'Een gewoon mens heeft ook historisch besef'
KDC met opheffing bedreigd
Geschiedenisdag Tilburg 24 november 2001
ERPANET BUNDELT DIGITALE ERFGOEDKENNIS
nieuws uit het veld
nieuws uit het veld
I 13
Door Willem Dings*
In het voorjaar van 2001 heeft het College
van Bestuur van de Katholieke Universiteit
Nijmegen (KUN) kenbaar gemaakt dat het
instandhouden van het Katholiek
Documentatie Centrum (KDC) niet langer tot
de kerntaken van de universiteit behoort.
Het college vroeg een werkgroep te onder
zoeken of de collecties van het KDC - te
weten de archiefcollectie (meer dan 1.000
archieven met een omvang van 8.000 strek
kende meter), de bibliotheekcollectie en de
audiovisuele collectie - bij Het Utrechts
Archief (HUA) ondergebracht kunnen wor
den.
Uit het rapport van de werkgroep
(november 2001) kwam evenwel naar
voren dat HUA slechts geïnteresseerd was
in een deel van de archieven. In Utrecht
zou zéker geen plaats zijn voor de biblio
theekcollectie van het KDC en ook een
eventuele overbrenging van delen van de
audiovisuele collectie was met de nodige
'mitsen en maren' omgeven.
Vanaf het begin is de staf van het KDC
bezorgd geweest dat bij een 'Utrechtse
oplossing' de gehele collectie uiteen zou
vallen. Die bezorgdheid bleek niet onge
grond. In een tijd dat alom juist wordt
gestreefd naar samenwerking tussen cul
turele instellingen (archiefdiensten,
bibliotheken, musea e.d.) om informatie
over één stad, streek of onderwerp op één
centrale plaats bijeen te brengen (denk
aan de oprichting van de diverse regiona
le historische centra) staat de handha
ving van het KDC met zijn geïntegreerde
opbouw van de collecties zwaar onder
druk.
Het KDC beheert sinds 1969 zeer diverse
verzamelingen met informatie over het
Nederlandse katholicisme vanaf de
negentiende eeuw tot heden. Deze infor
matie is momenteel op een geïntegreerde
wijze toegankelijk: het is mogelijk met
één zoekterm tegelijkertijd door alle col
lecties te zoeken. Voor het Nijmeegse col
lege lijken deze moderne opbouw en toe
gankelijkheid van de collecties echter
geen argument om het KDC in de huidi
ge vorm bijeen te houden. Behalve het
gevaar van versnippering van de infor
matie is er grote onzekerheid over de
continuïteit van de collectievorming;
deze is namelijk sterk afhankelijk van die
geïntegreerde aanpak.
In de afgelopen maanden is behalve door
twee historici van de KUN - prof.dr. Ton
van de Sande en drs. Joost Roosendaal -
ook door bewaargevers van archieven
actie gevoerd om het KDC voor de
Nijmeegse universiteit te behouden. Die
acties hebben vele verontwaardigde reac
ties losgemaakt op de 'ontmanteling' van
het KDC door het
versnipperen van
de collecties over
verschillende lo
caties.
Volgens de laatste
berichten is het
College van Be
stuur van de KUN
vooralsnog niet
van plan in te
gaan op de voor
stellen van de
werkgroep om
(een deel van) de
archieven bij Het
Utrechts Archief onder te brengen,
omdat bij deze oplossing de KUN jaar
lijks voor een groot deel van de kosten
zal moeten blijven opdraaien. Het
Nijmeegse college wil nu in overleg met
bewaargevers en andere belanghebbende
partijen onderzoeken of er andere oploss
ingen mogelijk zijn. Hoe die eruit (moe
ten) zien, is op dit moment nog niet
bekend.
Voor meer informatie over het KDC kunt
u terecht op de website: www.kdc.kun.nl.
Voor steunbetuigingen kunt u schrijven
naar het KDC (Postbus 9100,
6500 HA Nijmegen) of e-mailen (secreta-
riaat@kdc.kun.nl). Een dezer dagen ver
schijnt een speciale uitgave van het blad
Erasmusplein, die kosteloos bij het KDC-
secretariaat is op te vragen (via e-mail of
via tel. (024) 361 24 12).
