w KVAN nieuws Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland de werkelijkheid moet komen, namelijk op basis van het profiel van de professional en dat eerst geïnvesteerd moet worden in de leden en dat daarna pas een discussie kan volgen over de organisatie zelf. In overeenstemming met de aanwezigen werd besloten dat het bestuur zich gaat bera den op hetgeen tijdens de discussie naar voren is gekomen en de nodige stappen zal ondernemen. In januari/februari volgend jaar zal het bestuur zijn bevindingen rappor teren aan de leden in een speciale ALV als onderdeel van de eerstvolgende studiedagen in januari/februari 2003. De voorzitter zal zich voor deze gelegenheid extra inspannen om mensen te benaderen en te enthousias meren om die dagen te organiseren. Overdracht en demonstratie van de digitale Almanak voor het Archiefwezen Vlak voor de lunch werd na een korte inleiding van Jos Taekema, directeur van Vereniging DEN, door Pieter de Dreu, reali- sator van de database op de Cultuurwijzer, een demonstratie van 'de digitale Almanak' gegeven die nu gereed is. Het zag er veelbe lovend uit. Nu zijn de gegevens van de archiefinstellingen dus digitaal en up-to- date te raadplegen, althans wanneer de instellingen steeds zelf tijdig hun wijzigin gen aanbrengen of doorgeven aan het bureau van de KVAN. Afsluitend werd de 'digitale Almanak' officieel overgedragen aan Jo Jamar, als voorzitter van de KVAN, in de vorm van de eerste pdf-print. Studiemiddag 'Beroepsethiek: dilemma's en mogelijkheden' De studiemiddag na de lunch was gewijd aan de internationale beroepscode voor archivarissen zoals die in 1998 is geadopteerd door de KVAN. Rolf Hage leidde de bijeenkomst in en nam om het geheugen nog eens op te frissen puntsgewijs met de aanwezigen de beroepscode door. Vervolgens gaf Charles Noordam zijn visie op de beroepscode, wat erop neerkwam dat hij de beroepscode vooral ziet als bindmid del voor de uiteengevallen bouwstenen van het archiefwezen dat ooit onverander lijk leek maar waar nu alles helemaal anders is. In zijn optiek dient de beroepsco de als intellectuele basis ten aanzien van de archiefwerkzaamheden en is het misschien wel de enige bindende factor voor allen die in het archiefwezen werkzaam zijn. Vervolgens presenteerde Yvonne Bos de resultaten van de nulmeting, waarvan zij elders op deze pagina's zelf verslag doet. Als aanzet tot een discussie gaf Janny Steenhuis daarna een overzicht van hoe bij andere beroepsverenigingen en erfgoedor ganisaties in binnen- en buitenland een ethische beroepscode wordt gehanteerd en wat de KVAN zelf actief met de beroepsco de zou kunnen doen. De vraag waar de daarop volgende discus sie om draaide was of de KVAN verder moet gaan met de beroepscode en zo ja, hoe en wie dat dan moet gaan doen. De beroepscode lijkt vooral nu heel actueel vanwege de in Nederland gevoerde discus sie over normen waarden en het belang van de integriteit van het ambtelijk appa raat binnen de gemeentelijke overheden. Toch bestond er onder de aanwezigen ver schil van mening of het noodzakelijk is om de beroepscode te implementeren. Er bestaan immers al instanties om geschillen bij neer te leggen. Toch zouden er volgens anderen gevallen kunnen ontstaan waarbij de individuele archivaris een gewetenscon flict krijgt in verband met het uitoefenen van zijn/haar functie en een beroep wil doen op de beroepscode. Dan zou er een onafhankelijke instantie met gezag moeten zijn ter toetsing, bijvoorbeeld een beroeps vereniging als de KVAN. De aanwezigen waren het er wel allen over eens dat in ieder geval begonnen kan worden met het verza melen van casussen. In de eerste plaats kun nen archivarissen daaruit putten wanneer zij in de praktijk met een soortgelijk geval te maken krijgen en in de tweede plaats ont staat op den duur een beeld wat er op