e c e n s i e s ignalementen Jacques J.M. Baartmans, Hollandse wijsgeren in Brabant en Vlaanderen, geschriften van Noord-Nederlandse patriotten in de Oostenrijkse Nederlanden, 1787-1792. literatuur ISBN 90-75697-61-9. 538 blz., 31,31 Het hier besproken werk is de han delseditie van een proefschrift van de leer stoel 'Intellectuele betrekkingen tussen de Westerse landen in de zeventiende en achttiende eeuw', maar feitelijk is het let terkundig van aard. Men moet zich dus niet door de titel laten afschrikken, want de wijsbegeerte die uiteengezet wordt, bestaat louter uit soms bittere, maar in ieder geval avontuurlijke levenservarin gen! Het geeft namelijk weer hoe in de voormalige Oostenrijkse Nederlanden asielliteratuur is ontstaan van de hand van Noord-Nederlandse patriotten, en in het bijzonder van Emilie Luzac als echtge note van Wybo Fijnje, Gerrit Paape als auteur van De hollandsche wijsgeer in Braband, en de dagboekschrijfter Clara Cornelia van Eijck. Van deze drie werken is er één gedrukt; de andere handschriften waren wel bedoeld om te worden ver spreid om door meer mensen dan de intie me kring te worden gelezen, maar tot veel afschriften is het niet gekomen. Het dag boek van Clara van Eijck is door de Werkgroep Ego-documenten een jaar gele den getranscribeerd, voor druk bewerkt en verspreid. De bespreking van deze werken neemt slechts eenvijfde deel van het boek in beslag. De rest is gewijd aan het kader waarbinnen ze zijn ontstaan of beter gezegd, de situatie van Nederlandse asiel zoekers bij hun taalverwanten van wat Geyl ooit de 'Nederlandse stam' noemde. En dat is een bijzonder spannend onder werp. Bovendien - zoals hierboven al gesuggereerd - zeer boeiend beschreven. De behandelde periode beslaat de jaren 1787-1792, van de vlucht van de patriot ten uit Noord-Nederland voor de repressie van Wilhelmina van Pruisen na het inci dent van Goejanverwellesluis tot aan de onderdrukking van de Belgische revolutie door Oostenrijk. In dat jaar zijn nagenoeg alle relevante Noord-Nederlandse patriot- Hollandse wijsgeren in Brabant en Vlaanderen ten uit België gevlucht: naar Frans Vlaanderen of naar de - inmiddels wat rus tiger geworden - Noordelijke Nederlan den. Want de Belgische revolutie bracht allerminst de democratie waarnaar de patriotten streefden. De Belgische leider Jan van der Noot werd gedreven door het klerikale verzet tegen de verlichte maatre gelen van Joseph II, die zelf wel steun kreeg van de patriotten uit het Noorden. Daardoor maakten dezen zich voor de aanhangers van de Verenigde Staten van België verdacht: met name Pieter Vreede moest zijn bedrijf beschermen tegen plun derende voorlopers van de Brigands en ijlings naar de Noordelijke Nederlanden verhuizen. Ook met de democratische minderheid van Vonck en de zijnen kon men het moeilijk vinden, omdat die juist steun zocht bij Wilhelmina van Pruisen! De verlichte keizer was echter ook een des poot en stelde de patriotse bijval niet op prijs: voor hem waren de Hollanders niets meer dan armzalige relschoppers (pétards p. 311). Blijkbaar gold toen voor het eerst dat asielzoekers in het gastland geen poli tiek mochten bedrijven. Wie meer wil weten, moet beslist Baartmans' proefschrift lezen. Voor ons vak betekent het echter wel een uitdaging. Baartmans moest het doen met de hem bekende handschriftverzamelingen, on der meer de door koning Willem 1 aange kochte banden van de nazaten van Dumont Pigalle die in het Algemeen Rijksarchief berusten. Veel van deze verza melingen belandden via wetenschappelij ke genootschappen en professorenfami lies in universiteitsbibliotheken en in Noord-Nederland worden deze beschei den geïnventariseerd door de werkgroep Ego-documenten. Maar men is hierbij ook afhankelijk van de kennis van de archiva ris of de locale bibliothecaris. Op een tij dens de promotie gestelde vraag van de oppositie of alle Zuid-Nederlandse vind plaatsen wel waren verkend, moest Baartmans - noodzakelijkerwijs - ontken nend antwoorden. Niet alle handschriften waren centraal geregistreerd en zeker niet in het Zuid-Nederlands taalgebied. De inhoud van deze handschriften kan, door hun expressie van hun individuele emo tie, letterkundige waarde hebben. Dat geldt met name voor werk waarvan de schrijver veronderstelt dat het ooit door anderen gelezen zal worden vanwege de weergave van zijn gevoelens en ervarin gen in den vreemde. Bijvoorbeeld omdat hij of zij nu eenmaal een patriotse intel lectueel is, een naar Noord-Nederland gevlucht slachtoffer van de Franse con scriptie, of anderszins door revolutie of reactie van huis en haard is verdreven. Men zal merken dat de confrontaties in een tijd waarin taalbroeders vreemden van elkaar bleken te zijn verbijsterend weinig afwijken van de huidige actualiteit. Daarom is het van