e c e n s i e s
gnalemente
R.C.J. van Maanen, Inventaris van het stadsarchief van
Leiden (1359) 1816-1929 (1963).
M. Daniels and D. Peyceré red
of architectural records I9th-
A guide to the archival care
20th centuries.
literatuur
Het gebeurt niet iedere dag dat er een
inventaris van een negentiende-eeuws
stadsarchief van een stad van behoorlijke
omvang gepubliceerd wordt. En zeker niet
een 'klassieke' inventaris in optima forma.
Nog uitzonderlijker is het als de inventari-
sator op zijn werk promoveert. Dit laatste
is zelfs een landelijk, zo niet mondiaal uni
cum. Omdat ten slotte Van Maanen jaren
lang een invloedrijk docent ordenen en
beschrijven aan de Rijksarchiefschool is
geweest, zullen des te meer ogen op deze
inventaris gericht zijn. Want hoewel elk
stadsarchief anders is, zullen velen toch
benieuwd zijn hoe Van Maanen bepaalde
problemen, waar zij ook mee zitten, heeft
opgelost.
Wat dit laatste betreft kunnen zij bedrogen
uitkomen. Dit komt door een tegenslag
waar Van Maanen ook niets aan kon doen:
het stadsarchief na 1850/1870 is groten
deels door brand verloren gegaan.
Sommige archiefbestanddelen ontbreken
daardoor totaal. Het eindpunt, 1929, heeft
dan ook niets te maken met de invoering
van de code-VNG, maar met een nog veel
ingrijpender cesuur, de stadhuisbrand van
dat jaar. Gelukkig had de stad sinds 1893
een afzonderlijke archiefbewaarplaats en
waren sommige bestanden zelfs al tot 1870
daarheen overgebracht.
Van Maanens inventaris heeft mij in mijn
overtuiging gesterkt dat de klassieke inven
taris zeker moet blijven als ontsluitingsin
strument voor dit soort archieven. Ik heb
soms het gevoel dat archivarissen die zich
met het maken van dit soort inventarissen
bezighouden een bedreigde diersoort wor
den en ik maak me daar ernstig ongerust
over.
Van Maanen heeft zijn werkwijze op voor
beeldige wijze verantwoord. En hij verrijkt
de archivistiek met een nieuwe doel
treffende oplossing. Voor een enkel stuk
waar de redactionele vorm wat problema
tisch van is, kiest hij de oplossing 'stuk
houdende'.
Nu is het de vraag in hoeverre men conces
sies moet doen aan het 'brede publiek' bij
zo'n klassieke inventaris. Natuurlijk moet
recht gedaan worden aan het onderschei
den van verschillende archiefvormers.
Stukken over openbare werken bevinden
zich zowel in het archief van de stadsarchi
tect als in het archief van het dagelijks en
algemeen bestuur. Dat moet zo blijven;
verwijzen is de enige mogelijkheid en dat
gebeurt ook. Maar op andere punten heb
ben inventarisatoren wel een keus. En bij
enkele beslissingen van Van Maanen op
dat vlak heb ik wat kanttekeningen.
Van Maanen moest zelf rubrieken benoe
men en hun volgorde bepalen en heeft
daar in tegenstelling tot veel collega's van
afgezien de rubriekenindeling van de
code-VNG met wellicht enige aanpassin
gen als richtlijn te nemen. Wel houdt hij
de tweedeling organisme-taak aan. Maar
bij de volgorde van de rubrieken om de
extern gerichte taken aan te duiden kiest
hij voor een ander criterium, omdat hij de
code te anachronistisch vindt. Toch lijkt
mij er weinig op tegen om een systematiek
te kiezen die aansluit bij het hedendaagse
gevoel voor samenhang. Van Maanens
alternatief is wel objectief, maar naar mijn
smaak in die objectiviteit te veel doorge
schoten. Hij ordent die rubrieken primair
chronologisch op oudst voorkomende
stuk in die rubriek. Maar omdat in veel
gevallen het oudste stuk van 1816 dateert,
moest er een tweede criterium bijkomen.
Dit is de datum van de oudste informatie
die in een rubriek voorhanden is, in de
vorm van een retroakte dan wel in de
vorm van een afgeschreven ouder stuk.
