\QOj de praktijk Het ministerie van OCenW is de 'moeder maatschappij' van de Rijksarchiefdienst en daar door financier van het PIVOT-project. Vooruit lopend op de afloop van dit project, in mei 2001, heeft OCenW een uitgebreide externe eva luatie laten verrichten.111 Op het rapport is inmiddels gereageerd door de ministeries. OCenW komt nog met een officiële reactie bij de aanbieding van dit rapport aan de Tweede Kamer. Het onderzoeksrapport De handelingen gewaardeerd is naar mijn idee degelijk, helder en genuanceerd. Goed dat van dit uitermate gecompliceerde project nu eens de voornaamste doelstellingen, mijlpalen, koerswijzigingen, knelpunten en successen op een rij zijn gezet met kernachtige toelichtingen. Bij de aanvang van het project ging de RAD ervan uit dat op 1 mei 2001 niet alleen alle onderzoeken afgerond zouden zijn, maar dat ook alle selectielijsten vastgesteld en alle archie ven uit 1945-1975 bewerkt en overgebracht zou den zijn. Dit hooggegrepen doel werd overigens niet duidelijk kenbaar gemaakt. In de loop van het project doken vertragingsfac toren in alle soorten en maten op. Zo moest de methode van institutioneel onderzoek nog ont wikkeld worden, met alle fundamentele discus sies en bijstellingen van dien. Daarnaast bleek de materie weerbarstiger te zijn dan verwacht. In het prille begin was er zelfs niet eens sprake van selectielijsten: het contextrapport (RIO) zou vol doende aanknopingspunten bieden voor selec tie. Dat bleek al snel onrealistisch, zodat het ARA ook een vorm en structuur voor selectielijs ten moest bedenken. Verder is veel tijd gestoken in trainingen en het uitdragen van de methode. Daarnaast is het verloop bij de onderzoekers vrij groot geweest. Ministeries merkten meer dan eens dat onderzoekers van een bijna voltooid onderzoek werden afgehaald en elders ingezet. Het rapport geeft als eerste verklaring hiervoor de verschillende reorganisaties bij het ARA en de RAD, maar tevens blijkt dit husselen te zijn inge geven door een gebrekkige planning vanuit het ARA. Overigens zijn veel zorgdragers evenmin in staat om duidelijk aan te geven hoe het staat met het project. Maar voor het ARA was het PIVOT-project tien jaar lang een primaire taak van een zodanige omvang, dat het opmerkelijk genoemd mag worden dat een hanteerbare plan ning kennelijk nooit genoeg prioriteit heeft gekregen. Ondanks de convenanten op hoog ambtelijk niveau hebben de ministeries het moeilijk gehad om intern draagvlak te houden voor PIVOT, onder meer door de ellenlange doorlooptijd van elke selectielijst. De netto onderzoekstijd voor een gemiddeld beleidsterrein mag dan acht maanden zijn, de doorlooptijd is twee keer zo lang vanwege de perioden waarin conceptversies ter toetsing bij de betrokken organisatieonder delen liggen. Ministeries moeten keer op keer beleidsmedewerkers zien over te halen voor hun inbreng bij interviews, bij het toetsen van con ceptteksten, bij het toetsen van handelingen, bij het bepalen van termijnen en bij het voeren van driehoeksoverleg. Aansluitend verstrijkt al gauw een extra jaar met het democratische proces van openbare terinzagelegging en advisering door de Raad voor Cultuur. Ten slotte is het ARA niet altijd even vlot in het afronden van de laatste formele loodjes (vaststellingsbeschikking opma ken, aanlevering aan Staatscourant voor publi catie), en dat brengt de totale doorlooptijd van een gemiddelde selectielijst op twee a drie jaar. In de loop van die tijd vergen alle commentaren ook nog eens voortdurende aanpassingen in het contextrapport en de selectielijst, voordat de tussenversies eindelijk vervangen kunnen wor den door definitieve versies. Het rapport beschrijft de Raad voor Cultuur als waakhond van het cultureel erfgoed. Inderdaad heeft de Raad de gewoonte ontwikkeld om zich alleen te richten op de voor vernietiging aange merkte bestanden met als doel om daarvan nog iets te redden. Zelf heb ik altijd begrepen dat het eigenlijk zijn taak is om erover te waken dat de voor bewaring aangemerkte bestanden in lijn zijn met de selectiedoelstelling van de RAD, dus dat deze bestanden voldoende aanknopingspun ten bieden voor een reconstructie van de hoofd lijnen van het overheidsbeleid op het desbe treffende beleidsterrein. Maar juist tegen die doelstelling richt zich nog steeds het meeste ver zet van historici en de Raad. PIVOT had in zijn beginperiode te veel een rebelse inslag, die veel weerstand heeft opgeroepen. Het rapport con- de praktijk stateert dat die eigenwijze houding deels nog aanwezig is. Inmiddels is er een constructievere dialoog met de geschiedkundigen, en blijken de resultaten met selectielijsten de sceptici best mee te vallen. Mede door de evolutie van dat instrument in de laatste jaren wordt er meer archief bewaard dan vroeger het geval was, en beslist veel meer dan de beruchte drie procent waarmee PIVOT zich in zijn begintijd onbedoeld geafficheerd heeft als cultuurverwoester. De resultaten van PIVOT bestaan uit con textrapporten, selectielijsten en bewerkte archie ven. Het meeste onderzoek is achter de rug: van de 174 beleidsterreinen zijn inmiddels 133 onderzoeken afgerond, 20 onderweg en 21 nog niet begonnen. Het ARA en sommige zorgdra gers zijn bijna klaar, andere zorgdragers nog lang niet. Volgens