Groninger^hieven werkweek Medewerker Collectiebeheer van een Het Regionaal Historisch Centrum "Groninger Archieven" beheert de archieven van rijks- en gemeentelijke instellingen werkzaam in de stad en provincie Groningen. Daarnaast heeft het RHC een belangrijke taak bij het verwerven en beheren van particuliere archieven en verzamelingen. De Groninger Archieven stellen deze collecties beschikbaar voor een zo groot en breed mogelijk publiek, met als doel het bevorderen van de cultuurhistorische interesse en participatie. M/V - 36 uur per week Informatie over de functie en kerntaken: toegankelijk maken van collecties uit de 17^e - 20ste eeuw mede verantwoordelijk voor het beheer en beschikbaar stellen van de collecties onderzoek naar herkomst, inhoud en achtergronden van collecties en hierover rapporteren begeleiden van hulpkrachten en/of vrijwilligers bij diverse projecten kan eveneens worden ingezet bij werkzaamheden en projecten van de afdeling Dienstverlening Profiel: diploma archivistiek B (of gelijkwaardige opleiding) affiniteit met de regionale geschiedenis (cultuurhistorisch erfgoed van de stad en provincie Groningen) enige jaren aantoonbare ervaring op het vakgebied enige kennis van automatisering en informatisering kan zowel zelfstandig als in teamverband werken Wij bieden: Goede secundaire arbeidsvoorwaarden op basis van de Arbeidsvoorwaardenregeling Gemeente Groningen (ARG). Voor deze functie geldt salarisschaal 8 (max. 2733 bruto per maand) met mogelijkheid op uitloopschaal 9 (max. 3087 en een vakantietoelage van 8°/o. Overigens zal er nog een herwaardering van de functie plaatsvinden (in 2003). Op basis van deze aanstelling bent u aangesloten bij het ABP pensioenfonds en voor ziektekosten bij het IZA. Het gaat om een tijdelijke aanstelling van maximaal een jaar, met uitzicht op een vaste aanstelling bij goed functioneren en een goede beoordeling. Procedure: Voor inlichtingen kunt U contact opnemen met drs J. Stienstra, afdelingsmanager Collectiebeheer, of mw. drs. J. van Keulen, afdelingsmanager Dienstverlening, telefoon: 050 5992000. Uw sollicitatiebrief stuurt U uiterlijk 1 september 2002 naar: RHC Groninger Archieven, t.a.v. mw. J. Tuinstra, personeelsfunctionaris, Postbus 30040, 9700 RM Groningen. U kunt uw brief ook per e-mail sturen naar: j.tuinstra@groningerarchieven.nl. De aanstelling kan geschieden per 1 oktober 2002. het dagboek van: Maandag. De week begint vriendelijk. Op het stationsperron kom ik mijn vroegere klasgenoot van de Rijksarchiefschool Cees Gravendaal tegen (class 1973). Hij begon als jongste bediende bij het Spoor en eindigde als archivaris van de NS. Hij behoort tot het type dat zijn hele leven doorleert. Zo is hij nog steeds zeer regel matig in de studiezaal te vinden: spoor weggeschiedenis natuurlijk. Wij praten even over zijn onderzoek en over de hui dige organisatie bij de NS (een rommel tje) en bij het Nationaal Archief (waarom die naamsverandering, dat kost toch alleen maar geld). Vox populi? Wij zijn beiden blij dat we niet veel te maken hebben met dit soort managementpro- blemen. En vandaag gaat hij met zijn echtgenote trainen voor de Vierdaagse. Na een eerste slok koffie - de brandstof waar een ambtenaar op draait - op mijn kamer het eerste telefoontje van iemand die voor een biografie zuiverings- en bij- zondererechtsplegingsarchieven in wil zien. Ik leg de procedure uit, schriftelijk gemotiveerd verzoek, bewijs van overlij den van de gezochte persoon, wij zoeken naar de dossiers, daarna antwoord en een afspraak om deze in de studiezaal te raad plegen. De privacy-bescherming verhin dert dat onderzoekers zelf in deze archie ven mogen zoeken. Bovendien is dat met het ingewikkelde kaartregister op het CABR feitelijk ook onmogelijk. Deze kaartenbak van ongeveer honderd meter is min of meer alfabetisch, maar niet per se lexicografisch. Het kost het goed inge werkte CABR-team onder de bezielende leiding van Francien van Anrooij tussen een half en twee uur om alle dossiers over één