Ook heb ik moeite met wat er met de
besluiten van burgemeesters (later B W)
en de gemeenteraad is gebeurd. Beide
series lijken slechts tot en met 1851 te
lopen. De gebruiker slaat de schrik om het
hart; de stadshuisbrand heeft natuurlijk de
rest in de as gelegd. Gelukkig starten beide
series in 1852 opnieuw, maar nu in omge
keerde volgorde, eerst de besluiten van de
raad en dan die van B W. Institutioneel-
historisch correct, maar voor de onderzoe
ker toch verwarrend. Ook had wellicht wat
duidelijker in de inventaris aangegeven
kunnen worden wat voor belangrijke series
geheel of gedeeltelijk door de brand vernie
tigd zijn. Zo zou ik me kunnen voorstellen
dat onderzoekers op zoek zijn naar hinder
wetvergunningen. Welke rubriek zij ook
opzoeken, zij krijgen altijd nul op het
rekest. Pas als zij de inleiding zouden lezen,
zouden zij ontdekken dat deze hele serie bij
de stadhuisbrand verloren is gegaan.
Natuurlijk zijn er ook positieve opmerkin
gen te maken. Zo heeft Van Maanen een
mooi overzicht van aanwezige nadere toe
gangen op archiefbestanddelen opgeno
men en is de hele inventaris ook via cd-
rom raadpleegbaar als worddocument. Dit
betekent dat behalve via de gedrukte index
ook op elk willekeurig woord gezocht kan
worden, en zoiets is natuurlijk erg handig.
In de afgelopen week viel een
gemeentelijk schrijven in mijn bus over
beperkingen die gaan gelden voor ver
bouwingen in mijn wijk (Utrecht,
Tuinwijk). Die welstandscriteria zullen
per straat verschillen, want binnen de
wijk, die volgens de tuinstadgedachte is
ontworpen, zijn sommige blokken in de
stijl van de Amsterdamse School en enke
le straten in een nieuw zakelijke architec-
tuur gebouwd. Mijn eigen straat vertoont
een soberder (sic) architectuur, dus ik kan
m'n gang gaan. Maar ik ga wel naar de
inspraakavond omdat ik benieuwd ben
of de ratio achter deze beperkingen ons
duidelijk gemaakt zal worden. Blijft het
beperkt tot een vormverhaal of verne
men we iets over de ideeën achter deze
architectuur? Wordt, met andere woor
den, deze geschiedenis levende materie
of een knellende regel?
In zulke gevallen komt architectuur - de
meest toegepaste van alle kunsten - erg
30
literatuur
dichtbij. De bouwkunst, waartoe tegen
woordig ook de wederopbouwarchitec
tuur gerekend moet worden, heeft onze
leefwereld bepaald. Daarom is het voor
archivarissen belangrijk bij acquisitie
aandacht te besteden aan de archieven
van architecten en (overheids)instanties
die omgeving hebben ontworpen.
Waarbij ontwerpen meer is dan louter
vormgeven.
Archieven van architecten zijn weerbar
stige archieven, maar eigenlijk alleen in
materiële zin. Want, zoals in de hier
besproken uitgave wordt gesteld: 'archi
tectural records are among the simplest
archival materials to organise, despite first
appearances to the contrary'. Dit is het wel
licht wat overdreven, maar verfrissende
optimisme van Maygene Daniels, archi
varis bij de National Gallery of Art in
Washington. Ze spreekt met kennis van
zaken en maakt van inventariseren geen
probleem. Wie zijn vak verstaat en haar
handreikingen leest, moet het kunnen.
Eerst wat gegevens. De Guide (waarvan
ook een Franse versie is verschenen) is
gepresenteerd op het Congres van de
International Council on Archives (ICA)
in Sevilla september vorig jaar1. Het is
het startschot van de nieuwe Architec
tural Records Section, die door de alge
mene ledenvergadering in Sevilla is inge
steld. Met deze gids schiet de nieuwe sec
tie midden in de roos van haar doelstel
ling: het bevorderen van de kwaliteit van
beheer en beschikbaarstelling van archie
ven op het terrein van (landschaps-, inte-
rieur)architectuur, stedenbouw, ruimte
lijke planning en van de bouwkunde.
Het veld is zeer ruim maar het gemeen
schappelijke is het bestaan van veel gete
kend materiaal, materiaal dat dikwijls
ook artistieke betekenis heeft.
De gids is samengesteld door een Frans-
Amerikaans-Canadees-Belgisch team met
een Franse, een Nederlandse2 en een
Engelse adviseur. De belangrijkste bijdra
gen leverde Andrée van Nieuwenhuizen
van het Archive générale du Royaume in
België, die vroegtijdig overleed.
De pluriformiteit van auteurs uit zich in
de verschillende hoofdstukken: de voor
beelden zijn soms heel Frans en dan weer
heel Canadees. Dat beperkt de bruikbaar
heid niet, omdat de onderwerpen breed
behandeld worden. Wel komt voortdu
rend de wens op om de gids voor de
Nederlandse situatie geannoteerd te heb-
ICA
ben. De eerste vragen (over de behande
ling van bouwvergunningen) zijn al op
de DIVA-discussielijst verschenen.