het evaluatierapport was er van de in totaal verwachte 500 selectielijsten in augus tus 1999 zo'n twaalf procent vastgesteld of inge diend bij de Raad. We leven inmiddels in een ander millennium en dat totaal van 500 lijkt me discutabel, maar de productie aan selectielijsten valt hoe dan ook tegen. Dat geldt eveneens voor de feitelijke selectie, bewerking en overbrenging, die voor de archie ven tot 1975 blijft steken op 58 procent. Door de aanvangsvertragingen duurde het lang voordat er selectielijsten waren en zo is de bewerking laat op gang gekomen. Overigens heeft de bewerking een eigen dynamiek met langlopende raamcon- venanten, die los staat van het PIVOT-project in enge zin (ontwikkeling selectiemethodiek en selectie-instrumenten). Het rapport is vooral een analyserende beschrijving van de hoofdlijnen van het project. Het gaat niet erg diep in op wat zich in de loop van het PIVOT-decennium heeft afgespeeld. Dat was ook niet de opdracht, maar het resultaat is ondanks zijn degelijkheid wat kleurloos. Eens kijken of we daar wat aan kunnen doen. PIVOT is op de meeste ministeries overgekomen als een ARA-project, waarbij met de archiefwet in de hand gehamerd werd op het wegwerken van achterstanden en het overbrengen van cultureel erfgoed. Voor een archiefdienst urgen te en belangrijke kwesties, maar daarom spreken ze een ministerie nog niet aan. Het resulterende imago van opruimactie was niet denderend, en ging in de praktijk nog eens gepaard met een heel omslachtige methode en een ongrijpbaar project. Het accent lag op mooie boekjes, maar het ARA wist waar het allemaal over ging en hoe het moest gebeuren. In het samenwerkings project domineerde het ARA door het mono polie op de zelf ontwikkelde methode en de onderzoeksexpertise. Een en ander heeft de bereidheid van managers om tijd en geld beschikbaar te stellen danig op de proef gesteld, vooral toen de beoogde resultaten (het wegwer ken van achterstanden) lang op zich lieten wachten. 21 *1 PIVOT de vlegeljaren voorbij Door Jan van Tol* PIVOT voor beginners Het probleem van de selectie en bewerking van overheidsarchie ven had eind jaren tachtig een tastbare omvang van honderden strekkende kilometers onbe werkt archiefmateriaal. Oorzaken: tekortschietend in strumentarium (veel te summie re vernietigingslijsten) en een gebrek aan voldoende geschoold personeel. Daarnaast bepaalde de nieuwe archiefwet van 1995 dat cultuurhistorisch waardevolle archieven niet pas na 50 jaar overgebracht moes ten worden, maar reeds na 20 jaar. Ook werd het gebruik van selectielijsten verplicht. Reden genoeg om in 1991 te beginnen met het rijksbrede project PiVOT (project invoering verkorting overbrengingstermijn). PIVOT werd ingebed in convenanten tussen elke (plaatsvervangend) secretaris-generaal en de Rijksarchiefdienst en kreeg als doel het wegwerken van de bestaande achterstanden in selectie en overbrenging, en het voorkomen van nieuwe achter standen. Elementen in de aanpak van het project: (1) Vernietigingslijsten worden vervangen door een dekkend systeem van selectie lijsten voor de rijksoverheid. (2) Selectielijsten worden ontwor pen met de methode van insti tutioneel onderzoek, waarmee de taken en bevoegdheden van alle overheidsactoren binnen een beleidsterrein beschreven De tienjarige looptijd van het PIVOT-project is ver streken. Over de ambities, successen en missers van dit spraakmakende project is al veel geschre ven in het achterliggende decennium. Inmiddels is er een uitgebreid onderzoeksrapport over PIVOT verschenen, dat de verwikkelingen en de vaak con flicterende invalshoeken helder in beeld brengt. In dit artikel komen de voornaamste conclusies uit het onderzoeksrapport aan bod en wordt de balans opgemaakt van wat tien jaar PIVOT heeft gebracht. Het begin Draagvlak Rebelse inslag 20 archievenblad mei 2001 Productie Illustratie:Willem Küller/Rijksarchiefdienst Het ARA weet wat goed voor u is worden in de vorm van 'hande lingen'. (3) Het ARA verricht voor elke convenantspartner de helft van de institutionele onderzoe ken. (4) Niet de archiefbestand delen worden gewogen, maar de handelingen: voor elke hande ling wordt bepaald of de neer slag in aanmerking komt voor overbrenging of vernietiging. Bij deze macroselectie geldt de nieuwe selectiedoelstelling van de RAD, geconcretiseerd in alge mene selectiecriteria. (5) De waardering van de handelingen wordt besproken in het drie hoeksoverleg tussen kenners van het beleidsterrein, van de archiefvorming en van het histo rische belang. (6) Na publieke terinzagelegging en advisering door de Raad voor Cultuur wordt de selectielijst vastgesteld namens de desbetreffende minister en de staatssecretaris van OCenW. (7) Met de selectie lijst worden de archiefbestanden geselecteerd en vernietigd c.q. toegankelijk gemaakt door de centrale archiefselectiedienst (CAS). Het ministerie van BZK, waar de CAS onder valt, stelt aan elk ministerie een jaarlijks quotum aan CAS-uren ter beschikking voor het wegwerken van de bekende achterstanden. (8) Na bewerking door de CAS (of door een enkel ministerie zelf) gaan de bestanden naar de rijksarchieven met een 'institu tionele toegang', die de struc tuur volgt van de selectielijst. archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 10