Wet bescherming persoongegevens juridische zaken VRIJSTELLING AANMELDING juridische zaken Art. 29 van het Vrijstellingsbesluit Wbp zondert verwerkingen die uitsluitend een archiefbestemming hebben, van melding uit. Dit geldt voor zover de verwerking slechts geschiedt voor het archiefbeheer, het behande len van geschillen of het verrichten van weten schappelijk, statistisch of historisch onderzoek. Verder mogen geen andere persoonsgegevens worden verwerkt dan de gegevens die deel uit maken van archiefbescheiden. De persoonsgege vens worden slechts verstrekt aan degenen (daaronder begrepen derden) die leiding geven aan het archiefbeheer, door de verantwoordelij ke zijn belast met het behandelen van geschil len, dan wel wetenschappelijk, statistisch of his torisch onderzoek verrichten (met inbegrip van bezoekers en raadplegers-op-afstand) of die daar bij noodzakelijk zijn betrokken. Dit betekent dat een geautomatiseerde database van persoonsgegevens die gegevens (kan) bevat(ten) van nog levende personen, zoals GenLias of de Digitale Stamboom, niet gemeld behoeft te worden.1 Evenmin behoeft een bestand van images (digitale reproducties) met persoonsgegevens gemeld te worden. Maar pas op! Dat betekent niet dat zo'n bestand verder buiten bereik van de Wbp valt. De Nota van toe lichting op het Vrijstellingsbesluit Wbp (blz. 38) merkt op dat op iedere vrijgestelde verwerking alle overige bepalingen van de Wbp onverkort van toepassing zijn. 'Meer concreet betekent dit dat de regels in hoofdstuk 2 over de voorwaar den voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens normaal van toepassing zijn. Deze zijn in de algemene maatregel van bestuur voor bepaalde categorieën van verwer kingen nader uitgewerkt en geconcretiseerd. Ook de in de Wbp vervatte regels over de rech ten van de betrokkene op kennisneming en ver betering blijven geheel van toepassing.' Blijkens de Nota van toelichting op art. 29 moe ten onder 'verwerkingen die uitsluitend een archiefbestemming hebben' niet alleen de ver werkingen worden begrepen die bedoeld zijn in de Archiefwet 1995, maar meer algemeen ver werkingen die voortvloeien uit of samenhangen met een wettelijke bewaarplicht (bijvoorbeeld art. 2:10 BW c.q. art. 3:15a BW). Andere vrijstellingen van de vereiste melding betreffen onder meer verwerkingen van organisa ties voor wetenschappelijk onderzoek of statistiek die uitsluitend ten dienste staan van door hen te verrichten of verricht onderzoek; met het oog op de registratie van de ontvangst, de behandeling en de afdoening van documenten door de verant woordelijke (post-, voortgangs- en afdoeningsre gistratie); in verband met het aanbieden van faci liteiten of diensten op een netwerk aan personen die in dienst zijn van of werkzaam zijn ten behoe ve van de verantwoordelijke; uitsluitend gericht op het onderhoud, het beheer, de beveiliging, het gebruik en de goede werking van computersyste men of computerprogramma's binnen de organi satie van de verantwoordelijke; betreffende perso nen die de organisatie van de verantwoordelijke bezoeken of hebben bezocht: bezoekersregistratie (art. 37 Vrijstellingsbesluit Wbp). Maar opnieuw: de Wbp blijft onverkort van toepassing op de van de meldingsplicht uitgezonderde bezoekers registratie (zie 'Elke handeling telt. Archief diensten en de Wet bescherming persoonsgege vens', Archievenblad 104/4, juni 2000, p. 28). De vrijstelling van de meldingsplicht geschiedt onder voorwaarden die het Vrijstellingsbesluit Wbp opsomt. Als een der voorwaarden niet of niet geheel kan worden vervuld, moet de ver werking wél gemeld worden. Als, bijvoorbeeld, de in art. 29 genoemde verwerking met archief bestemming ook persoonsgegevens bevat die geen deel uitmaken van archiefbescheiden (te denken is aan een database waaraan bezoekers gegevens kunnen toevoegen), dan moet die ver werking gemeld worden. Ander voorbeeld: art. 37 regelt welke gegevens een van melding uitge zonderde bezoekersregistratie mag bevatten, onder andere gegevens betreffende de reden van het bezoek. Volgens mij behoren daartoe ook gegevens betreffende de door de bezoeker aange vraagde archivalia. Maar stel dat de geautomati seerde bezoekersregistratie ook zou omvatten gegevens over - om maar wat te noemen - aan de bezoeker toegezonden voorlichtingsmateriaal. Op zichzelf mag dat, mits dit als een doel van de registratie is geformuleerd en aan de bezoeker duidelijk is gemaakt. Maar de registratie moet wél aangemeld worden. In het Meldingsbeslnit Wbp (Stb. 2001, 244) staat hoe die melding moet geschieden. Het Vrijstellingsbesluit Wbp maakt het mogelijk dat de gegevens voor de verwerking waarvan vrijstelling van de meldingsplicht geldt, na de formele beëindiging van de (rechts)verhouding nog gedurende korte tijd (meestal twee jaar) worden bewaard. De Nota van toelichting (paragraaf 4.3) merkt op 'In sommige gevallen is het toegestaan gegevens langer te bewaren dan de bovenbedoelde ter mijn, namelijk wanneer dit noodzakelijk is ter voldoening aan een wettelijke bewaarplicht. Dit betekent dat