dit gebied speelt en hoe een beroepscode in de praktijk zou kunnen functioneren. De vraag was hoe en waar deze casussen verzameld kunnen worden. De beste optie leek nog om een vaste rubriek rond de beroepscode in het Archievenblad te plaatsen en binnengekomen casussen in deze rubriek te plaatsen. Er zou dan wel een vaste redacteur bij het Archievenblad verantwoor delijk moeten zijn voor deze rubriek en de casussen moeten verzamelen. Ter afsluiting vatte Rolf Hage samen wat de discussie concreet heeft opgeleverd, name lijk: De adhoc-commissie, bestaande uit Yvonne Bos, Janny Steenhuis en Rolf Hage gaat nog even door op de ingesla gen weg. Jo Jamar neemt contact op met Roelof Braad, hoofdredacteur van het Archievenblad, om te overleggen of en zo ja op welke wijze een rubriek over de beroepscode vorm kan krijgen. Yvonne Bos wordt het eerste aanspreek punt over zaken betreffende de beroeps code en verzamelpunt voor casussen. De instellingen wordt gevraagd om aan dacht te geven aan de beroepscode Eind volgend jaar wordt verder gepraat rond dit onderwerp op een groots opge zette studiedag. Jo Jamar gaat na of de beroepscode is in te voegen is bij het Handvest dienstver lening. Om 16.00 uur werd deze dag, die in het teken stond van levendige en stimuleren de discussies, afgesloten met een drankje en hapje, aangeboden door het Nationaal Archief. 38 Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland Over de beroepscode voor archivarissen, en hoe het verder ging Zoals ongetwijfeld ook bij u bekend, maken gemeentelijke organisaties slechts gebruik van de classificaties 07 en 08 uit de Code. (Een medewerker interne zaken van een kleine gemeente in het noorden des lands, in antwoord de op vraag 'kent u de code?'.) Het zou algemeen bekend moeten zijn: sinds september 1996 heeft het archief wezen, net als vele andere beroepsgroe pen, een eigen beroepscode. Inter nationaal aanvaard door de Algemene Ledenvergadering van de Internationale Archiefraad en officieel geadopteerd door de KVAN (1998). Daarna werd het stil rond de code. Een poging van de redactie van het Archievenblad om kort na de adoptie discussie los te maken, had geen succes. In het kader van de discussies over de beroepsvereniging en haar taken, ont stond het initiatief om eens te bezien hoe het met de code is gesteld. Om de situatie in beeld te krijgen organiseerden wij Oanny Steenhuis, Rolf Hage en schrijver dezes) een nulmeting bestaande uit vijf simpele vragen en een uitnodiging om suggesties door te geven. Hieronder de resultaten. De enquête werd verstuurd aan 242 diensthoofden, binnen en buiten het openbaar archiefwezen. Er kwamen 69 reacties terug. Een respons van 28,5 pro cent. De meeste antwoorden waren afkomstig uit gemeentelijke hoek (43 stuks). Van de twaalf RHC's/rijksarchie- ven reageerden er zeven, van de water schapsarchivarissen drie. Buiten het openbaar archiefwezen reageerden in totaal zeventien diensten. Van één inzen ding was de afzender onbekend. De eerste vraag lag voor de hand: kent u de code? 'Ja' antwoordden 48 personen, 'nee' zeiden 21 collega's. We wilden ook weten wanneer en waar men er voor het eerst van gehoord had. Voor de meeste mensen was dat in de jaren 1996 en 1997, op internationale congressen of bij de KVAN. Een enkeling was door de module archieven van Kennis Nabij met de code in aanraking gekomen. Wie de tekst van de code wil raadplegen zoekt vrijwel altijd bij de KVAN, hetzij op de website (twintig keer vermeld), hetzij in het Archievenblad (negentien keer). Als andere informatiebronnen werden nog genoemd het SAP-jaarboek Paradigma en de website van de ICA. In hoeverre diensten zich bewust zijn van het nut van de code werd getoetst met twee vragen, één over het beleid en één over de praktijk. 