M,$M miZ onaer mpl literatuur Maartje Janse, De geest van Jan Salie, Nederland in verval? Rond 1842 heerste er in ons land een 'jansaliementaliteit'. Nederlanders waren ingedut en lieten dat zo. Neer slachtigheid, moedeloos- en lamlen digheid beheersten de Nederlandse mentaliteit. Zo dacht de negentiende- eeuwse schrijver E.J. Potgieter erover en hij publiceerde zijn gedachten in een verhaal van 25 pagina's in het januari nummer van De Gids, jaargang 1842. Het idee om over een land te schrijven keek hij af van de Amerikaanse schrij ver Washington Irving. Potgieter vertelde over de familie Jan, Jannetje en Imn jongste kind en poogde met zijn publicatie bij het Nederlandse volk een schrikreactie te veroorzaken. Hij wilde hen wakkerschud- den en oproepen om de 'jansaliegeest' uit hun leven te bannen en terug te keren tot de oud-Hollandse mentaliteit van orde, spaarzaamheid, vroomheid, moed en daadkracht. Die deugden zouden na de Franse overheersing verdwenen zijn. Pas als de 'patroon aller slaapmutsen', Jan Salie, was verdreven kon Nederland weer de waardige wereldmacht worden die het ooit was geweest. De figuur Jan Salie leende Potgieter van Willem Dirckszoon Hooft die in 1622 een kome die over een gelijknamige sukkel schreef. In dit recent verschenen, goed geschreven en rijk geïllustreerde boekje schetst de historica Maartje Janse de geschiedenis van het denken over ver val en herstel van Nederland vanaf de achttiende eeuw. De angst voor verval, zo wordt beargumenteerd, zette aan tot handelen door tal van ingezetenen en leidde uiteindelijk tot de lang gehoopte economische vooruitgang en een optimische mentaliteit. (PB) Herman Kaptein, De Beeldenstorm. Op 10 augustus 1566 bestormden toehoorders na afloop van een hagen- preek aan de rand van het Vlaamse dorp Steenvoorde een klooster en vernietigden er alle altaren en beelden. Een storm van aanvallen op andere kloosters en kerken in Vlaanderen volgde en sloeg over naar de noordelijke gewesten. Op 23 augustus 1566 was de Oude Kerk in Amsterdam aan de beurt. Alle katholieke 'afgods beelden' werden tot puin geslagen. Deze Amsterdamse beeldenstorm vormde het begin van een jaar van gewelddadig tumult voor de hoofdstad. De Neder landse Opstand werd door historici lang als het voorspel van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) beschouwd. Die oor log was het verzet van de noordelijke Nederlanden tegen het bewind van Filips II. De historicus Kaptein zet in deze mooi geïllustreerde publicatie uiteen wat de historische achtergronden waren van het geweld tegen de 'Roomsche afgoderij'. Verder beschrijft hij beknopt maar gede gen hoe een kleine groep calvinisten erin slaagde om de Spanjaarden te verdrijven en van de noordelijke Nederlanden een calvinistische republiek te maken. Ook gaat Kaptein in op de vraag waarom het begin van de Opstand altijd zo'n slechte pers kreeg. (PB) De Beeldenstorm H.L.Ph. Leeuwenberg, Inventaris van het archief van predikant en oudsten- raad van de evangelische broedergemeente te Zeist 1745-1948 (1957). In 1905 werd er een in Gotisch schrift vervaardigde, handgeschreven inventaris gemaakt op het belangrijke archief van de predikant en de oudstenraad van de Evangelische Broedergemeente in Zeist. Na een brand in 1967 werden de archieven van deze gemeente overge bracht naar het huidige Utrechts Archief. De handgeschreven inventaris was aan vervanging toe vanwege het belang van de daarin beschreven archiefstukken. Om die reden werd besloten om de inventaris recent te bewerken en in drukvorm te pu bliceren. De bijlagen bevatten lijsten van predikanten en een alfabetische lijst van de bewaarde levenslopen van individuele gemeenteleden. (PB) 40 Gerjan Crebolder, 'Een byzonder Schoutampt'. Het voormalige ambt Barneveld in pen en penseel, 1625-1875. Gemeentearchivaris van Barneveld Gerjan Crebolder heeft het boek 'Een li/ /r\ 7; /ry?*ï rïOULCl dÉ byzonder Schoutampt' geschreven en samengesteld ter gelegenheid van het 25- jarig bestaan van het Barneveldse gemeentearchief. Dit lustrum was op 1 januari 2002. Uit de verzamelingen van musea, archieven en particulieren kwa men 51 tekeningen en prenten tevoor schijn, die zoveel mogelijk in kleur wer den afgedrukt en daarnaast door Gerjan Crebolder van deskundig commentaar voorzien. Het boek is met zijn prachtige afbeeldingen van dorpen, huizen, boerderijen, kastelen en landschappen illustratief voor het voormalige ambt Barneveld in de periode 1625-1875. Een groot deel van deze afbeeldingen was onbekend en opgeborgen in verzamelin gen van musea, universiteiten en particu lieren. Het boek