Onder de vlag van PIVOT heeft een enorme intellectuele inspanning geleid tot een instrumenta rium dat er wezen mag. Een andere adder onder het gras was het prille en ongeteste stadium waarin de methode 'insti tutioneel onderzoek' bij introductie nog verkeer de. Dit werd de ministeries er niet bij verteld. Het kwam natuurlijk wel in de praktijk aan het licht, alleen al doordat de aanvankelijke plan ningen onrealistisch bleken te zijn. Geen won der dus dat diverse zorgdragers het op een zeker moment wel geloofden met PIVOT. Hun conclu sie was dat het een kostbaar ARA-project was waar ze om de een of andere reden aan vastza ten. Het leek nogal op het paard van Troje. Iets anders wat niet in het evaluatierapport staat, is het absolute verbod dat in de aanvangs jaren aan de onderzoekers was opgelegd om archieven te gaan bekijken. Ik ken een geval waarin een onderzoeker - eigenwijs natuurlijk, en zo hoort het ook - dat toch deed, om te kijken of er dossieromschrijvingen te vinden waren die een hint konden geven voor eventueel ontbre kende handelingen. Dat vinden we tegenwoor dig een verstandige aanpak, maar toen was het taboe. De verrassende ontdekking dat er hele maal geen archief meer bleek te bestaan van het zojuist beschreven beleidsterreintje kwam de onderzoeker te staan op een spreekverbod. Als knelpunten bij veel ministeries noemt het rapport gebrek aan kennis, tekort aan onder zoekers, de grote hoeveelheid onderzoeken die nog moet worden gedaan, en het slechte imago van documentaire informatievoorziening (div) in het algemeen en PIVOT in het bijzonder. Het knelpunt van de Raad voor Cultuur is dat die nog tien jaar schijnt nodig te hebben om de resteren de selectielijsten van de eerste generatie te beoor delen. Dat is dus los van de verwachte stroom aan supplementen op bestaande selectielijsten. Het rapport beveelt dan ook aan om de adviesca paciteit van de Raad te vergroten en de procedu res te vereenvoudigen. Andere aanbevelingen zijn integratie van de selectielijsten in het dyna misch archiefbeheer, en het alsnog vinden van een manier waarop het onderhoud van selectie lijsten zinvol wordt gecoördineerd in samenspel tussen de ministeries en het ARA. Een positieve dialoog daarover ontbreekt al bijna twee jaar. Het rapport noemt naast de datum van 1 mei 2001 (einde PIVOT) nog een andere relevante datum: 1 januari 2006. Volgens de overgangsbe palingen van de archiefwet moeten alle archie ven tot 1975 dan bewerkt zijn en overgebracht naar de Rijksarchiefdienst. Deze termijn is dus het volgende baken waarop PIVOT kan mikken, met als verwachting dat dan alle selectielijsten zijn ingediend bij de Raad voor Cultuur, bijna de helft van de selectielijsten is vastgesteld en meer dan 85 procent van de archieven tot 1975 zal zijn bewerkt. De taken van het ARA tot 2005 en het bijbehorende budget zullen voornamelijk bepaald worden door OCenW. Dit project heeft zeventien miljoen gulden gekost aan extra geld voor de Rijksarchiefdienst. Bovendien heeft elk ministerie er jaarlijks onge veer twee mensen fulltime op gezet. Is het dat waard geweest? Je hoort wel eens de mening dat voor het weg werken van achterstanden al dat uitvoerige onderzoek niet nodig was. Met een gedegen bewerkingsplan zou veel sneller resultaat zijn bereikt, en niet per se minder verantwoord. We hebben nu wel selectielijsten, en waarschijnlijk kunnen in de toekomst achterstanden daarmee voorkomen worden, maar de papieren achter standen zijn nog slechts gedeeltelijk wegge werkt. Met dat beperkte doel voor ogen valt tegen deze kritiek weinig in te brengen. Toch is gaandeweg iets ontstaan dat de oor spronkelijke bedoeling ruimschoots overstijgt. De departementale div heeft een selectiemetho diek gekregen die zich in principe ook leent voor digitaal archief, beleidsmedewerkers krijgen compacte beschrijvingen van de beleidscontext, en archiefbezoekers krijgen toegangen die struc tureel uitgaan van de samenhang tussen archief vormers (zie hiervoor het artikel van Looper en De Vries in Context).'2' Of deze toepassingen bewust waren ingecalculeerd, valt te betwijfelen, maar de resultaten zijn er niet minder om. Als spin-off is nog te melden: overzichten van overheidstaken in hun ontstaanscontext (han- delingenbank'3'); handvat voor de analyse van werkprocessen (verbinding met zowel formele grondslagen als beleidscontext); aanleiding voor div'ers om kennis te nemen van de ontstaans context van documenten, ook buiten hun eigen organisatieonderdeel; kwaliteitsimpuls voor ministeries door de instroom van institutionele onderzoekers. Alles op een rij gezet zou je met Monty Python kunnen vragen: What have the Romans ever done for usOnder de vlag van PIVOT heeft een enor me intellectuele inspanning geleid tot een in strumentarium dat er wezen mag. Als je ziet wat een beetje automatiseringsproject kost, dan vind ik de investering per saldo goed besteed. Zeker in vergelijking met de kosten wanneer voor de ontwikkeling van de methode en voor alle onderzoeken blikkenvol externe consultants geopend hadden moeten worden. Bij deze positieve saldering maak ik twee