21 Diensthoofden gaven aan dat de code een plaats heeft in het beleid van hun instelling. In twaalf gevallen is dat impliciet, de grondbegin selen van de code behoren tot de uit gangspunten van het beleid. Negen archivarissen hebben de code verwerkt in de archiefverordening, in de personeels gids van de dienst of in een dossier 'plichten en bevoegdheden'. Twaalf diensten gaven voorbeelden van praktijksituaties waarin de code nuttig was of zou zijn geweest. Vijf gevallen hadden betrekking op interne processen. Genoemd werden: situaties waarin privé- activiteiten werden ondernomen op het zelfde terrein als het werk; de introductie van nieuwe medewerkers, met name op het punt van integriteit; reorganisaties en het opstellen van het collectiebeleids plan. Zeven diensten hadden gemak van de code bij externe contacten, zoals bij acquisitie van particuliere archieven, in het geval van een verkeerde restauratie of een lezing voor juristen over het thema 'archieven en authenticiteit'. De meeste gevallen liggen echter op het terrein van publieksbenadering, bij zaken betreffen de openbaarheid en privacy en in het klassieke geval van de bezoeker die denkt dat hij wel de originele stukken mag zien in plaats van de microfilms. De hamvraag (is opnieuw aandacht voor de code zinvol?) werd in meerderheid positief beantwoord (49 maal). Zeven mensen wisten het niet en twaalf vonden van niet - hiervoor gaven maar twee col lega's redenen: één collega acht het niet nodig want de inhoud van de code 'maakt al deel uit van het gedachtegoed van archivarissen', een ander is van mening dat alles in de wet al goed gere geld is. De 35 argumenten om wél aandacht aan de code te besteden zijn onder te verde len in vier categorieën. Allereerst vanwe ge het belang van voortschrijdende pro fessionalisering, uit noodzaak om 'scherp' te blijven ('ik ben altijd bereid iets te Ieren'). Dan, omdat het vak diver geert en de code een belangrijk anker punt is, duidelijkheid schept en aanzet tot bezinning in de huidige tijd van grote dynamiek ('lopen we niet te hard van sta pel?'). Een derde groep antwoorden heeft betrekking op samenwerking met niet- vakgenoten, de instroom van medewer kers zonder archiefopleiding en fusies met een ander type instellingen ('de code is van belang om de identiteit van de archivaris te waarborgen en voor het blij ven onderscheiden van archieven en his torische documentatie'). De restgroep heeft uiteenlopende menin gen. De code moet ook naar buiten onder de aandacht worden gebracht, om het archiefwezen beter te profileren als een betrouwbare en controleerbare pijler van een democratische samenleving en omdat dan het publiek weet wat het van de archivaris mag verwachten en het col lege wat de archivaris/archiefdienst hoort te doen. De code moet bekend zijn: 'informatie die niet openbaar is, moet niet via loslippigheid van archivarissen naar buiten komen'. Aandacht voor de code is zinvol want de code leeft niet, ter wijl hij leidend zou kunnen zijn voor een onderdeel in te voeren beleid. En twee verzuchtingen: 'eindelijk eens een onder werp dat relevant is' en 'goed dat er nog aan gedacht wordt door collega's'. De suggesties voor de manier waarop aandacht aan de code zou kunnen wor den gegeven zijn weinig opmerkelijk: besteed er aandacht aan op de website van de KVAN, in het Archievenblad en/of in een aparte KVAN-brochure. Kijk bre der, naar aanpalende vakgebieden (film archieven) of erfgoedbreed en vooral: koppel de code aan praktische situaties. En de suggestie van een collega die schreef: 'Een open deur: het zou fijn zijn indien we meer mogen weten over de resultaten van deze enquête via bijvoor beeld het Archievenblad.' Dat is dus bij deze gebeurd. mi Vervolg van pagina 37 archievenblad november 2002 un Door Yvonne Bos-Rops november 2002 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2002 | | pagina 19