Willem Dings is als archivaris werkzaam bij het
Katholiek Documentatie Centrum Nijmegen.
De ontwikkelingen in het behoud van
digitaal erfgoed volgen elkaar in rap
tempo op. Talloze initiatieven op allerlei
gebied worden ontplooid en resultaten
gepresenteerd. Er lijkt niemand te zijn
die weet wat er allemaal op dit gebied
gebeurt. De Europese Commissie heeft
daarom een samenwerkingsverband
opgericht tussen HAT1I, de Universiteit
van Glasgow, het Schweizerisches
Bundesarchiv, de Rijksarchiefdienst in
Nederland en de Universiteit van Urbino
in Italië in het zogenaamde ERPANET-
project. ERPANET bundelt de kennis over
digitaal erfgoed die aanwezig is bij erf
goedinstellingen, ICT- en software-indus-
trie, onderzoeksinstituten, overheidsor
ganisaties, amusement- en creatieve
industrie en commerciële ondernemin
gen. De belangrijkste opdracht voor
ERPANET is het oprichten van een virtu
eel, dus digitaal, kenniscentrum waar
men terecht kan voor een overzicht van
de stand van zaken op het gebied van het
behoud van digitaal erfgoed.
ERPANET is in november 2001 voorlopig
voor drie jaar van start gegaan. Het is de
bedoeling dat er een netwerk ontstaat
van instellingen die iets doen of willen
doen met het bewaren van digitale infor
matie. Daarbij is Europa verdeeld in vier
zones. Het Nationaal Archief i.o. is ver
antwoordelijk voor de West-Europese
zone (Benelux en Frankrijk). Met het pro
ject is 1,2 miljoen euro gemoeid, waar
van de Europese Commissie 900.000
euro voor haar rekening neemt.
Voor meer informatie surft u naar
www.erpanet.org
12
archievenblad
februari 2002
Door Loes Heuvelmans en Marijke de Bruijne*
"Stamboomonderzoekers hebben het
over 'mijn' familie. Dat getuigt niet van
historisch besef. Historisch besef is het
besef dat het verleden van iemand anders
is. Het gaat niet om 'jouw' familie en ver
leden, het gaat om andere mensen, in een
andere tijd." Dit zei Arie Wilschut, mede
schrijver van het rapport van de commis
sie-De Rooy, op het openingsdebat van de
Geschiedenisdag in Tilburg.
Thema van de voor de tweede maal geor
ganiseerde geschiedenisdag was 'Histo
risch Besef'. Maar wat is dat eigenlijk, his
torisch besef? Dat was de grote vraag tij
dens het openingsdebat. "Een gewoon
mens heeft ook historisch besef," liet
iemand uit de zaal zich op het hoogtepunt
van de discussie ontvallen. Maar kun je
spreken van 'minder goed', 'beter' of zelfs
'moreel verhevener' historisch besef?
Bastiaan Bommeljé, classicus en publicist,
noemde een dergelijke normatieve bena
dering verwerpelijk. Arie Wilschut was het
hier niet mee eens: "Waarom zou je men
sen dan nog opleiden?"
Een grenzenloze markt
Het thema is actueel. In het onlangs
verschenen rapport van de commissie-De
Rooy wordt als belangrijkste taak van het
geschiedenisonderwijs genoemd: leerlin
gen historisch besef bijbrengen. Daar
naast promoveerde Kees Ribbens in 2001
aan de Universiteit Utrecht op een proef
schrift waarin hij de algemeen gehoorde
klacht dat Nederlanders geen historisch
besef meer hebben, onderuit haalde.
Volgens Ribbens zijn Nederlanders juist
zeer intensief bezig met het verleden: his
torische toeristenattracties zijn zeer po
pulair, duizenden mensen speuren in ar
chieven naar hun stamboom, mensen
zijn actief in heemkundekringen en
schrijven de geschiedenis van hun wijk,
stad of regio. De belangstelling beperkt
zich vaak tot de persoonlijke of lokale
geschiedenis, is hapsnap, weinig kritisch
en gedreven door nostalgische gevoelens.
