32 I
literatuur
Oscar Gelderblom,
Zuid-Nederlandse kooplieden
en de opkomst van de
Amsterdamse stapelmarkt
(1578-1630).
Ron van Oers,
Dutch town planning over
seas during VOC and WIC
rule (1600-1800).
33
beheerd. Het beschrijven van werkpro
cessen is zinvol als dat leidt tot een ver
beterde contextbeschrijving van de pro
ducten ervan, voor ons de archiefbe
standdelen. Het is mij voorlopig niet dui
delijk hoe Horsman die verbinding wil
leggen. Maar dat was dan ook niet de
opzet van zijn artikel. Ik vraag me wel af
hoe dit overhoop gooien van het begrip
penapparaat kan bijdragen aan het
begrip van de context of aan het begrip
van de vorming van archieven.
Schreuder behandelt in het tweede deel
van het jaarboek de Methode
Institutioneel Onderzoek (MIO) in de
praktijk. Zij gaat daarbij uitsluitend in op
het analyseren van beleidsterreinen, of
zo men wil, de werkprocessen of hande
lingen die binnen deze beleidsterreinen
vallen, de bestuursrechtelijke context
dus. Het institutionele kader komt in de
gepubliceerde en vaak voortreffelijke
PIVOT-studies gelukkig wel aan de orde,
zodat het woord 'institutioneel' in de
benamingen MIO en RIO (Rapport
Institutioneel Onderzoek) niet geheel
een loze kreet is. Wel ontbreekt iedere
analyse van de verhouding tussen de
instituties en de beleidsterreinen ener
zijds en de technisch-administratieve
context van de archiefstukken ander
zijds.
Dat onderzoekers goed kunnen werken
met een op beleidsterreinen geïnventari
seerd archief wordt in het derde deel
betoogd door Looper en De Vries. Hun
bijdrage draagt de titel 'Contextuele toe
gankelijkheid: panoptische utopie of
realiteit?'. Een geciteerde onderzoeker
blijkt van de PIVOT-methode toch vooral
het institutionele en bestuurlijk-juridi
sche deel van de inleiding in het RIO te
waarderen. De titel is volgens mij dan
ook onvolledig; de toegang is slechts
voor de helft contextueel, want deze
betreft alleen de bestuursrechtelijke con
text.
Het belang en de onmisbaarheid van de
technisch-administratieve context blijkt
onomstotelijk uit het slotartikel van Van
Schie over joodse tegoeden en archieven,
'Context in de praktijk'. Deze technisch-
administratieve context is het voornaam
ste onderdeel van het tweede deel van dit
jaarboek, getiteld 'Context en functioneel
institutioneel onderzoek: praktijk'. Na
een voortreffelijke inleiding door Ketelaar
volgt een aantal registratuurgeschiedenis
sen van bedrijven, geschreven door stu
denten. Deze zijn toegespitst op 'control
through communication', vertaald in
Ketelaars titel als 'besturen door registra
tuur'. Schrijver dezes acht het van groot
belang dat archivarissen in opleiding ook
dit handwerk blijken te beheersen.
Toebak geeft een kritisch overzicht van
de opzet van de enige 'Kompetenzkartei'
ter wereld, die in Zwitserland. Hij
besteedt aandacht aan beide aspecten
van de context van dit in dertig jaar
gevormde kolossale archiefbestanddeel
van het Bundesarchiv.
Ten slotte bevat het jaarboek een over
zicht van Veile over een institutioneel
onderzoek naar het Belgische gevange
niswezen, waarbij men naast een publi
catie van het eigenlijke onderzoek ook
een selectielijst en een onderzoeksgids
voor archiefonderzoekers ter beschikking
stelt of wil stellen.
Het artikel van Van Schie en de artikelen
in het tweede deel van dit jaarboek zou
den niet geleid hebben tot de titel van
mijn bijdrage. Die is ingegeven door de
veelheid aan contextopvattingen van de
overige auteurs en in de door hen behan
delde literatuur, en een enkele keer ook
door regelrechte misvattingen. Het con
textbegrip op zich heeft een heldere
definitie hard nodig, ongeacht of het ook
in de toekomst wel of niet een slijtagege-
voelig begrip zal blijken.