is uitgegeven als deel 30 in de inmiddels ruim 25 jaar oude Schaffelaarreeks en als deel 20 in de reeks Bijdragen tot de geschiedenis van Barneveld, de 'huisreeks' van het actieve gemeentearchief aldaar. Achterin het boek is een register op per soonsnamen en een literatuurlijst opge nomen. Dit boek is weer een mooi initi atief van de nieuwe afdeling Cultuur van de gemeente Barneveld, waar het gemeentearchief thans toe behoort. (EH) C.A. van Kalveen en L.C. van Zetten, Inventarissen van de archieven van de vijf adel lijke vrouwenkloosters in en om Utrecht. Bij Het Utrechts Archief verscheen een nieuwe inventaris van de archieven van vijf middeleeuwse kloosters in en rond Utrecht: de St. Stevensabdij van Oudwijk, de St. Servaasabdij van Abstede, de abdij Mariëndaal aan de Vecht, het Vrouwenklooster van Oostbroek, De Bilt en het Wittevrouwen- klooster, Utrecht. De kloosters waren rijk geworden door schenkingen van bis schoppen en vrome burgers. Het waren juffersconventen en ze bleven na de refor matie in gereformeerde vorm bestaan. De Staten van Utrecht stelden uit het vermo gen van de kloosters een aantal preben den vast voor de adellijke dames die tot de Bataafse omwenteling (1795) werden uit betaald. Na het overlijden van de katholieke nonnen werden ongehuwde protestantse jonkvrouwen in hun plaats benoemd. Zij woonden op den duur niet meer in het conventsgebouw maar ver spreid door de stad Utrecht. Voor wie de archiefstukken wil bekijken: er zijn vooral bescheiden bewaard over het goederenbe- heer en de financiële administratie. Die stukken waren vanaf de reformatie tot 1795 in particulier beheer, daarna maakten ze deel uit van het statenar chief van de provincie Utrecht. In de loop der tijd zijn er globaal toeganke lijke inventarissen op deze archieven vervaardigd; pas recent zijn de ge noemde archieven overdadig gede tailleerd beschreven. Dat kan het aan vragen van stukken vergemakkelijken, maar aan de andere kant bemoeilijken doordat men zich moet worstelen door een brij aan detaillistische gegevens. Verder werkt het archaïsche en repeterende beschrijvingsjargon, blij kend uit 'stukken betreffende, inzake', storend. In ieder geval is Het Utrechts Archief een goed ontsloten en dus toe gankelijk archief rijker. (PB) Erfgenamen aan het janskerkhof. De familie Martens in Utrecht, 1628-1972. Na de Spaanse furie verliet de calvinisti sche koopman Hans Martens (1555-1613) Antwerpen. Zijn katholieke familieleden bleven achter in de Belgische havenstad. Daar waren zijn voorouders prominent actief geweest in het vleeshouwersgilde. Net als veel andere Zuid-Nederlanders trok Martens naar Amsterdam en zette daar een bloeiende nering in kruidenierswaren op. Hij dreef handel in Duitsland en Frankrijk. Een van zijn zoons vestigde zich in Utrecht en kwam als eerste in de Utrechtse vroedschap terecht; een lange reeks naza ten volgde de door hem geplaveide weg naar de vroedschap. De familie Martens was generaties lang een keurige regenten familie in Utrecht. De mannen studeerden rechten, bekleedden voorname ambten en vervulden bestuursfuncties in liefdadige instellingen en beheerden het familiever mogen dat hun geen windeieren legde. Opvallend binnen de familie was dat slechts een enkel mannelijk familielid per generatie trouwde en zijn broers en enkele zusters bij elkaar bleven wonen aan het Janskerkhof, het stamhuis voor de familie. Dit familiepatroon leidde ertoe dat de col lectie schilderijen, meubelen en zilver van de familie bij elkaar bleef en zich uitbreid de. Willem I beloonde het aanzien van de familie Martens met een adelsverheffing. De laatste generatie Martens telde een (jawel... ongetrouwde) archivaris die het familiearchief ordende en dit overdroeg aan Het Utrechts Archief. Het Centraal Museum kreeg, na het uitsterven van de familie in 1972, de gehele kunstcollectie. Terecht wijdde de vereniging Oud-Utrecht haar jaarboek 2002 aan de geschiedenis van deze ooit belangrijke Utrechtse ingezetenen. (PB) 41 Signalementen door Patricia Böschen en Eric Hennekam Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2002 ISBN 90-6550-458-3, 95 blz., 9,30 Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2002 ISBN 90-6550-459-1, 96 blz., 9,30 Het Utrechts Archief, 2002 ISBN 90-76366-10-1, 128 blz. archievenblad maart 2003 Uitgeversmaatschappij Koninklijke BDU, Barneveld, 2002 ISBN 90-70150-49-2, 172 blz., 17,50 Het Utrechts Archief, 2002 ISBN 90-76366-11-x, 333 biz. Jaarboek Oud-Utrecht, 2002 ISBN 90-71108-21-X, 224 blz., 14,50 maart 2003 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2003 | | pagina 20