alleen die gegevens mogen worden bewaard waartoe de wettelijke plicht zich uits trekt en niet langer dan de plicht vereist. Zo brengt de administratieverplichting opgenomen in artikel 2:10 BW c.q. 3:15a BW met zich mee, dat rechtspersonen en een ieder die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, een admini stratie moeten voeren waaruit te allen tijde hun rechten en verplichtingen kunnen worden gekend, en de inhoud daarvan zeven jaar moe ten bewaren. Deze administraties kunnen ver werkingen van persoonsgegevens omvatten. Daarnaast voorziet de Archiefwet in een bewaar plicht voor archiefbescheiden van de overheid. In de onderscheidene vrijstellingsartikelen is standaard een verwijzing naar dergelijke wette lijke bewaartermijnen opgenomen.' l6 17 Door Eric Ketelaar Op i september is de Wet bescherming persoonsgege vens (Wbp) in werking getre den. Vorig jaar heeft Eric Ketelaar in het Archievenblad (mei en juni 2000) aan de Wbp ruim aandacht besteed. Zijn artikel 'Elke handeling telt. Archiefdiensten en de Wet bescherming persoonsgege vens' is in geactualiseerde vorm beschikbaar op www.h u mu va .nl/bai/home/eke- telaar/archiefrecht.html Verder is van de website van het ministerie van Justitie www.miniust.nl een Handleiding voor verwerkers van persoonsgegevens te downloaden. Art. 27 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) eist aanmelding bij het College bescherming persoonsgegevens (vroeger: Registratiekamer) van een geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde ver werking van persoonsgegevens. Art. 29 van de Wbp maakt echter vrijstelling mogelijk van verwer kingen van gegevens waarbij de inbreuk op de fun damentele rechten en vrijheden van de betrokkene onwaarschijnlijk is. Dat is uitgewerkt in het Vrijstel- tingsbesluit Wbp (K.B. van 7 mei 2001, Stb. 250). Bezoekersregistratie Verwijdering Kosten informatieverstrekking Wbp Volgens artikel 35 van de Wet bescherming persoonsgegevens moet de archiefdienst op ver zoek van een betrokkene binnen vier weken schriftelijk meedelen of hem betreffende per soonsgegevens worden verwerkt. Zo'n verzoek mag niet ongericht zijn. Dus niet: 'kom ik voor in de correspondentie van...'. Het antwoord moet dan zijn: 'Komt u naar de studiezaal om (de toe gangen tot) dat bestand ingevolge de Archiefwet 1995 te raadplegen'. Het antwoord kan ook zijn: 'Wij zullen dat voor u uitzoeken, tegen de daar voor geldende tarieven'. De archiefdienst kan natuurlijk ook snel nagaan óf de verzoeker in het bestand voorkomt, dat feit meedelen met de toe voeging: als u de stukken zelf wilt zien kunt u naar de studiezaal komen of tegen betaling door ons in kopie laten toesturen. Daarbij is het wel van enig belang te weten of de verzoe ker zich op art. 35 van de Wbp dan wel op de Archiefwet 1995 baseert. In het laatste geval gelden de op grond van de Archiefwet 1995 vastgestelde tarieven. In het eerste geval kan slechts de in het 'Besluit kostenvergoeding rechten betrokkene Wbp' (Stb. 2001, 305) vastgestelde vergoeding worden gevraagd. Deze is 0,23 (ƒ0,50) per pagina, met een maximum van 4,50 (f10,00). Als het bericht op een andere gegevensdragers dan papier (diskette of on line) wordt verstrekt, mag niet meer dan 4,50 per bericht in rekening worden gebracht. Maar indien het bericht bestaat uit een afschrift van meer dan 100 pagina's of een afschrift van 'We zijn allemaal bekende Nederlanders' een, vanwege de aard van de gegevensvastleg ging, moeilijk toegankelijke gegevensverwerking (bijvoorbeeld op microfilm die moet worden opgezocht, vergroot en afgedrukt), dan is de maximale vergoeding 22,50 (ƒ50,00) per bericht. Een voorbeeld: in het Amsterdamse gemeentear chief kost een print van een gezinskaart 0,80 per A4-kopie. Als men deze via de website bestelt, zijn de kosten 10,00 per gezinskaart, excl. ƒ7,50 verzendkosten. Als een thans nog levende betrokkene vóór 1940 in Amsterdam een eigen huishouding voerde, zal er een gezinskaart op zijn/haar naam zijn. Als zo iemand dan op grond van de Wbp vraagt om een overzicht van de hem of haar betreffende persoonsgegevens van zijn of haar kaart, dan mag het gemeentearchief niet meer dan 0,50 in rekening brengen. Is echter de vraag van iemand voor wie niet een eigen gezinskaart was aange legd: 'Komen mijn persoons gegevens voor in het bestand gezinskaarten?', dan is dat een ongerichte vraag waar voor onderzoek (komt betrok kene als gezinslid in het bestand voor?) nodig is. De betrokkene kan dat laten doen tegen de archiefwettelij- ke tarieven. Maar als iemand dat onderzoek zelf komt doen in de index in de studiezaal en vervolgens de Wbp-mededeling inzake de hem- of haarzelf betreffende persoonsgegevens (dus niet over anderen!) vraagt, dan mag daarvoor niet meer dan 0,50 per pagina worden gevraagd. Dus anders dan ik vorig jaar berichtte: 'Elke handeling telt. Archiefdiensten en de Wet bescherming persoonsgegevens', Archievenblad, jrg. 104, nr. 4, juni 2000, p. 26. archievenblad september 2001 september 2001 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 8