Dit stuk is geschreven voordat ik kennis
had genomen van de commentaren op
de concept-Archiefterminologie voor
Nederland en Vlaanderen, die tot 31 maart
op de website van de KVAN heeft
gestaan, en ongewijzigd afgesloten een
week vóór de inspraakbijeenkomst op 20
april 2001.
Arnold den Teuling,
provinciaal archiefinspecteur in Drenthe,
Fryslan en Groningen
Het jaarboek 2000 is gewijd aan het
centrale thema 'de context van archief'
in samenhang met recente ontwikkelin
gen als massaselectie, de digitalisering en
de hogere eisen die een breder publiek
aan de toegankelijkheid van archieven
stelt. In deze publicatie is een verzame
ling van vooral Nederlandstalige artike
len (en één Engelstalig) bij elkaar
gebracht, die elk afzonderlijk een ander
aspect van het thema behandelen en
tezamen een min of meer representatief
beeld geven van de recente ontwikkelin
gen en opvattingen. Het jaarboek bestaat
uit drie hoofdstukken, 'Context en func
tioneel institutioneel onderzoek',
'Context en functioneel institutioneel
onderzoek: praktijk' en 'De context en de
gebruiker', die respectievelijk de theoreti
sche concepten, de onderzoeksmethoden
en praktische applicaties behandelen. Dit
jaarboek is vooral bedoeld als hulpmid
del, als naslagwerk én als een archiefwe-
tenschappelijk forum waar theoretici en
practici, onder wie ook studenten van de
archiefopleidingen aan de Universiteit en
de Hogeschool van Amsterdam, de gele
genheid krijgen de resultaten van hun
onderzoek en hun ideeën over vakinhou
delijke ontwikkelingen aan hun vakge
noten te presenteren.
Wat ik vooral goed vind aan dit jaarboek
is de heldere structuur. Men besteedt
namelijk eerst aandacht aan de betekenis
van het begrip context in archivistische
zin en aan de methodiek van het heden
daagse contextonderzoek. Daarna wordt
ingegaan op de toepassing van heden
daagse methoden van archivistisch con
textonderzoek, gevolgd door een
beschrijving van de rol van contextinfor
matie bij de beschikbaarstelling, de raad
pleging en de interpretatie van archief.
Het een kan namelijk niet zonder het
ander. Een ander positief punt is het feit
dat er nu eens niet alleen maar artikelen
van de gevestigde namen zijn opgeno
men, maar ook artikelen (werkstukken)
van studenten van de leerstoelgroep
Boek-, Archief-, en Informatieweten
schap van de Universiteit van Amster
dam (UVA). Andere in het oog springen
de zaken zijn de artikelen waarin het
begrip context wordt toegelicht aan de
hand van ervaringen in de praktijk, zoals
het artikel van Maarten van Driel,
'Traditie en digitaliteit: toegankelijkheid
volgens het Proeftuinproject Archief
vormersoverzicht', alsmede het artikel
van Henny van Schie, 'Joodse tegoeden
en archieven. Context in de praktijk',
over de zogenaamde Liro-affaire; artike
len die de (theoretische) stof enigszins
verlevendigen. Een minder goed punt
aan dit jaarboek vind ik het feit dat het af
en toe wat te theoretisch (en specialis
tisch) is (met een hoge abstractiegraad)
waardoor het voor een leek soms moei
lijk te begrijpen is. Maar over het
1 archievenblad mei 2001
algemeen genomen kan ik toch stellen
dat dit wel een goed en degelijk jaarboek
is. Het jaarboek kan van grote waarde
zijn als hulpmiddel voor studenten in de
boek-, archief-, en informatieweten
schappen en in de informatiedienstverle
ning, die een bredere theoretische basis
nodig hebben dan voorheen om compe
tente professionals te worden. Daarnaast
kan dit jaarboek uitstekend dienst doen
als naslagwerk voor beroepsbeoefenaren
in het Nederlandse archiefwezen. Daar
komt bij dat dit jaarboek Nederlands
talige archivarissen en aankomende
archivarissen de gelegenheid biedt om de
resultaten van hun onderzoek en hun
ideeën over vakinhoudelijke ontwikkelin
gen aan hun vakgenoten te presenteren.
