jlMBÓa □ram 1 NVBA nieuws nederlandse vereniging van bedrijfsarchivarissen Carel Bloemen was de man die binnen de VAN in 1949 aandrong op het instellen van een commissie die de nodig geachte herziening van de Archiefwet 1918 onder handen zou nemen. Hij werd in 1952 lid van deze staatscommissie (de commissie- Panhuysen) en zorgde daar af en toe voor enig vuurwerk. Bloemen was het niet eens met de aanbevelingen van de meerderheid in deze commissie en kwam met een eigen minderheidsnota. Hiermee werd echter niets gedaan. Zijn visie over het archiefwe zen in Nederland paste niet in de toenma lige 'geven-en-nemen-atmosfeer', waarin uiteindelijk de Archiefwet 1962 tot stand kwam. Bloemen opperde binnen de VAN het idee om afgestudeerde en reeds langer werkzame archiefambtenaren via studie dagen te confronteren met nieuwe zaken en problemen op hun vakgebied. De eerste door hem georganiseerde Studiedagen van de VAN in 1956 over de registratuur wer den geheel door hem op een boeiende en amusante wijze gevuld. Hiermee oogstte hij veel lof. In april 1959 verliet Bloemen de VAN na een conflict over de verplichte binding van het lidmaatschap van de VAN met dat van de eerder genoemde Afdeling van Rijksarchiefambtenaren. Bloemen was bijna 46 jaar toen hij tot Archivaris van de Staatsmijnen in Limburg werd benoemd. Hij was naar eigen zeggen toe aan "een ambt in een levendige bedrijfssfeer". Op 2 januari 1948 begon Carel Bloemen met zijn werkzaamheden. Bloemen richtte in korte tijd een prima georganiseerde archiefdienst op. Archivaris dr. J.L. van der Gouw, op bezoek aldaar in deze periode, schreef in 1967 in zijn 'In memoriam Carel Bloemen' dat het in velerlei opzicht een voorbeeldige archiefdienst was. De productie aan inven tarissen was van een indrukwekkende omvang en kwaliteit. Met ingang van 1 januari 1950 ging het Staatsmijnenbedrijf over tot een uniform registratuursysteem. Archivaris Bloemen had in 1949 opdracht gekregen om richt lijnen hiervoor uit te werken. Hiertegen ontstond lijdelijk en zelfs openlijk verzet van de registratoren. Later werd 'geconclu deerd' dat beter kon worden teruggegaan naar het oude systeem, mits verder uitge bouwd en gemoderniseerd. De vervaardiging van een inventaris en met name de erg openhartige inleiding over het opgebouwde archief inzake de bovengenoemde registratuurperikelen bij de Staatsmijnen schoot zijn superieuren in het verkeerde keelgat. Naar aanleiding hiervan werd Bloemen door de directie aangezegd dat hij vanaf 21 juni 1951 onder leiding van een afdelingschef zou staan. Met bovengenoemde maatregel nam Bloemen in elk geval geen genoegen. Op eigen verzoek werd hij met ingang van 2 juli 1951 ontheven van de leiding over het Archivariaat. Hij voerde vanaf die datum thuis 'losse' opdrachten uit. Met ingang van zaterdag 1 november 1952 werd hem bij de Staatsmijnen op zijn ver zoek eervol ontslag verleend. Van der Gouw schreef hierover later in een 'In memoriam' het volgende: 'Voor de man die in 's Rijks dienst tegen ruimhartige chefs gewend was te zeggen wat hij dacht, had zelfs het geïndustriali seerde deel van Limburg te veel feodaals om er te kunnen bestaan zonder conflic ten over wat men over zijn principalen wel en niet mag zeggen of schrijven.' Medio september 1948 startte Bloemen bij zijn werkgever De Staats mijnen in Heerlen een opleiding tot 'archivist'. De volgende vakken werden gegeven: archivistiek, archiefrecht, histori sche methoden, leer der registratuur en paleografie. Bloemen en Van der Gouw gaven de lessen. Bloemen was een pionier op dit terrein. 'Ik moest naar een weg zoe ken om tot een behoorlijke en verant woorde opleiding te komen voor een nieuw type archivaris,' schreef hij op 11 april 1949 onder meer naar het bestuur van de VAN. Hij vroeg het bestuur een ver tegenwoordiger aan te wijzen voor een te vormen examencommissie. Aan dit ver zoek werd gehoor gegeven. De vier cursisten slaagden. Zij werden later ook aangenomen - zij het niet van harte - als leden van de VAN. Op 2 juli 1949 schreef de Algemeen Rijksarchivaris aan Rottier, directeur van de Staatsmijnen in Limburg onder andere: 'Dat door Uw bedrijf als eerste in Nederland, het archief is toevertrouwd aan vakmensen, acht ik een initiatief, dat navolging verdient en waarvan Uw bedrijf zelf zeker niet onbe langrijke vruchten zal plukken.' Op 28 december 1949 werd de Gemeenschappelijke Opleidingscommis sie (GO) opgericht, een samenwerkings verband tussen het Nederlands Instituut NVBA nieuws nederlandse vereniging van bedrijfsarchivarissen voor Documentatie, Informatie en Regi stratuur (NIDER) en de Nederlandse Vereniging van Bibliothecarissen (NVB). Van der Wolk werd de eerste