Daarom wordt deze belangstelling door
historici vaak niet serieus genomen.
De historische kennis bij Nederlanders is
misschien afgenomen, de belangstelling
voor geschiedenis en het culturele erf
goed lijkt alleen maar toe te nemen. Het
verleden is populair. "Het verleden is een
grenzenloze markt
geworden," zei prof.
dr. Maria Grever
(Universiteit Nijme
gen en Erasmusuni-
versiteit). Voor ar
chieven en andere
erfgoedinstellingen
ligt hier een kans.
Door in te haken op
die latente belang
stelling kunnen zij
nieuwe doelgroe
pen bereiken. Om
de aansluiting bij
dat publiek te vinden moet je nieuwe
vormen zoeken. Je spreekt die groep niet
aan met wetenschappelijke studies. In
diverse presentaties op de geschiedenis
dag kwamen andere vormen aan bod,
zoals film, museale presentaties en televi
sie.
Filmbeelden
"Lopen we dan niet het gevaar dat
het verleden 'verantonpieckt' wordt?",
zoals Gerard Rooijakkers het uitdrukte.
In een sessie over de popularisering van
geschiedenis werd een aantal filmfrag
menten getoond, waaronder van 'Soldaat
van Oranje' en 'Bestaat Nederland wel?'
van Herman Beliën. Niet alles viel in de
smaak bij de panelleden, terwijl vanuit
de zaal een sterk pleidooi gehouden werd
voor het gebruik van film, bijvoorbeeld
in het geschiedenisonderwijs. Zelfs
waren er mensen in de zaal die zich
afvroegen waarom historici zelf geen
films en documentaires maken. Waarom
zou je een wetenschappelijke studie niet
kunnen voltooien met het maken van
een historische film in plaats van een
scriptie? "Historici moeten toleranter
worden," gaf ook Maria Grever toe, "his
torici zijn wel erg serieus."
Een groot voordeel van film is dat beel
den goed in staat zijn om een historische
sensatie op te roepen. In een sessie over
museale presentaties vroeg iemand uit de
zaal zich af hoe het toch kwam dat één
beeld soms zo veel meer kan vertellen
dan een heel boek. Volgens Kees
Zandvliet van het Rijksmuseum, maker
van de tentoonstelling over prins
Maurits, komt dat simpelweg doordat
Twee symposiumbezoekers
vermaken zich met een
Oudhollands spelletje van
de Stichting Traditionele
Sporten en Spelen. (Foto
Loes Heuvelmans)
een mens meer zin-
tuigen heeft. Beel
den kunnen meer
dere zintuigen ge
lijktijdig aanboren
en daar kan een
museum gebruik
van maken. Wel
moet je er als maker voor uitkijken dat je
geen 'plaat je-bi j-een-praat je'-tentoon-
stelling maakt. De beelden en objecten
moeten niet de illustratie zijn bij een
bestaand verhaal, maar zij moeten zelf
het verhaal vertellen. De mensen achter
de objecten worden dan vanzelf zicht
baar.
In een andere sessie had Annelies van der
Goot (nu VPRO, voorheen programma
maakster bij Omroep Fryslan) een aantal
waardevolle tips voor erfgoedinstellingen
om hun materiaal onder de aandacht
van de lokale media te brengen: leer de
programmering en'de persoonlijke inte
resses van de omroepmedewerkers ken
nen. Schrijf een vlot persbericht en doe
een voorstel hoe het nieuws in een aan
trekkelijk item gegoten kan worden. De
lokale media weten niet altijd raad met
de plaatselijke geschiedenis; de helpende
hand van de erfgoedinstelling wordt dan
ook bijzonder gewaardeerd.
organisatie:
Nederlands Centrum voor
Volkscultuur
deelnemende instanties:
Koninklijk Nederlands Historisch
Genootschap
Nederlandse Museumvereniging
Vereniging voor Geschiedenisleraren
in Nederland
Historisch Platform
Loes Heuvelmans en Marijke de Bruijne zijn werk
zaam bij het Streekarchief Regio Eindhoven.
februari 2002 archievenblad I