Het jaarboek kan op deze wijze functione
ren als een archiefwetenschappelijk forum.
Deze bundel kan dus van belang zijn zowel
voor archivarissen en andere informatie
specialisten, als ook voor alle gebruikers
van informatie die in de vernieuwende
contextuele benadering nieuwe kaders
voor de toegankelijkheid en interpretatie
van informatie zullen vinden.
Ik mis eigenlijk niets in dit jaarboek. Het
enige punt dat voor verbetering vatbaar
is, is dat men in de toekomst moet probe
ren om minder theoretisch te schrijven
(minder 'saaie en droge stof') en zich dus
meer op het brede publiek moet gaan
richten, zodat het voor leken ook leuk en
interessant wordt om te lezen. Er valt
namelijk veel te leren van de artikelen
van theoretici en practici uit het
Nederlandse archiefwezen.
Arjan J.W. Hoekman,
student IDM/HvA
Signalementen door Patricia Böschen en Annabelie Meddens-van Borselen
Verloren Hilversum, 2001
ISBN 90-6550-620-9, 350 blz„ f 52,90
Al vele jaren twisten onderzoekers
over de rol die Zuid-Nederlandse kooplie
den speelden bij de opkomst van
Amsterdam als centrum van de wereld
handel aan het begin van de zeventiende
eeuw. Het voortbestaan van het discussie
punt komt door de beperkte kennis over
deze groep kooplieden. Oscar Gelderblom
maakte een begin met een collectieve bio
grafie van 852 Zuid-Nederlandse kooplie
den, die tussen 1578 en 1630 in
Amsterdam werkten. De prosopografie
bevat nog veel open plekken omdat gene
alogisch onderzoek in de doop-, trouw- en
begraafboeken is uitgebleven. Dit zou te
veel tijd in beslag nemen. Wel is gezocht
naar bevrachtingscontracten in de nota
riële archieven en is onder andere onder
zoek gedaan in de aandeelhoudersregis
ters van de VOC en in de belastingkohie
ren. De beperkingen van dit onderzoek
heeft de auteur deels ondervangen door
een voorbeeld van een koopmansfamilie,
van wie familiearchief bewaard is geble
ven, als rode draad door het verhaal te
laten lopen. Het betreft drie generaties
van de koopmansfamilie Thijs. Voor zover
bekend is het Thijs-archief (aanwezig in
de universiteitsbibliotheek van Leiden)
nooit eerder gebruikt om het onderne
mersgedrag van Zuid-Nederlandse koop
lieden op de Amsterdamse stapelmarkt te
onderzoeken. De familiearchieven in het
gemeentearchief Amsterdam van Zuid-
Nederlandse families kwamen niet voor
het onderzoek in aanmerking omdat deze
Walburg Pers Zutphen, 2000
ISBN 90-5730-104-0, 240 blz., 69,-
Ron van Oers geeft in zijn boek
Dutch town planning overseas een com
pleet overzicht van de door Nederland
gestichte steden overzee ten tijde van de
VOC en WIC. Het boek valt in twee
delen uiteen. Het eerste deel bestaat uit
een beschrijving van het kaartmateriaal
van deze gebieden, aanwezig in het
Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Het
tweede deel bevat een analyse van stads
plattegronden. In dit deel worden met
name de stadsplattegronden van
Colombo (Sri Lanka), Kaapstad (Zuid-
Afrika) en Recife en Mauritsstad
(Brazilië) besproken. Het boek is geïllus
treerd met foto's, plattegronden en kaar
ten.
Familieportret van de familie Reyniers uit Antwerpen,
geschilderd door Cornelis de Vos 1584-1651
voornamelijk gegevens over de zeventien
de en achttiende eeuw bevatten. De auteur
doet in de inleiding verslag van zijn onder
zoeksmethode. In de bijlagen geeft hij een
verslag van de gebruikte bronnen en speci
fiek van het gebruik en nut van het nota
rieel archief van Amsterdam. Tot slot heeft
hij in een bijlage alle namen van de 852
kooplieden gegeven die in de collectieve
bibliografie zijn opgenomen. Het boek is
een voorlopig resultaat waarop andere
onderzoekers kunnen voortbouwen.
archievenblad