De archivaris: beroep,
elke opleiding?
archiefopteiding
Zo'n tien jaar geleden zag de wereld van de
(documentaire) informatievoorziening er be
drieglijk simpel uit. Registratuur, archief, biblio
theek, informatietechnologie - het waren afge
bakende begrippen. Datzelfde gold voor de
beroepsopleidingen op dit terrein: ze kenden elk
hun eigen doelgroep en afzetgebied. De SOD
was er voor de registratuur, er waren afzonderlij
ke opleidingen voor de bedrijfsarchivarissen
(GO) en bibliothecarissen (GO, BDI) en de
Archiefschool was er voor de archivaris.
Waarom is dit beeld bedrieglijk? Omdat in
die tijd zelf al steeds duidelijker aan het worden
was dat alleen al onder invloed van de informa
tietechnologie die grenzen gedoemd waren te
vervagen, zo niet te verdwij
nen. Sterker nog, de informa
tiemaatschappij diende zich
aan: employees worden ken
niswerkers, en kenniswerkers
zijn afhankelijk van prompte
beschikbaarheid van betrouw
bare informatie - immers hun
voornaamste werkgereedschap.
In de dynamische omgeving
van de DIV was het eerst voel
baar welke ingrijpende impact
de informatie- en communica
tietechnologie heeft op de
wijze waarop organisaties wer
ken en individuen communi
ceren. Een paar willekeurige
voorbeelden: de snelle opmars
van e-mail in het besluitvor
mingsproces, de invoering van steeds ingenieu
zer document-management-software, de conse
quenties voor het ooit zo vertrouwde 'dossier'.
Met andere woorden: de DIV kreeg het steeds
moeilijker met het realiseren van een belangrij
ke basisfunctie: hoe het archief volledig,
betrouwbaar en toegankelijk te houden.
Archivarissen konden zich in eerste instantie
nog wel wat afzijdig houden van deze turbulen
te ontwikkelingen, maar gaandeweg drong toch
het besef door dat zij hun collega's in de dyna
mische sector niet in hun eentje de kastanjes uit
het vuur konden laten halen - al was het maar
omdat er anders weinig meer over te dragen
viel... Bovendien kregen ook zijzelf in toene
mende mate te maken met klanten die beter uit
de voeten konden met de nukken van Internet
Explorer en van websites dan met die van de
archiefmedewerker. Waren archivarissen daar
voor wel voldoende toegerust?
Archivarissen werden in die tijd door hun
'eigen' opleiding vooral toegerust voor een func
tie in het openbaar archiefwezen. Natuurlijk, zij
leerden dat de archivaris ook een inspectietaak
heeft, zij volgden lessen in de 'registratuur van
de twintigste eeuw' en zij liepen ook een korte
stage in de dynamische sector, maar de overall
oriëntatie van de opleiding was retrospectief:
de leerstof, ruwweg: de geschiedenis van de
staatsinstellingen en van de kerkelijke en
rechtsinstellingen, de 'historische' hulpweten
schappen en een stevige dosis archivistiek ter
ondersteuning van het maken van een inven
taris;
de 'praktische werkzaamheid', die in principe
op een openbare archiefbewaarplaats uitge
voerd moest worden.
Halverwege de negentiger jaren leidde deze span
ning tussen de opleidingen (gericht op het klaar
stomen op een functie in het openbaar archiefwe
zen) en het beroepenveld (waar men zich steeds
meer afvroeg hoe in te spelen op de nieuwe ont
wikkelingen) tot een reorganisatie van het archief-
onderwijs. De Archiefschool, die tot dan toe de
'eigen' opleidingen verzorgd had, werd verzelf
standigd en kreeg de taak om een nieuwe genera
tie archivarissen in twee opzichten beter op deze
nieuwe taken voor te bereiden, met name door
verbreding van de opleiding op twee niveaus:
ten eerste van het traditionele domein (het
openbaar archiefwezen) naar een domein dat
alle fasen van de levenscyclus omvatte;
ten tweede naar een domein dat zich ook op
de niet-archivistische informatie richtte.
