Over oude en nieuwe archiefw$nschap 13 DoorArnoud Glaudemans* In het Van Wijnjaar nog even de beantwoor ding van de vraag of archivistiek wel een echte wetenschap is. In een beschouwing die loopt langs vragen over het object van de archivistiek, de bruikbaarheid van con cepten als paradigma en context binnen de archivistiek, alsmede de vraag of de nieuwe concepten wel aansluiten op de praktijk, doet de auteur een voorstel voor een post- paradigmatische benadering.1 De archiefwetenschap is een vakwe tenschap: een enigszins geordende ver gaarbak van methoden, begrippen, weet jes, gewoonten, afspraken en geldende normen waarmee een als een soort van ding of als cluster van soorten dingen identificeerbaar empirisch fenomeen - hier dus archieven - benaderd wordt. De 'inventaris' van de archiefwetenschap is vergelijkbaar met de inventaris van een archief. Er is wel enige orde aan te brengen in het beschrevene - en dat moet ook maar bij nadere beschouwing is het toch wel een beetje een bijeenraapsel. De opzet van de eerste twee jaarboeken van de Stichting Archief Publicaties (SAP) doet vermoeden dat men een andere mening is toegedaan. De archivistiek wordt als een 'echte' wetenschap naar voren gebracht, als een informatieweten schap, werkend en denkend binnen een zich verschuivend paradigma; een para digma dat ons een universeel kader voor wetenschapsbeoefening verschaft.2 De emancipatoire werking van een wetenschappelijke aanpak is groot, en dat is een goede zaak. Maar het opleggen Uit: De goudkoorts, WildWestThuis Rest, Donald Duck pocket 25, Big Balloon, Heemstede, 1995.©Walt Disney, Sanoma Uitgevers Hoofddorp. van een wetenschappelijk karakter aan iets dat zich geen wetenschappelijke strengheid laat opleggen, verzandt vroe ger of later in grotendeels doelloze theo retische scherpzinnigheid. Het onder houden van een tuin met chirurgische apparatuur is wel mogelijk, maar niet erg praktisch. Een tweedehands grasmaaier en de snoeischaar van de buurman zijn minder scherp, maar een stuk bruikbaar der. We bestrijden hier niet de mogelijkheid willekeurig welk onderwerp op 'echt wetenschappelijke' wijze te benaderen. Dat wil zeggen: de belofte die die moge lijkheid in zich bergt is niet te weerleg gen. Zo zijn er ook pogingen gedaan tot een wetenschappelijke opvatting a la Kuhn3 van zwarte magie en spiritisme, waar niet zo gemakkelijk wat tegenin valt te brengen.4 Kuhn sluit in zijn boek inderdaad geen enkel bereik van weten schap uit, echter: hij begeeft zich feitelijk vrijwel exclusief op het terrein van de natuurfilosofie c.q. de natuurweten schap. De nogal brede toepasbaarheid, en ook de diffusiteit, van de term paradigma wordt in de hand gewerkt doordat er twee betekenissen van de term door elkaar lopen. Kuhn onderscheidt in het Postscript 1969 bij zijn boek de sociologi sche en de wetenschappelijk-constitutie- ve betekenis: On the one hand, it stands for the entire con stellation of beliefs, values, techniques, and so on shared by the members of a given com munity. On the other, it denotes one sort of element in that constellation, the concrete puzzle-solutions which, employed as models or examples, can replace explicit rules as a basis for the solutions of the remaining WAT ZEÖT O ERVAN SECRETARIS IK KAN DIE BAARD NIET GAAN NAKIJKEN DAT IS "VWJN Nier HET IS SEEN BAARD, /MAAR'N docuaaent; puzzles of normal science. this second sense is the deeper of the two 5 De eerste betekenis van de term is van toepassing op het wetenschapsbedrijf in de ruime zin des woords: op echte of zui vere wetenschappen zoals natuurkunde maar ook op allerlei toegepaste of vakwe tenschappen. De tweede betekenis van de term is alleen van toepassing op zuive re wetenschap. Het onderscheid van zui ver en toegepast kunnen we