Maar wat hebben we nu? Een gids,
nadrukkelijk niet bedoeld voor museale
of atlasbeheerders (al worden die er niet
onwijzer van) maar voor archivarissen,
voor beheerders van gehele archieven.
Geschikt dus voor archiefdiensten die
een of meer van deze archieven al heb
ben liggen of die zich afvragen hoe zij dit
wezenlijke aspect van hun stad of streek
zullen documenteren.
Het ligt voor de hand dat archieven in
deze gids belangrijk zijn: de auteurs
documenteren de creativiteit van ont
werpers en zij documenteren de gebouw
de omgeving. Maar ook de onbebouwde
ruimte: in ons land is niets niet ontwor
pen. AI het landschap in Nederland - of
het nu bebouwd, agrarisch of natuur is -
is bedacht en bewust ingericht, of vol
gens plan niet ingericht. Dit maakt de
(getekende) archieven van ontwerpers en
instellingen die met de inrichting van
onze leefruimte bezig zijn, veel belangrij
ker dan gemeenlijk wordt onderkend2.
Dat veel documenten in die archieven
bovendien kunstzinnige waarde hebben,
maakt die archieven niet moeilijker,
maar interessanter.
Het veelvuldig nut en gebruik van deze
archieven vormt een rode draad door de
gids. De gids begint met een zeer infor
matief hoofdstuk (door Van Nieuwen
huizen en David Peycere van het Institut
Frangais d'architecture du xxe siècle)
over de verschillende typen documenten
die in deze archieven voorkomen. Ook
de verschillende stadia die zich in
projectdossiers kunnen voordoen, passe
ren de revue. Heel informatief voor wie
deze archieven vreemd zijn. En met een
voortdurende nadruk op dat 'kunnen
voordoen', want architectuurarchieven
zijn net zo min gestandaardiseerd als ande
re persoonsarchieven en de werkwijze en
de persoon van de archiefvormer weerspie
gelen zich in de opbouw van de dossiers en
de administratieve (wan)orde daarvan.
Heel belangrijke documentsoorten zijn
foto's en maquettes. Foto's komen voort
durend aan de orde maar de maquettes
komen er - als altijd - wat bekaaider af. Ze
vormen dan ook aan probleem apart,
zeker voor archiefdiensten. Niettemin:
als ze als document door de architect zijn
gemaakt om zijn werk te doen en met
zijn archief zijn meegeleverd, horen ze
bij het archief en kan geen archivaris er
voor weg lopen.
Vervolgens komen er twee hoofdstukken
over respectievelijk acquisitie en selectie,
door Louis Cardinal, National Archives of
Canada Ottawa, en Robert Desaulniers van
het Canadian Centre for Architecture. Ook
hier weer veel praktische aanwijzingen, die
niet allemaal nieuw zijn, maar zeer hand
zaam op een rijtje staan. Het hoofdstuk
over vernietiging spreekt eigenlijk alleen
over wat vernietigd mag worden. Hier is
het wellicht de plaats om - onbescheiden -
te wijzen op twee artikelen in het
Archievenbladwaarin ook te vernietigen
categorieën worden opgesomd.
Over de hoofdstukken Ordenen en
Beschrijven sprak ik al positief. Een kantte
kening plaats ik wel bij het grote belang
dat Daniels hecht aan uitgebreide project
beschrijvingen. Zulke accenten passen
kennelijk in de doelstellingen van techni
sche universiteiten. Deze worden door
Nederlandse archiefinstellingen allicht
anders gelegd. In het algemeen ben ik hui
verig voor gegevens die snel gedateerd zijn
en veel onderzoek vergen, deze archieven
zijn al bewerkelijk genoeg.
Het uitgebreidst is een hoofdstuk over
conservering van architectuurarchieven,
weer van Cardinal uit Ottawa. Alle aspec
ten van materiële verzorging, waaronder
ook het al dan niet tezamen verpakken
van bepaalde typen tekeningen, passeren
de revue5. Zelfs de optimale plaatsing en
grootte van inventarisatietafels komt ter
31
Gemeentearchief Leiden, 2000
ISBN 90-7249-319-2
Florence Koorn,
Archiefdienst voor Kennemerland
Uitgave van International Council on
Archives Architectural Records Section, 2000
archievenblad
september 2001
INTERNATIONAL
COUNCIL ON ARCHIVES
Architectural Records Section
A GUIDE TO THE
ARCHIVAL CARE
OF ARCHITECTURAL
RECORDS
19th-20th CENTURIES
september 2001
archievenblad