De school is daartoe in 1995 gaan samenwerken
met de opleiding Informatiewetenschap aan de
Universiteit van Amsterdam en de opleiding
Informatiedienstverlening en -management
(IDM) aan de Hogeschool van Amsterdam.
In dat reguliere hoger onderwijs vinden
voortdurend veranderingen plaats. Maar de laat
ste tijd zijn de lijnen op twee terreinen het dui
delijkst: de didactiek en de onderwijsorganisatie.
de didactische lijn:
In eerste instantie in het HBO, maar tegenwoor-
18
dig ook op de universiteit, is het besef
doorgedrongen, dat de verschuivingen in
het beroepenveld consequenties hebben
voor de didactische aanpak van de oplei
ding. Immers, het is niet meer mogelijk te
volstaan met een vastgestelde canon van
vakken waarvan het nut in een bepaald
beroep door ervaring aangetoond is in
een situatie waarin de grenzen en de
taken van het beroepenveld verschuiven,
de behoeften van de klanten veranderen
en de enorm toegenomen informatie-uit
wisseling ertoe leidt dat de lesstof haast al
verouderd is op het moment dat het
diploma wordt uitgereikt.
Dit heeft uiteindelijk geleid tot de ont
wikkeling van het zogeheten 'leren
leren-concept' en van de beroepspro-
bleemgerichte aanpak. Dit concept
houdt in dat het curriculum niet langer
uitgaat van een hoeveelheid lesstof waar
van enig gremium meent dat deze nu
eenmaal moet worden aangeboden, maar
van problemen uit de beroepspraktijk
waarvoor de studenten onder begelei
ding van de docent zo zelfstandig moge
lijk de oplossing zoeken. De bedoeling is
uiteindelijk dat de studenten zelf het
betreffende probleem analyseren en
daarbij onder andere vaststellen welke
kennis en vaardigheden zij nodig hebben
om het probleem op te lossen en hoe ze
die in huis kunnen halen. Door de oplos
sing te presenteren tonen zij hun compe
tentie op dit terrein aan.
Consequentie hiervan is dat het diplo-
ma-nieuwe-stijl niet de garantie geeft dat
de afgestudeerde een 'grondige kennis
van x of y heeft' heeft, maar wel dat deze
over een set van toekomstgerichte, prak
tisch inzetbare competenties beschikt en
zich ervan bewust is dat deze niet tot in
lengte van dagen zullen volstaan om in
de beroepspraktijk goed te functioneren.
de onderwijsorganisatorische lijn:
In het hele hoger onderwijs vindt verbre
ding van de opleidingen plaats, deels op
basis van de ontwikkelingen in de
beroepspraktijk, deels omdat kleinschali
ge opleidingen tegenwoordig nauwelijks
meer autonoom in stand te houden zijn.
Dit leidde de afgelopen jaren al tot
samenvoeging van gelijkgeaarde oplei
dingen in grotere 'instituten'. Op de
Universiteit van Amsterdam werd bij
voorbeeld de 'leerstoelgroep' Boek-,
Archief- en Informatiewetenschap opge
nomen in een Instituut 'Mediastudies',
op de Hogeschool van Amsterdam kwam
de opleiding IDM terecht in een Instituut
voor Media- en Informatiemanagement
(MIM). Een belangrijke overweging was
dat het samenvoegen van opleidingen in
dit soort instituten ook tot efficiency zou
leiden. Modulen die eerder door iedere
opleiding afzonderlijk werden verzorgd,
zouden nu aan alle studenten van het
instituut gegeven kunnen worden.
Dit heeft ervoor gezorgd dat in de meeste
gevallen een 'omgekeerd trechtermodel'
is ingevoerd: een brede basisopleiding
met in de loop van de opleiding toene
mende specialisatiemogelijkheden.
