de praktijk 18 I r de praktijk Dit artikel is geschreven vanuit de situatie bij het ministerie van LNV, waar het e-mailpakket van marktleider Microsoft wordt gebruikt (Outlook met Exchange als database voor de ontvangst en distributie). Er zijn natuurlijk allerlei andere pakketten, zoals Lotus Notes of Groupwise, maar hun functionele principes zijn vergelijkbaar. Overigens kunnen de mogelijkheden van Outlook fluctueren per versie. Outlook kan draaien op allerlei servers, maar Exchange wordt het meest gebruikt omdat anders bepaal de functionaliteiten, zoals de agenda, niet ondersteund wor den. [-mail op de kaart Door Jan van Tol* Over archivering van e-mail is al veel geschreven, en zelfs veel goeds. De bestaande invalshoeken zijn echter ofwel globaal-theoretisch, ofwel direct gericht op een pragmatische deeloplossing. Het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) vond dat niet genoeg en heeft een complete analyse gemaakt van alle archiveringsaspecten (van aanleveren tot verwijderen) en van de juridische, technische en organisatieculture^ invalshoeken. Dit artikel bespreekt de voornaamste bevindingen en schetst hoe LNV daarmee inmiddels aan de slag is gegaan. Archivering van e-mail is een complex onderwerp. Allerlei lastige elementen komen bij elkaar: privacy versus organisatiebelang, docu mentbeheer in het persoonlijke en in het IT- domein, digitale duurzaamheid, de vervlechting met bijlagen die zijn aangemaakt in andere applicaties, en natuurlijk de gigantische hoe veelheid e-mails. Om een aanpak te bedenken moet je een goed beeld hebben van de samen stellende elementen van dit probleem. LNV miste in de bestaande publicaties en rapporten echter een integrale analyse en heeft die daarom zelf verricht1. Eerst zijn de algemene organisatieculturele, juri dische en technische aspecten beschreven, met knelpunten en aanknopingspunten voor oplos sing. Daarna is ingezoomd op alle afzonderlijke archiveringsaspecten, met telkens een algemene omschrijving, de toepasselijkheid op e-mail, de specifieke juridische en technische aspecten, en aanknopingspunten voor een oplossing. Het rapport zoomt daarna uit naar e-mail in het algemeen en besluit met samenvattende conclu sies en aanbevelingen. Organisatiecultuur E-mail wordt nog in ruime kring beschouwd als een applicatie van kantoorautomatisering binnen het persoonlijke domein van de indivi duele medewerker. Meestal is er dan ook niets geregeld voor het beheer, hoewel de belangen van de organisatie vragen om een volwaardige archivering. Betekenen regels het einde van het onbezorgde mailen? Zal iedere individuele medewerker inzage moeten verlenen in de eigen elektronische postbus of die zelfs moeten opge ven? Een veelgehoorde oplossing om de beheersproblemen beter het hoofd te kunnen bieden is vervanging van individuele e-mail- adressen door een centrale postbus, met centrale opslag, registratie, ordening en dergelijke. Beheer buiten de individuele medewerkers is bij veel organisatieonderdelen in strijd met de heersende cultuur. Nu is er iets vreemds met dat begrip organisatie cultuur. Het wordt meestal gebruikt als aanloop je om uit te leggen waarom iets niet gebeurt zoals het zou moeten2. Toch kun je niet om de situatie heen dat de persoonlijke e-mailpostbus beschouwd wordt als een verworven recht. Ook het van bovenaf vastleggen dat de individuele medewerker toegang zal moeten geven tot zijn e-mail bestanden (het Big Brother-effect in Orwelliaanse zin) is binnen de ambtelijke cul tuur niet gewenst. En een wezenlijke randvoor waarde voor interne regels is dat ze passen bij de cultuur waarin ze gerealiseerd zullen worden. Medewerkers bij LNV hebben veel individuele vrijheid, maar dat blijft niettemin een vrijheid binnen de gebondenheid van departementsbe- langen zoals archivering. Hoe dan ook is de realisering van een verantwoord gebruik van e- mail niet alleen gebaat bij een richtlijn, maar ook bij doeltreffende communicatie. Medewer kers moeten gaan beseffen dat e-mail informatie kan bevatten die het ministerie nodig heeft om zich te kunnen verantwoorden of om de stand puntbepaling te kunnen reconstrueren. Idealiter zou alle persoonlijk beheerde informatie een standaard onderwerp in functioneringsgesprek ken zijn. Privacy Niet alle e-mails hoeven behandeld te wor den als archiefbescheiden. Natuurlijk wordt het medium steeds meer gebruikt voor ambtelijke communicatie, zowel formele (vergelijkbaar met een brief) als informele (vergelijkbaar met een telefoongesprek). Maar daarnaast zal altijd een deel van de berichten een zuiver privé-karakter dragen en daarop is het briefgeheim van toepas sing. Voor e-mail is dit nog niet vastgelegd in de Grondwet, maar dat is een kwestie van tijd, want het kabinet heeft in augustus besloten om het brief-, telefoon- en telegraafgeheim te ver vangen door het grondrecht op vertrouwelijke communicatie (inclusief e-mail, SMS enz.). Bij LNV is afgesproken dat e-mail in principe een zakelijk karakter heeft, hoewel beperkt en beschaafd gebruik voor privédoeleinden is toe gestaan^. Ook al zijn de meeste e-mails zakelijk van aard, de werkgever mag vanwege de privacy- bepalingen niet zomaar in iemands elektroni sche postbus