persoon boven water te krijgen. Slechts een minimaal gedeelte staat op een database die Justitie bij de overdracht in november 2000 meeleverde. In het tijdperk van de computer werden we teruggezet naar dat van de kroontjespen. Alleen al uit bedrijfseconomische over wegingen, vinden wij van de werkvloer, moet die database zo snel mogelijk met de overige namen en vindplaatsen aan gevuld worden (scheelt al gauw drie ambtenaren én ergernis bij de klanten), maar een beslissing daarover is nog steeds niet genomen. We waren aardig bij met de schriftelijke aanvragen, maar alle publiciteit rond 4 en 5 mei deed de wachtlijst weer tot ongeveer zeven weken aangroeien. Na 'de kinderen van' komen nu ook de 'wetenschappers' met hun vragen: er zijn al diversen onder hen die zo'n 200 namen hebben opgegeven. Nico van Horn, lid van het CABR-team en verder onder andere fanaat sporthisto- ricus, komt 's middags verontwaardigd mijn kamer binnen met een dossiertje dat hij op zoek naar iets anders was tegengekomen: de onlangs overleden sprinter Tinus Osen- darp is tijdens zijn internering met zijn hoofd ondersteboven in een emmer met fae- caliën gehangen. We weten allemaal uit de literatuur van de mis toestanden in de na oorlogse kampen, maar wanneer je het zo con creet over een bekend iemand op papier ziet staan, komt dat toch dichterbij en levert het heftiger emoties op. Dinsdag. Een medewerkster van de Stichting 40-45 heeft een zoekprobleem in Zwitserland. Zij vraagt mij aan de tele foon of ik nog suggesties voor een oplos sing heb. Ik geef haar de naam en het e-mailadres van een collega bij het Bundesarchiv in Bern die alles weet van de daar aanwezige vluchtelingendossiers; wellicht heeft hij het verlossende ant woord. Ik voel mij in mijn werk vaak als de Belgische politieagent met één streep: die kent iemand die kan lezen en schrij ven (sorry, collega's in België). De dag buldert door: vakantie, regen, ook avondopenstelling, met als gevolg dat de studiezaal vol stroomt. Hoewel mijn werkweek momenteel voor een aanzien lijk gedeelte bepaald wordt door die ellendige Tweede Wereldoorlog, doe ik gelukkig ook gewoon studiezaaldienst. Niet allgs^üïïk'om oorlog. In de studie- zaal ligt de basis van het vak, de rest is overhead zoals ik het weieens oneerbie dig en ook niet helemaal juist heb genoemd. Het is fascinerend om te zien wat een mens allemaal wil onderzoeken. De onderwerpen zijn vaak niet te verzin nen. Een archivaris moet nieuwsgierig heid in zijn genen hebben, en zo leer ik zelf dagelijks van het contact met mijn klanten. Het meest bevredigend vind ik het wanneer een ama teur zijn onderzoeksre sultaten goed op papier en ook nog uitgegeven weet te krijgen, zoals onlangs gebeurde met het boek 'De bleekneus jes van 1945' dat gaat over de uitzending van zo'n 30.000 Nederland se kinderen na de oor log. Woensdag. Johannes Houwink ten Cate van het NIOD aan de tele foon met een tweetal vragen. De eerste gaat over de privacy-bescherming in Neder land. Hij moet een Duitse auteur advise ren over het gebruik van Nederlandse gegevens: volledige namen of slechts ini tialen in de publicatie? Daar zijn we snel uit. De tweede is lastiger, het gaat om een ingewikkelde nasleep van de jodenver volging. Ik zie voor ons hier alleen een mogeli jke oplossing in het archief van de Commissie Vermiste Personen, de com missie die na de oorlog formeel het over lijden moest vaststellen van de vermis ten. Ongeveer 120.000 persoonsdossiers. In het depot snel even gezocht. De voor hem belangrijkste persoon tref ik aan. De gegevens uit het dossier gaan per e-mail meteen naar hem toe. Of ze hem zullen helpen betwijfel ik. Vervolgens dient zich via de studiezaal een CABR-klant aan. 'Kind van'. De echtgenote is meegeko men. Voor hen is het bezoek een zeer emotionele gebeurtenis: eindelijk achter halen ze het grote familiegeheim dat bij- FRACMEHTEN Door Sierk Plantinga* september 2002 Vervolg op pagina 17 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2002 | | pagina 1