Het interessante is dat daarbij aangeslo
ten is bij de eerder genoemde didactische
lijn. Dat wil zeggen dat deze specialisaties
niet zozeer bepaald moeten worden door
het onderwijs aanbod, maar door de
onderwijsvrije^ van de student. Op de
Hogeschool van Amsterdam wordt daar
voor een omschrijving gebruikt die deze
verschuiving in het onderwijs aardig
aangeeft, namelijk 'Student aan zet'. De
student leert in de loop van de opleiding
zijn/haar eigen studieloopbaan vast te
stellen en deze zodanig in te richten dat
hij/zij aan het einde van de studie het
competentieprofiel voor het gewenste
beroep bezit.
Wat betekent dit alles nu voor de
archiefopleidingen? In hoeverre leiden
deze ontwikkelingen ertoe dat de hier
voor genoemde spanning tussen een (op
vasthouden aan de traditie gerichte)
opleiding en een (toenemend met ver
nieuwing geconfronteerde) beroepsprak
tijk opgeheven wordt?
Het aardige is dat zowel op de universiteit
als op de hogeschool het trechtermodel
de verbreding heeft bevorderd. Op de
HvA vinden we een 'MIM-brede' prope
deuse, waarin de studenten kennis maken
met de verschillende beroepen in het
veld, en met name met de competenties
die op die onderscheiden terreinen van
studenten verwacht worden. Op de UvA
is er de propedeuse van de bachelor
Documentaire Informatiewetenschap,
waarin ook modulen zijn opgenomen
voor alle studenten van het instituut
Mediastudies. De eerstvolgende twee stu-
archiefopleiding
diejaren worden modulen op het terrein
van de informatiewetenschap (UvA)
respectievelijk informatiekunde (HvA)
aangeboden, waarin de archivistische ba
siscompetenties zoveel mogelijk zijn
geïntegreerd. Daarna volgt op de HvA een
vierde jaar, waarin de student vooral zelf
aan zet is om zichzelf binnen het beroe
penveld Informatiemanager te profileren,
bijvoorbeeld tot archivaris. Op de UvA
wordt de opleiding na drie jaar afgesloten
met een bachelor, waarna de masterfase
volgt. Hierin kunnen de studenten kiezen
of ze zich specialiseren in de informatie
wetenschap of in de archiefwetenschap.
Is het eerdere gestelde doel, archiva
rissen opleiden die op een breder terrein
competent zijn, nu gerealiseerd? De
omschakeling van oud naar nieuw is een
proces dat veel meer voeten in de aarde
heeft dan wij ons gerealiseerd hebben.
Met name het integratieproces van twee
lange tradities is veel moeilijker en gaat
veel langzamer dan wij hadden ver
wacht. Toch is wel vast te stellen dat de
opleidingen steeds meer in de richting
komen van wat met de transformatie
beoogd werd. Dat is winst.
Is er ook verlies? Dat is erg moeilijk objec
tief vast te stellen, het is immers afhanke
lijk van het perspectief. Is het gegeven dat
afgestudeerden breder opgeleid en inzet
baar zijn winst, of is het gegeven dat de
studenten niet per se meer paleografie
beheersen verlies? Is het gegeven dat stu
denten zich met intranet en internet, met
workflow-systemen en database-manage
ment hebben bezig gehouden winst, of is
de afgenomen kennis van de kerkelijke
instellingen verlies?
Op dit niveau zal de discussie zich in de
moderne omstandigheden niet meer
afspelen; immers, die zal zich gaan richten
op de afstemming tussen door de oplei
ding beoogde en de in het beroepenveld
benodigde competenties. En die discussie
staat nog maar in de kinderschoenen.
Door Hans Scheurkogel*
In 1995 zijn de archiefopleidingen structureel veran
derd: zij werden ondergebracht bij een universitaire
en een hbo-opleiding. Op 29 mei 2002 organiseert
de Archiefschool een congres over de opleidingen.
In dit artikel wordt in grote lijnen aangegeven wat
de achtergronden van de veranderingen op oplei-
dingsgebied zijn en waar we nu staan.
Ontwikkelingen in het beroepenveld
Ontwikkelingen in de opleidingen
Ontwikkelingen in het hoger onderwijs
archievenblad
Ontwikkelingen en archiefopleidingen
Succes?
Hans Scheurkogel is coördinator archiefopleidingen
van de Archiefschool. m
mei 2002
archievenblad