c e n s i e s gnalemente Kees Smit, Pieter Langendijk. H. van der Molen, Ordentelijck, stil ende manierlijck, Het Schoonhovense weeshuis 1581-1940. literatuur ïf H Pieter Langendijk (1683-1756) was een veelzijdig figuur. Deze biografie, de eerste over Langendijk die op grondig archiefonderzoek berust, brengt nieuwe feiten aan het licht over zijn leven en werk. Naast toneelschrijver van blijspe len was hij gelegenheidsdichter, patroon tekenaar, damastwever, kunstverzame laar en tenslotte stadshistoricus. De ouders van Pieter Langendijk waren doopsgezind. Zelf liet hij zich, pas vlak voor zijn dood, in 1756 dopen. Pieter woonde niet zijn hele leven in Haarlem. Zijn vader stierf toen hij zes jaar oud was. Zijn moeder, Anneke Nieuwenhuis, moest als weduwe verder en dreef in Haarlem een linnenwinkel. In 1697 ver- trokken moeder en zoon naar Den Haag. Vermoedelijk was de positie van Anneke in Haarlem onhoudbaar geworden, nadat zij betrokken was bij een oplichterij. In 1704 vestigden zij zich in Amsterdam. Daar ging Langendijk als meesterknecht bij een wever aan de slag. Hij debuteerde in 1706 als gelegenheidsdichter en schreef vervolgens vijf succesvolle kluch ten. Zijn bekendste is misschien wel Het wederzijds huwelijksbedrog uit 1714. Van de pen alleen kon Langendijk niet leven. Hij bleef in de textielnijverheid werk zaam en wel als patroontekenaar. In 1722 vestigde hij zich als patroontekenaar en damastwever in zijn geboortestad Haarlem. Langendijk was actief in het St.-Lucasgilde en de Haarlemse rederij kerskamer Trou moet blijcken. Deze ver eniging bestaat nog steeds en heeft haar archief in eigen beheer. Verder schreef hij voor de huwelijken van vooral doopsge zinde, bekende Haarlemmers bruiloftsge dichten. Het moet Langendijk voor de wind zijn gegaan, want hij laat in 1747, als de zaken minder gaan, een aanzien lijk bezit aan boeken en prenten veilen. Uit een notariële akte blijkt ook dat hij een grote verzameling schilderijen had, tt die hij eveneens deels via een veiling ver kocht. In de collectie waren schilderijen van Italiaanse, Franse en Nederlandse zeventiende-eeuwse schilders. Zo bezat hij onder meer schilderijen en tekenin gen van Rembrandt, Avercamp en Jan Steen. Een veilingcatalogus bevindt zich bij het gemeentearchief Rotterdam. In 1749 benoemde het stadsbestuur Langendijk tot stadshistorieschrijver. Hij kreeg kost en inwoning in het Proveniershuis en sleet daar zijn laatste jaren. Aantekeningen van zijn historisch onderzoek zijn bewaard gebleven en berusten nu bij de Archiefdienst voor Kennemerland. Tot een geschiedenis van de stad Haarlem is hij nooit gekomen. In 1750 kocht kunstkenner Langendijk voor rekening van de stad een portefeuille met stadsgezichten van Haarlem en omge ving en portretten van Haarlemse beroemdheden. Zo legde hij de basis voor wat nu de Kennemer Atlas van de Archiefdienst voor Kennemerland is. Ook schreef hij in deze laatste levensja ren weer toneelstukken. In 1756 stierf hij, weduwnaar en kinderloos. Voor de zoektocht naar het geschreven werk van hem stroopte de auteur vele bibliotheken en antiquariaten af. Voor de levensschets van Langendijk zijn met name de nota riële archieven geraadpleegd. Zo konden talrijke familiebanden en andere relaties worden opgehelderd, maar ook de onder gang van de linnenwinkel van de moeder van Pieter Langendijk en het wel en wee van Pieters eigen zakelijke besognes. Over de kwaliteit van Langendijks werk, vooral zijn toneelstukken, is verschillend gedacht. Kees Smit ziet hem als onze grootste blijspelschrijver na of naast Bredero. iteratuur - Enige tijd geleden werd het boek Ordentelijck, stil ende manierlijck ten doop gehouden in Streekmuseum Crimpener- hof. De studie over het Schoonhovense weeshuis, dat heeft bestaan van 1581 tot 1940, kan in meer dan een opzicht bij zonder genoemd worden. Wat de weten- schappelijk-inhoudelijke kant betreft zou het als proefschrift geen