ongeveer als volgt maken. Een vakwetenschap heeft een praktisch doel buiten zichzelf: bijvoorbeeld een goed onderhouden tuin. Vergroting van de kennis staat in het teken van het reali seren van de praktische doelstellingen. Een vakwetenschap heeft geen theore tisch helder en onomstreden object, maar heeft als onderwerp een bepaald empirisch bereik (archieven, tuinen, vleermuizen, zwembaden) met onscher pe grenzen. Inperking en uitbreiding van wat onder een bepaald vakgebied valt, wordt punt van discussie als zich nieuwe ontwikkelingen voordoen binnen het vakgebied (voor de archiefwetenschap digitalisering c.q. informatisering). Toegepaste methoden lopen uiteen en zijn vaak ontleend aan verwante vakge bieden. Zuivere wetenschap heeft geen doel (objec tief) buiten zichzelf, anders dan vergro ting van de kennis van het object ervan. De definitie van het object en de metho den van waarheidsvinding zijn theore tisch helder en onomstreden. Er kunnen zich wel paradigmaproblemen6 voor doen. De wijziging van het wetenschap pelijk paradigma (zoals geschetst door Kuhn) ten gevolge van afwijkende theo rievorming heeft het karakter van een omslag, aangezien twee paradigma's per definitie incompatibel zijn. Deze omslag kan enige tijd vergen, maar het proces van omslaan kan niet opgevat worden als een paradigmaverschuiving7: verschuiven impliceert compatibiliteit. Een heroriëntatie wat betreft methoden en afgrenzing van het empirisch bereik van een vakwetenschap heeft niet het karakter van een paradigmawisseling, aangezien er geen theoretisch object is. De theorievorming en het scala aan toe gepaste methoden zijn praktijkgericht, en niet gericht op het genereren van waarheidsaanspraken ten aanzien van het object, die binnen een paradigma op geijkte manieren (experimenteel) te toet sen zijn. Van een Kuhniaanse situatie van normal science - het oplossen van overzienbare puzzles binnen heldere vast liggende kaders - was en is nooit sprake geweest binnen het archiefwezen, en dus ook niet van een paradigmawisseling in bovengenoemde wetenschappelijk-con- stitutieve zin. We kunnen wel spreken van een paradigmawisseling of -verschui ving in de secundaire sociologische zin: de heroriëntatie van het archiefwezen op taken en doelen naar aanleiding van de digitalisering en de informatisering van arbeids- en andere werkprocessen. In het kader van deze heroriëntatie is het van belang dat het onderscheid van de twee betekenissen van Kuhns paradigma wordt vastgehouden. Het vakweten- schappelijk bedrijf vereist een andere gerichtheid dan het zuiver wetenschap pelijke bedrijf. Het is niet minder, het staat niet lager, maar het is gewoon iets anders: het vinden van goede praktische oplossingen is een kunst op zich, die op zichzelf niets met zuivere wetenschap te maken heeft. De verhouding van vakwe tenschap tot zuivere wetenschap is niet die van ondergeschiktheid, maar die van ontlenen van concepten en methoden voor eigen doeleinden. Over het object van de archiefwetenschap In de SAP-jaarboeken komt het con cept van procesgebonden informatie als het wetenschappelijk object van de nieuwe archiefwetenschap naar voren. Dit con cept staat in het centrum van wat genoemd wordt het nieuwe paradigma in de archivistiek. We zullen dit concept analyseren en de praktische bruikbaar heid wegen. Het adjectief 'procesgebonden' kan nader geëxpliciteerd worden als 1. door onder ling samenhangende werkprocessen gegenereerd en 2. gevormd om vanuit zowel de vormende werkprocessen als ook andere werkprocessen bevraagd te worden. Een der doelen van het concept is om van de informatiedrager te abstraheren. Het concept van document - drager een daarop vastgelegde informatieve entiteit - verkrijgt daardoor de eigenschap van drageronafhankelijkheid. Op