Uitgevaren voor de Kamers, 700.000 mensen
de praktijk
de praktijk
30
31
Door Roelof Koops en Ton van Velzen*
Naar aanleiding van het feit dat de VOC in
2002 vierhonderd jaar tevoren werd opge
richt, zijn het Nationaal Archief (waar zich
het VOC-archief bevindt), de archiefdiensten
van de steden waar vroeger een Kamer van
de VOC gevestigd was (Delft, Rotterdam en
Amsterdam), het Zeeuws Archief (Kamer
Zeeland), de Archiefdienst Westfriese
Gemeenten (Kamers Hoorn en Enkhuizen)
en de afdelingen geschiedenis van de
Universiteit Leiden en de Universiteit Gent
gezamenlijk een project gestart tot micro
verfilming en gedeeltelijke digitalisering
van de scheepsboeken. Hoofddoel van het
project is de informatie in deze boeken toe
gankelijk te maken voor het grote publiek.
Ook zijn de te digitaliseren gegevens zo
gekozen en gepresenteerd dat zij eveneens
bruikbaar zijn voor wetenschappelijk onder
zoekers.
Matroos Isaac Jijskoot uit Rotterdam
vertrok op 25 oktober 1735 met het schip
De Knappenhof uit het Goereese Gat naar
Batavia.1 Dit schip voer voor rekening
van VOC-Kamer Rotterdam en bij deze
Kamer was Isaac ook in dienst. Hij ver
diende negen gulden per maand, guldens
van twintig stuivers, elk zestien pennin
gen groot. Zijn moeder Trijntje Buijs
mocht per jaar 24 gulden, twee maandlo
nen, op het Rotterdamse Oost-Indisch
huis ophalen, mits het saldo van Isaac
toereikend was.2
Per 25 oktober 1735 werden zijn voor
schot van twee maanden gage, de kosten
van een (scheeps)kist en een paar schoe
nen ingeboekt. Bovendien was hij aan
Jan Jansen 150,- verschuldigd; hij had
een transportbrief getekend, een over
draagbare schuldbekentenis. Bij elkaar
had hij een schuld van 174,- en vier
stuivers. Bij aankomst in Batavia op 9 juli
1736 had hij 76,- en tien stuivers ver
diend en gesaldeerd met zijn schuld
leverde dat een tekort van 97,- en veer
tien stuivers op.
Tot 28 december voer hij in Azië op het
Huijs ten Donk, vervolgens verbleef hij tot
28 februari 1738 in een hospitaal te
Batavia.3 Daarna voer hij op de
Everswaart, belandde in 1739 op Kaap de
Goede Hoop en repatrieerde tenslotte in
1740 met het schip Westhoven.
Jan Jansen had de schuldbekentenis
ondertussen verkocht aan Anthonij
Carstens, een man die op zeer grote schaal
transportbrieven opkocht, zowel in Delft
als in Rotterdam. In vier termijnen werd
deze schuld afbetaald. Uiteindelijk bleef
voor Isaac zelf een saldo van 75 gulden,
zestien stuivers en acht penningen over,
maar daarvoor moest hij wel bewijsstuk
ken overleggen. Voor elke periode dat
men in dienst was van de VOC, veelal een
periode van één jaar, kreeg men een reke
ning met een gesaldeerd overzicht van
wat men verdiend had, verminderd met
de al uitbetaalde gage. De werknemer
kreeg één exemplaar, een ander werd
opgestuurd naar de Kamer in de Republiek
waar de bedragen in de scheepsboeken
verwerkt werden. Isaac was één rekening
kwijtgeraakt, de andere werden uitbetaald
in augustus en september 1740. Uitein
delijk werd de verloren rekening op 8
december 1741 uitbetaald. Zijn moeder
heeft de maandbrief van 18,- per jaar
niet geïncasseerd.
De scheepssoldijboeken
Dit en nog veel meer kunnen we
lezen in het 'Principael Grootboek van't
schip Knappenhoff anno 1735/36', ook
wel scheeps(soldij)boek genoemd.4 Per
uitreis van een Oost-Indiëvaarder hield
de boekhouder of assistent in het
scheepsboek bij hoeveel gage elke opva
rende in dienst van de VOC - een enkele
hoge dienaar uitgezonderd (die mocht
als passagier de oversteek maken) - op
zijn reis naar de Oost had verdiend. Daar
werden het voorschot, uitrustingskosten
en eventuele schuldbekentenissen tegen
over gesteld, waarna er werd gesaldeerd
(zie het schema).
