelen voor kleinere gemeenten die niet bij een archiefdienst zijn aangesloten. Hierdoor kunnen die gemeenten in de behoefte aan historische informatie van hun bewoners voorzien. Alle pilots moeten voorbeelden opleveren voor toepassing elders. Resultaten van zowel de pilots als de onderzoeken wor den gratis ter beschikking gesteld voor archiefinstellingen. Ook is het de bedoe ling dat de pilots zicht bieden op wat nodig is om de geïnitieerde samenwer kingsverbanden ook op langere termijn in stand te houden. Rechtsvorm en toezicht Met het oog op kwaliteitsverbetering gaan archiefinstellingen steeds vaker op in grotere gehelen. Regionale historische centra waar de rijksarchieven deel van uit maken, zijn daar een voorbeeld van. Vanwege de publiekrechtelijke status van de archieven, moeten deze bredere instel lingen ook een publiekrechtelijke vorm krijgen, terwijl hun partners die meestal niet hebben. Ook bij het samengaan van gemeentearchieven met andere culturele instellingen doet zich dit probleem voor. Een onderzoek moet uitwijzen of alterna tieve rechtsvormen mogelijk zijn. Het derde onderzoek in het convenant Archieven draait om de vraag of de bestaande vormen van toezicht niet anders moeten worden ingericht. Alle onderzoeken en pilots zijn eind 2004 afgerond. Dan zullen de betrokken over heden moeten besluiten wat dit alles con creet voor het archiefbestel kan gaan bete kenen. Intussen wordt het archiefveld zo veel mogelijk bij de onderzoeken en pilots betrokken. Wie meer wil weten over het verloop van de onderzoeken en de pilots kan in ieder geval terecht op de websites van de convenantpartners en DIVA. Harrie-Jan Metselaars is werkzaam bij het Nationaal Archief en lid van de begeleidingsgroep uitvoering con venant Archieven. Met dank aan Christine Swankhuisen (Tabula Rasa) en Koos van Dijken (100). Op dondermiddag 26 juni a.s. is er van 13.00 tot 17.00 uur in Utrecht een conferen tie waar de resultaten van het IOO-onder- zoek worden gepresenteerd. Zie voor het definitieve programma: www.divakoepel.nl.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 17