welke dra ger de informatieve enti teit 'zit' is accidenteel en heeft geen weerslag op de opgeslagen informatie zelf. Op deze manier betrekt de theorie zich op zowel papieren (en aan verwante) dragers als op digitale dragers, en wordt de theorievorming me teen op een hoger, infor- matietheoretisch plan getrokken. Maar, waar heeft deze objectdefinitie op enigerlei wijze gedocu menteerde (dat wil zeggen: verdinglijkte) pro cesgebonden informatie betrekking op, als je niet in het achterhoofd houdt dat het over archieven gaat? Elk ding of artefact draagt deels willekeu rig, deels onwillekeurig 'door onderling samenhangende werkprocessen gegene reerde informatie' en deze informatie is altijd deels 'gevormd om vanuit verschil lende werkprocessen bevraagd te wor den'. Kort gezegd: bij elk artefact is de vraag te stellen: hoe is het gemaakt en waar is het voor? Deze theoretische objectdefinitie heeft aldus binnen de archiefwetenschap net zo veel of weinig zin als de objectdefinitie 'flora- en fauna gebonden informatie' voor de tuinweten- schap. Als je het concept niet impliciet of expliciet een context van gebruik ver leent - archieven en tuinen - gaat het ner gens over. Het gaat pas ergens over als duidelijk is om welke informatie, welke werkproces sen en welke soorten dragers het nu eigenlijk gaat. Dus, wat onder archief wordt gerekend en wat niet. Wat dat de facto is, verschilt en verandert in verschil lende contexten en tijden. De aandui ding van archief als dat wat 'naar zijn aard bestemd is om te berusten onder' is in dit verband bijzonder goed: veel meer valt er over archief in het algemeen niet te zeggen. De rest - bijna alles dus - is te ontlenen aan de praktijk en aan de feiten (The context is all). Het vasthouden aan het uitgangspunt dat papieren (en aanverwante) archieven en digitale archieven onder één definitie gevangen moeten worden impliceert een concept van 'document' als een drager- onafhankelijke en dus op een of andere wijze ideële informatieve entiteit. Deze Konijn-eend: zinnebeeld ener paradigmawisseling. ideële entiteit kan zonder veranderingen te ondergaan op willekeurig welke drager 'bevestigd' worden, immers: de drager is accidenteel. Het basisconcept waarmee gewerkt moet worden is aldus dat van een te realiseren (op een drager te bevestigen) ideële informatieve entiteit. Als we van dit 'object' nog prediceren dat we het niet hebben over alle typen van informatie maar over het type van de procesgebon den informatie, dan hebben we het feite lijke object van de 'echte' archiefweten schap: een gerealiseerde (op een drager bevestigde) ideële entiteit, bevattende proces gebonden informatie. Een dergelijk concept brengt grote con ceptuele en communicatieve problemen met zich mee. De reden daarvan is dat je conceptueel van de drager moet abstra heren, maar dat feitelijk nooit kunt: zon der drager heb je geen document voor je neus. Dat je van de drager of het medium moet abstraheren is nog wel in te zien, maar hoe je dat doet, is minder duidelijk. De onuitvoerbaarheid van de abstractie zet zich voort in een onontwarbare klu wen van de concepten van drager, teken, gegeven (data), informatie en docu ment.8 Het probleem is dat omwille van het wetenschappelijk karakter zo ver geabstra heerd wordt van waar die wetenschap over gaat dat de gedifferentieerdheid van wat onder 'archief' begrepen is vergeten wordt. Daarmee dreigt het descriptieve vermogen van het archiefwetenschappe- lijk bedrijf ondermijnd te worden. Belangrijke kwesties die spelen binnen de heroriëntatie van het archiefwezen en die voortkomen uit de verschillen tussen papieren en digitaal archief, dreigen ten 12 archievenblad oktober 2002 oktober 2002 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2002 | | pagina 6