kanttekeningen. De eerste is dat het ARA de nodige kansen heeft gemist voor beter uitgeba lanceerde resultaten. Zo stellen de rijksbrede selectielijsten teleur, voor zover ze er al zijn. Op deze selectielijsten voor personeelszaken, orga nisatie enz. zit elk ministerie natuurlijk te wach ten, maar ze zijn juist naar het einde van het project verschoven. Erger nog is dat de onder zoeken grotendeels gericht zijn op de taken van het coördinerende ministerie, zonder veel aan dacht voor de taken van de overige ministeries. Het ARA had beter moeten toezien op de rijks brede invalshoek. Een andere gemiste kans is dat de vele interne PIVOT-debatten over de metho de onvoldoende gebaseerd werden op een dia loog met de gebruikers. De nadruk op theoreti sche invalshoeken heeft een kloof veroorzaakt tussen handelingen en werkprocessen, die een belemmering vormt voor toepassing in het informatiebeheer. Mijn tweede kanttekening is dat de extra's die de PIVOT-investering de moeite waard maken nog grotendeels verkeren in het stadium van belof ten. Het ziet er wel naar uit dat die gerealiseerd gaan worden, maar dat is dan niet te danken aan het ARA maar aan de inzet van de ministeries. Er is heel wat inventiviteit en doorzettingsvermo gen nodig om het oud-papier-imago van PIVOT te vervangen door het beeld van een instrument dat voor de bedrijfsvoering en voor kennisdeling een blijvende investering waard is. Het is logisch dat ministeries deze taak op zich nemen, maar dat is lastig zonder gelijkwaar dige samenwerking met het ARA. In de laatste jaren richt het ARA zich echter steeds exclusie ver op 'de klant', oftewel de bezoeker op de stu diezaal. Op zich loffelijk natuurlijk, maar het is een beetje als de autofabriek die alleen nog wil verkopen en geen contact meer wenst met de ontwerpers. Geleidelijk verandert het ontwerp van de auto, maar de fabriek heeft er geen invloed op omdat men te druk is met de ver koop. Zoiets gebeurt er nu met de selectielijsten. De aanvankelijke bedoelingen van samenwer king ten spijt wil het ARA inmiddels zo min mogelijk te maken hebben met het onderhoud van selectielijsten, ook al betekent dat een ver dwijnende invloed op de lijsten en daarmee op de latere toegangen. Het ARA zou een bemidde lende rol tussen archiefvormer en eindgebruiker kunnen spelen, maar in plaats daarvan gaat de voordeur wijd open en wordt de leveranciersin gang dichtgespijkerd. Het ARA staat toch al niet bekend om zijn ken nis van werkprocessen in complexe organisaties of van hedendaags informatiebeheer, en met een meer open houding zou veel geleerd kun nen worden van de organisaties die simplifice rend worden aangeduid als 'de administratie'. Enfin, de strategie van de RAD in het algemeen en het ARA in het bijzonder valt waarschijnlijk onder de hogere archiefbeleidskunde. In elk geval heeft PIVOT een onderzoeksmetho de ontwikkeld waarmee formele grondslagen omgezet kunnen worden in handelingen, die macroselectie mogelijk maken op het niveau van de eindverantwoordelijkheid en in samen hang met alle betrokken organen. De methode heeft zich flexibel getoond en de dogmatiek is er grotendeels uit, wat aangeeft dat de vlegeljaren voorbij zijn. De weg naar volwassenheid zal waarschijnlijk nog voeren langs een stroomlij ning van de methode, bepaald door de behoef ten van de gebruikers. Daarbij is aandacht nodig voor een bundeling en nadere redactie van han delingen in lijn met de werkprocessen. Verder is het een kwestie van algemeen belang dat de methode consistent blijft en dat het onderhoud van selectielijsten bij alle zorgdragers verloopt langs min of meer gelijke lijnen. Voor coördina tie en toetsing heeft het ARA voorlopig de beste papieren. Dit rapport is prima, maar er zit veel meer in het onderwerp. Welk ander archiefproject heeft zoveel beroering gewekt en is zo uiteenlopend ontvangen? PIVOT markeert een van de woelig ste episoden uit de vaderlandse archivistische geschiedenis en verdient alleen al daarom een uitgebreidere kroniek. Daarin moet dan wel plaats zijn voor het verhaal achter de feiten, want die keurige rapporten geloven we onder hand wel. Dus graag een mooi sappig boek. Wie durft? PIVOT markeert een van de woeligste episoden uit de vaderlandse archivistische geschiedenis en verdient alleen al daarom een mooi sappig boek. 23 Volgende baken What have the Romans ever done for us? archievenblad mei 2001 Kanttekeningen Hogere archiefbeleidskunde En dan nog wat Jan van Tol is senior adviseur documentaire informatie bij het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. [1] De handelingen gewaardeerd. Evaluatie van het Project invoering Verkorting Overbrengings termijn (PIVOT) door 100 bv, bureau voor econo misch onderzoek in de publieke sector. Concept juni 2000. [2] Bert Looper en Bert de Vries: 'Contextuele toe gankelijkheid: panoptische utopie of realiteit?' in Context. Interpretatiekaders in de archivistiek- jaarboek 2000: 245-256 (s@p Den Haag 2000). [3] Over de handelingenbank zal het Archievenblad later in het jaar berichten. H mei 2001 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 11