Na aankomst in Batavia werden de
scheepsboeken, die in tweevoud werden
opgemaakt, door een koopman van het
soldijkantoor in Batavia gecontroleerd.5
Vervolgens werd één exemplaar geretour
neerd aan de Kamer van herkomst en
bleef één exemplaar op het soldijkantoor
in Batavia. De werknemer werd in Azië
op een vestiging of schip geplaatst en
daar werd zijn salaris op dezelfde wijze
geadministreerd. Op de rechterzijde de
verdiende gage, links de uitbetalingen
en/of verstrekkingen in natura en vervol
gens de saldo's.6 Jaarlijks, maar ook bij
overplaatsing of het einde van een
scheepstocht, werden deze rekeningen
afgesloten. Deze gegevens werden door
gegeven aan het soldijkantoor en vervol
gens aan de Kamer van herkomst. Daar
werden de sluitingsdatum van de reke
ning, plaats of schip en het saldo
beknopt genoteerd. Zolang het saldo
negatief was, werd het saldo links van de
rechter kantlijn genoteerd.
Aan het einde van het dienstverband
(bijvoorbeeld bij repatriëring, overlijden
enz.) werden deze bedragen opgeteld en
na verrekening met eventuele betalingen
alhier werd het restant uitbetaald op ver
toon van de rekeningen.
De VOC had strikte regels uitgevaardigd
hoe de scheepsboeken moesten worden
ingericht, hoe groot de maand- en trans
portbrieven maximaal mochten zijn enz.
Dankzij het geoliede administratieve sys
teem van de VOC en ondanks de grote
afstand in plaats en tijd beschikken we
nu over een serie scheepsboeken van alle
Kamers over een periode van bijna hon
derd jaar.7 Dit zijn er ongeveer 2800, die
vrijwel uniform zijn ingeschreven en
bovendien ook kloppen. Omdat van de
scheepsboeken uit de achttiende eeuw
94,4 procent bewaard is gebleven, heb
ben we hiermee een vrijwel volledige
personeelsadministratie in handen van
door de VOC uitgezonden 'dienaren'.9
Dankzij de instructies, artikelbrieven,
boekhoudkundige handleidingen van de
VOC en ook de aanvullende informatie
van Van Dam is deze administratie goed
te interpreteren.10
In de scheepsboeken werden eerst de
werknemers van de eigen Kamer inge
schreven, veelal gevolgd door een verza-
melrekening en 'reserve'-uitrustingstuk-
ken voor de bemanning. Vervolgens wor
den de 'opstappers' aan de Kaap geno
teerd, dan opvarenden voor rekening
van andere Kamers, zowel vanuit de
Republiek als van de Kaap. Een vaste
volgorde is niet voorgeschreven.
Tussen 1700 en 1795 voeren ruim
655.000 dienaren van de VOC naar de
Oost, gemiddeld 222 opvarenden per
schip.11 De opvarenden kunnen in vier
categorieën worden ingedeeld:
zeelieden die nodig zijn om het schip
te kunnen laten varen, de kernbeman
ning;
zeelieden die ingezet worden op de
intra-Aziatische vaart;
handwerklieden voor de vestigingen in
Azië;
soldaten.12
Aanmonstering van scheeps
volk voor de Kamer Zeeland
van de VOC op de kade te
Middelburg ofVlissingen.
Zeeuws Archief, Zelandia
lllustrata III, nr. 1010.
Uit enkele steekproeven blijkt dat iets
minder dan de helft van de opvarenden
afkomstig was uit de Republiek.13 Met
name de soldaten waren afkomstig uit
het Duitstalige gebied.14 In de loop van
de achttiende eeuw worden steeds meer
mensen geworven uit gebieden verder
van de kust. Dit geldt het meest voor de
soldaten. Daarom is de database ook
internationaal interessant.
Gegevens
De scheepsboeken worden eerst ver
filmd en vanaf de microfiches worden de
gegevens ingevoerd; dit ter bescherming
van de originelen. Ook krijgen de deelne
mers aan het project een set microfiches,
zodat de informatie op meer plaatsen
beschikbaar is.
Aanvankelijk werden alleen de namen,
plaats van herkomst en functie van de
opvarenden ingevoerd en gekoppeld aan
een schependatabase. Toen bij de invoe
ring van de data van de Kamer Delft
bleek dat voor de invoerders de bron vol
doende toegankelijk was, zijn ook gege
vens over het einde van het dienstver
band (tijd, plaats en manier) toegevoegd.
Nog later werd toegevoegd of een opva
rende wel of niet een maandbrief had
laten maken15 en ook of er een transport-
brief (overdraagbare schuldbekentenis)
gemaakt was. Deze gegevens (zullen)
worden gepresenteerd op een website
tezamen met gegevens over het schip
waarmee de werknemer vertrok.1 En
daarmee zijn naast de persoonsgegevens
ook het begin en einde van het dienst
verband van de werknemer bij de VOC
beschikbaar.
Een aantal gegevens is gestandaardiseerd,
namelijk de functie, scheepsnaam en de
manier waarop het dienstverband ten
einde kwam. Bovendien zijn alle plaats
namen in Azië bij de invoer van het veld
'plaats einde dienstverband' samengevat
in 'Azië'. De persoonsnamen en plaats
van herkomst worden letterlijk uit de
bron overgenomen. Het lezen van de
plaats van herkomst levert de grootste
problemen, zeker de buitenlandse. De
schrijfwijze vertoont zoveel variatie dat
de selectie op plaats
van herkomst op de
website een onvolle
dig beeld geeft.