gek figuur slaan; er zijn doctorstitels voor minder ver leend. Daar moet meteen bij worden gezegd, dat dit boek de weerslag is van twaalf jaar zeer intensief archiefonder zoek. Een tijdsbestek, dat de gemiddelde aio binnen de geldende onderwijspro gramma's nooit krijgt. Studies van een omvang als deze kunnen dan ook alleen gemaakt worden door enthousiaste en bevlogen liefhebbers, die er al hun vrije tijd in willen steken. De auteur H. van der Molen is een van deze liefhebbers en zijn publicatie is hier een goed voorbeeld van. De lezer wordt al na enige bladzijden in de wereld van het Schoonhovense weeshuis naar bin nen gezogen en deelgenoot gemaakt van het enthousiasme en de verbazing van de auteur bij het ontdekken van alle feiten, die hij aantreft in de archieven van het weeshuis. In zijn bespiegelingen en twij fels bij het interpreteren van al dit mate riaal gaat de schrijver niet alleen met chi rurgische precisie te werk, maar hij doet dit bovendien op een zeer openhartige manier. Het wel en wee van het weeshuis wordt belicht tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de Republiek dei- Verenigde Nederlanden, later het Koninkrijk, in de periode 1581-1940, wat het boek een tweede dimensie geeft. De illustraties die gebruikt zijn voor het geven van een indruk van de algemene sfeer in de verschillende tijdvakken ver sterken dit effect. Nergens kan de auteur worden betrapt op een vooringenomen stelling. Vragen, die niet uit het archiefmateriaal kunnen wor den beantwoord blijven onbeantwoord. Hooguit worden er hier en daar mogelij ke of waarschijnlijke antwoorden gefor muleerd, maar daarbij onderstreept de schrijver het speculatieve karakter hier van. De studie is opgesplitst in drie delen: de periode 1581-1666 (Kinderen uit de reke ning), de periode 1666-1800 (Het Burgerweeshuis) en de periode 1800- 1940 (In de Schaduw van de Kerk). De markering tussen de eerste en de tweede periode is gekozen, omdat deze (finan cieel en bestuurlijk) een breekpunt tus sen de bloeitijd en het verval van het weeshuis vormt. De markering tussen de tweede en de derde periode is gekozen omdat deze samenvalt met de overgangs periode van de Republiek Holland naar het Koninkrijk der Nederlanden, hetgeen ook zijn belangrijke consequenties heeft voor het (dan gereformeerd) weeshuis. In deze publicatie komen allerlei aspec ten van het leven van de wezen en het bestieren van het weeshuis aan bod. Zo komen de financiële achtergronden van het weeshuis aan de orde en wordt uitge legd hoe nepotisme een rol speelde in de bestuurlijke vervlechtingen tussen stads bestuur en weeshuisbestuur. Maar ook wordt het dagelijks leven van de wees kinderen behandeld. Er wordt verteld waar de matrassen waarop de kinderen sliepen mee waren gevuld, aan wat voor tafels ze aten en waar het tafelgerei uit bestond. De samenstelling van de voe ding van het weeskind wordt vermeld in samenhang met de voedselprijzen in het Holland van de zeventiende eeuw. Ook kleine chroniques scandaleuses blijven niet onvermeld. De studie is systematisch ingedeeld en geïllustreerd met grafische tabellen. Zowel van de weeskinderen als van het bestuur zijn naamlijsten opgenomen. Het boek vormt door deze opzet mijns inziens bij uitstek een prikkelende inspi ratiebron en uitdaging voor andere (amateur)historici, die een studie op basis van archiefbronnen willen gaan publiceren. Naast het hierboven geschet ste belang is er nog een reden waarom ik 29 Verloren, Hilversum, 2000 ISBN 90-6550-099-5, 383 blz., f 66,- Botermarkt Haarlem 1780. Helemaal rechts woonde Pieter Langendijk (Foto:Archiefdienst voor Kennemerland). - V"," (Éi'/;-?. 4 uT £u '2 -x - V V Florence Koorn, Archiefdienst voor Kennemerland archievenblad juni 2ooi Barjesteh van Waalwijk van Doorn Co's, Rotterdam ISBN 90-5613-048-X, 364 blz., 75,- Schoonhqven Gereformeerde Weeshuis juni 2ooi archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 14