kijken. Eventueel gewenst centraal beheer wordt hierdoor dus belemmerd. De voetangels van het briefgeheim kunnen ver meden worden door af te spreken dat privé- berichten voortaan duidelijk als zodanig worden gemarkeerd, zoals al gebeurt bij papieren brie ven. Daarvoor moeten wel technische voorzie- I archievenblad februari 2002 ningen komen. E-mail heeft geen buitenkant waarop zo'n markering kan worden aangebracht en verder is het bijna niet mogelijk om een bericht af te schermen voor inzage door sys teembeheerders. Daarnaast moet er iets bedacht worden voor berichten met een deels privé- en deels zakelijke inhoud. Hoe weeg je die belangen af? Het lijkt aannemelijk dat het organisatiebe lang prevaleert en dat de organisatie het recht heeft om zulke berichten te bekijken ondanks hun aanwezigheid in het persoonlijke en dus (gedeeltelijk) privédomein. Een mogelijke aanpak is om naast de persoonlij ke postbussen ook functionele en groepspost- bussen in te stellen. De berichten in en vanuit zulke postbussen zijn per definitie zakelijk en kunnen beheerd worden door DIV'ers. De eind gebruiker wordt er dan verantwoordelijk voor om van alle relevante ingekomen en verzonden e-mails een kopie door te sturen naar de functio nele postbus. Origineel of kopie? Dat brengt ons op de vraag wat het origine le bericht is, een vraag die essentieel is om te kunnen bepalen voor welke versie de archiefwet- telijke beheersvoorschriften gelden. E-mails bevinden zich in hun originele versie in de cen trale server. Dat origineel wijkt echter af van de verschijningsvorm op het scherm van de eind gebruiker. Zo heeft een uitgaand bericht aanvan kelijk zijn interne organisatiespecifieke opmaak, die tevens beïnvloed wordt door het type com puter dat de eindgebruiker voor zijn neus heeft staan. Zodra het bericht het besloten netwerk verlaat en in het openbare internet terechtkomt, krijgt het een ander formaat. De vorm van een e- mail staat in feite niet vast. Om praktische rede nen, maar met het nodige voorbehoud, kan worden besloten om de verschijningsvorm in Outlook te beschouwen als de originele omge ving. Daarmee zijn we er nog niet, want er zijn verschillende berichttypen. Duidelijk origineel zijn het ingekomen bericht en het ingekomen antwoord (RE). Duidelijk een kopie zijn de ingekomen kopie (CC) of blinde kopie (BCC) en de verzonden kopie of blinde kopie. Het verzonden bericht en het verzonden antwoord kunnen beschouwd worden als minu ten en zijn daardoor archiefwaardig. Een twijfel geval is het doorgestuurde bericht (FW). Op zich is de inhoud een kopie, maar omdat de context- gegevens (afzender, tijdstip) anders zijn kan het als origineel beschouwd worden. Dat is zeker het geval wanneer aan het doorgestuurde bericht nog nieuwe tekst is toegevoegd. Hetzelfde geldt voor het verzonden doorgestuurde bericht. En wat doen we met een identiek be richt dat verzon den is naar meer dere geadresseer den: zijn alle in gekomen exem plaren origineel? Verder zijn er nog de meldingen die door het systeem aangemaakt zijn: verzendbe- vestiging, leesbevestiging en bevestiging van verwijdering door de geadresseerde. Deze mel dingen geven contextinformatie over wat er met een verzonden bericht is gebeurd. Ze worden alleen gegenereerd als de optie daartoe geacti veerd is. Voor een automatisch antwoord bij afwezigheid van de geadresseerde geldt hetzelf de. Kortom, het is niet eenvoudig te bepalen welke soorten e-mail origineel zijn. Overigens is deze benadering principiëler dan gebruikelijk voor papieren brieven, want de mogelijkheden om het technisch goed te regelen vergen een veel sterker theoretisch kader dan in de wat pragma tische en ad-hocbenadering in het papieren tijd perk. Maar ook hier is de nodige pragmatiek wel kom. Zo kan de vraag of alle exemplaren van een identiek bericht origineel zijn, omzeild wor den door de tegenvraag of alle exemplaren wel gearchiveerd moeten worden. Voor de recon structie van het werkproces is één exemplaar voldoende, want daarop staat de complete lijst met geadresseerden. Een hanteerbare afspraak zou zijn om alleen het verzonden bericht te archiveren. Overigens wordt daardoor de eerder genoemde oplossing met aanlevering aan func tionele postbussen minder bevredigend, want de berichten die er indirect in belanden vanuit een persoonlijke postbus zijn natuurlijk kopieën. De kwestie van originaliteit in het algemeen kan ook onschadelijk gemaakt worden door meer nadruk te leggen op het beheer van de gegevens in de centrale Exchange server. Daar kunnen makkelijker de distributiegegevens worden vast gehouden over herkomst, bestemming, verzen ding, routering en lezen, die vervolgens toege voegd kunnen worden aan de berichten die terecht komen in de functionele postbussen. Zoals hierboven bleek, moet er met het centrale beheer wel zorgvuldig worden omgegaan van wege de privacy. Registreren en ontsluiten Een e-mail moet door de opsteller voorzien worden van naam en e-mailadres van de Een mogelijke aanpak van het privacy probleem is om naast de persoonlijke postbussen ook functionele en groeps- postbussen in te stellen. archievenblad februari 2002

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2002 | | pagina 9