belang dat het door Baartmans gesignaleerde drietal wordt aangevuld. Misschien komen er in archiefbewaarplaatsen nieuwe ontdekkin gen boven tafel? februari 2002 literatuur Interieurs belicht. Sedert enige jaren dragen de jaarboe ken van de Rijksdienst voor de Monu mentenzorg een thematisch karakter. Het jaarboek 2001, onder de titel Interieurs belicht, is uiteraard gewijd aan historische interieurs, aangezien de RDMZ samen met het Instituut Collectie Nederland het initiatief heeft genomen voor de Manifestatie Historisch Interieur 2001. Het boek bevat twee delen. Het eerste gedeelte is getiteld Zorg en beheer. Hierin komen de inspanningen aan bod van zowel de overheid als particuliere instel lingen om historische interieurs in stand te houden (dit loopt uiteen van het Amsterdamse Tuschinski-theater - waarbij in de onderschriften op p. 19 en 20 iets mis is gegaan - tot kasteel Amerongen). Het tweede deel, Inwendige rijkdom, 'bespreekt het historisch interieur als spiegel van een veelkleurig maatschap pelijk leven: geloven, wonen, leren, be sturen, werken, ontspannen en zorgen komen aan de orde in zeven beschou wingen over heel specifieke facetten van die functies.' (p. 9). Een nadeel is dat beide hoofdstukken uit zeer veel korte bijdragen bestaan, respectievelijk zestien en vijftien, waar door bepaalde onderwerpen eigenlijk alleen maar aangestipt kunnen worden. Het boek wordt besloten met een aardi ge bijdrage van literator Nicolaas Matsier over de schrijver Frans Coenen en diens roman Onpersoonlijke herinne ringen, gewijd aan het tot museum geworden woonhuis aan de Heren gracht te Amsterdam van het echtpaar Willet-Holthuyzen. Jaarverslag 2000 van het Algemeen Rijksarchief/ Nationaal Archief i.o. Het is niet onze gewoonte in deze kolommen allerlei verslagen te bespre ken. Voor het jaarverslag van het ARA maken we echter een uitzondering. Dat het om een jaarverslag gaat is overigens nergens op het omslag terug te vinden, maar kunnen we opmaken uit het bege leidend schrijven van de staatssecretaris van OCenW en uit de inleiding van de algemeen rijksarchivaris (die stelt dat het Algemeen Rijksarchief zal uitgroeien tot Nationaal Archief: 'een instelling die niet alleen ons nationale geheugen beheert en exploiteert, maar ook voor de Nederlandse en buitenlandse archief diensten een aanspreekpunt en experti secentrum moet zijn'). Het is een rijk geïllustreerde, deels in kleur gedrukte, fraaie uitgave geworden, waarin talrijke afbeeldingen uit de collecties van het ARA zijn opgenomen, die werkelijk alle windstreken beslaan (van Amsterdam tot Kaapstad en van Japan tot Zand- voort). Het credo bij dit alles: 'Een toe gankelijk archief, waarin een groeiend publiek de weg weet en kan vinden wat het zoekt. Dat is de ambitie waarvoor we nog steeds gaan.' (p. 17). Het aantal bezoeken aan de studiezaal is, blijkens de cijfers achter in het verslag, licht gedaald (1999: 29.444, 2000: 28.400), het aantal aangevraagde stukken nam echter sterk toe (1999: 54.000, 2000: 75.000) en de bezoeken aan de website stegen zelfs explosief (1999: 566.000, 2000: 975.000). Coos Huijsen, De Oranjemythe. Een postmodern fenomeen. Ter ere van het huwelijk van Willem-Alexander met Maxima hebben we een boek met fluorescerend oranje omslag uitgezocht. Het koningschap in Nederland wordt gekenmerkt door para doxen. Rationeel gezien lijkt het een anachronisme in onze moderne demo cratische samenleving. Emotioneel gezien heeft het nog altijd zijn waarde, zoals nu wel blijkt uit de 'Maximagekte'. Het koningschap wordt nog steeds gezien als het 'hart van de natie', zoals Beatrix het verwoordde. Waarom de ondertitel spreekt van een 'postmodern fenomeen' is onduidelijk, want Huijsen laat juist zien dat de Oranjemythe al ontstond rond de per soon Willem van Oranje. Huijsen bena drukt vooral de waarde en het belang van een dergelijke nationale mythe: 'irrationele gevoelens bepalen mede onze waardering van de werkelijkheid. We zouden er daarom beter aan doen de betekenis van het mythische te onder kennen en zijn plaats te geven.' De Oranjemythe 39 Vantilt, Nijmegen, 2001 Jacques J.M. Baartmans Geschriften van Noord-Nederlandse patriotien in de Oostenrijkse Nederlanden, 1787-1792 uitgeverij Vantilt Jan Bervoets, medewerker Algemeen Rijksarchief archievenblad Signalementen door Patricia Böschen, Annabelle Meddens-van Borselen, Marijke de Bruijne en Peter Sijnke Waanders Uitgevers, Zwolle/Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist, 2001 ISBN 90-400-9591-4, 224 blz., 22,40 Algemeen Rijksarchief, Den Haag, z.j. (2001) Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 2001 ISBN 90-2882-691-2, 199 blz., 21,00 Coos Huijsen een postmodern fenomeen februari 2002 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2002 | | pagina 19