Medewerkers van
CombiWerk in Delft voeren de data in.
Vanuit het Nationaal Archief worden zij
uitvoerig begeleid. De manier van invoe
ren en de interpretatie van de gegevens
zijn gedetailleerd vastgelegd, zodat gedu
rende de lange doorlooptijd van dit pro
ject dezelfde regels gebruikt worden.
Vanwege de enorme omvang van het
project is gekozen voor een kamergewijze
aanpak, conform het organisatiemodel
van de VOC. Aanvankelijk werd de door
looptijd geschat op drieënhalf jaar, exclu
sief Amsterdam, dat de helft van het
bestand vormt. Nu is de planning dat de
invoer van de Kamer Zeeland medio
2005 gereed zal zijn. Dan resteert nog
zo'n 56 procent, namelijk de Kamers
Amsterdam en Enkhuizen.
De financiering
Het totale project is in 2000 van start
gegaan met de verfilming en invoering
van de Kamer Delft als pilot. Afgezien
van de begeleiding kwamen de kosten
van deze pilot (57.000 euro) voor 80 pro
cent voor rekening van het Nationaal
Archief en voor 20 procent van het
Gemeentearchief Delft. Voor het totale
project werd op basis van de ervaringen
van de pilot-Delft een totaal bedrag
begroot van 600.000 euro. De huidige
inzichten maken evenwel duidelijk dat
de totale kosten 1 miljoen euro zullen
bedragen. De projectgroep ging aan de
slag om te proberen dit reusachtige
bedrag bij elkaar te brengen. Ondanks
het feit dat dit samenwerkingsproject in
het kader van het VOC-jaar uitgevoerd
zou worden, lieten alle grote potentiële
sponsors als de Stichting Nationale VOC-
herdenking, de Mondriaan Stichting,
Stichting Doen/Nationale Postcode
Loterij en de Koninklijke Marine het
afweten. Alleen kleinere bijdragen wer
den verkregen van het Admiraal
Kinsbergenfonds, het Vaderlands Fonds
ter Aanmoediging van Lands Zeedienst
en de Directie Oostersche Handel en
Reederijen. Met deze bijdragen, aange
vuld met een eigen bijdrage van het
Gemeentearchief Rotterdam, kon alleen
de Kamer Rotterdam nog gedaan wor
den. Binnen de projectgroep werd hierop
afgesproken dat het project alleen staps
gewijs verder door zou kunnen gaan als
de andere archiefdiensten die binnen dit
project samenwerken met een eigen bij
drage en met sponsors en subsidiegevers
uit 'eigen kring' de financiering voor de
'eigen kamer' rond zouden kunnen krij
gen. Voor de Kamer Hoorn kon met
behulp van de Archiefdienst Westfriese
Gemeenten en het VSB Fonds Noord-
Holland Noord alleen geld bij elkaar
gekregen worden voor de digitale invoer
van de gegevens bij CombiWerk. De vol
gende grote hobbel was de Kamer
Zeeland. Deze Kamer is net zo omvang
rijk als de Kamers Delft, Rotterdam en
Hoorn bij elkaar. Daardoor en door prijs
stijgingen en voortschrijdend inzicht
was voor deze kamer 249.000 euro beno
digd.
Om dit bedrag bij elkaar te brengen heeft
het Zeeuws Archief met succes een
beroep kunnen doen op Europese gelden
via de Euregio Scheldemond te Gent,
waarbinnen de Belgische provincies
Oost- en West-Vlaanderen en de provin
cie Zeeland samenwerken. Dit beroep
kon gedaan worden omdat juist bij de
Kamer Zeeland naast Zeeuwen ook zeer
veel scheepsvolk uit de Zuidelijke
Nederlanden, inwoners dus van de huidi
ge Euregio Scheldemond, aanmonster
den. Om voor deze gelden in aanmerking
te komen, diende de Kamer Zeeland wel
verzelfstandigd te worden in een apart
project 'Uitgevaren voor de Kamer
Zeeland', moest er verplicht voor dit
(deel)project een partner aan de andere
kant van de landsgrens gevonden wor
den en moest nog 50 procent cofinancie
ring worden gevonden, omdat de
Euregio Scheldemond maar voor maxi
maal 50 procent subsidieert.
Met het nodige lobby-, trek-, sjor- en
duwwerk is het Zeeuws Archief hier uit
eindelijk in geslaagd en is dit project in
oktober 2002 door de Euregio goedge
keurd en van start gegaan. De grensover
schrijdende partner werd gevonden in de
Universiteit Gent, waar door en onder
leiding van de maritiem historicus dr. J.
Parmentier al veel onderzoek naar en in
archieven van de VOC is gedaan. De cofi
nanciering komt voor rekening van de
provincies Zeeland en Oost- en West-
Vlaanderen, het Vlaams gewest en het
archievenblad
juni 2003
juni 2003
archievenblad