voorzitter van dit instituut. Carel Bloemen werd benoemd tot lid van de opleidingscom missie. Rondom de cursus voor bedrijfsar chivarissen ontstond veel discussie. Carel Bloemen stelde hierbij zeer principiële zaken aan de orde over het archiefbeheer, namelijk de door hem (en Groeneveld) gepropageerde organieke ordening tegen over de functionele ordening. Zijn belang rijkste opponent was Hans Dreese, oprich ter van de Nederlandse Documentalis tenkring (NDK), voorloper van de NVBA, die voorstander was van de functionele archiefordening op basis van de samen hang tussen de onderdelen van de bedrijfs- functie. Bloemen is niet lang lid van de Ge meenschappelijke Opleidingscommissie gebleven. Hij ging zijn eigen opleidings- weg. Zijn visie, de organisatie van een bedrijf als basis voor de archiefordening, werd naast de 'functionele visie' van Dreese wel gedoceerd bij de archiefoplei ding van de Gemeenschappelijke Oplei dingscommissie. Dit bracht menig GO-stu- dent in die jaren weieens in verwarring. In september 1950 organiseerde Bloemen (met Van der Gouw) weer een cursus voor 'bedrijfsarchivisten', ditmaal in de collegezaal van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Het was dezelfde plaats waar vroeger de lessen van de in 1924 opgeheven archiefschool werden gegeven. Een commissie onder voorzitter schap van de Algemene Rijksarchivaris met dr. Moll als vertegenwoordiger van de VAN nam de examens af. Het lesmateriaal werd door Bloemen en Van der Gouw zelf ontwikkeld en geschreven. Deze cursus mocht van de overheid zelfs enige jaren de naam Archiefschool voeren. Op 29 januari 1951 stelde Bloemen voor 'zijn' particuliere archiefschool en de bestaande archief- en registratuuropleidin gen van de SOD en de GO te laten samen gaan in een Nederlandse archiefschool, waar tweedeklassers, bedrijfsarchivisten en registratuurambtenaren konden worden opgeleid. De VAN wees dit voorstel echter af omdat zij ijverde voor herstel van de oude Archiefschool. In het cursusjaar 1951/1952 werd de basis verbreed tot een opleiding die ook voor toekomstige archivisten in de publiekrechtelijke sfeer bruikbaar was. In het derde schooljaar werd de opleiding bedrijfsarchivist en archief ambtenaar tweede klasse samengevoegd tot één oplei ding tot archivaris. Pogingen om de school door het rijk te laten overnemen, liepen op niets uit. Met ingang van het studiejaar 1953/1954 verdween deze Archiefschool weer van het toneel. De eerste serieuze poging om de verwaarloosde opleiding tot wetenschappelijk archiefambtenaar weer op peil te brengen. Twee jaar later, in 1955, kwam de Rijksarchiefschool tot stand, ten laste van de begroting van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen. Ook hiervan werd Bloemen enige jaren docent. Carel Bloemen keerde dankzij de hulp van jonkheer Graswinckel in 1952 terug bij de overheid. Hij werd als hoofdarchi- vist belast met het beheer van het hulpde pot van het Algemeen Rijksarchief te Schaarsbergen. In 1954 werd hij op eigen verzoek overgeplaatst naar het Rijksarchief in Limburg te Maastricht. Twee jaar later werd hij bevorderd tot hoofdarchivist A. In 1955 schreef Bloemen na jaren doceren en disputeren zijn denkbeelden in de Handleiding voor de inrichting en het beheer van de registratuur. Deze in 1957 in eigen beheer uitgegeven handleiding met index omvatte de regeling van de registra tuur op basis van de beginselen die in De Handleiding van Muller, Feith en Fruin zijn vervat. Ze was bedoeld voor zowel bedrij ven en commerciële instellingen als de gehele overheid. Van der Gouw viel die handleiding wat tegen door de 'afgetrok ken stijl' waarin het boek was gesteld. Hij meende dat Bloemen niet meer de volle belangstelling voor zijn onderwerp had kunnen opbrengen. De Handleiding van Bloemen werd niet gebruikt bij de GO-B- opleiding. Daar werd slechts verteld dat die bestond, aldus Ben Schmitz, oud-vice- voorzitter van de NVBA, in zijn bijdrage '40 jaar twijfel' in het NVBA-Nieuws in Archievenblad nr. 4, juni 2000. Op vrijdag 29 april 1966 werd Carel Bloemen benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Baron Michiels van Kessenich, burgemeester van Maastricht, speldde hem de bijbehorende versierselen op. Vier maanden later, op 1 september 1966, ging hij met pensioen. Hij was toen reeds ziek en bezig met het schrijven van zijn bekendste boek De Roermondse archiefkwes tie, een archivistieke schelmenroman over een conflict in de periode 1889-1901 over de teruggave van rijksarchieven uit het depot van de gemeente Roermond aan het rijksarchiefdepot te Maastricht. Volgens Van der Gouw 'boeiend, eerlijk en toch zo partijdig als het maar kan'. Bloemen overleed op 4 april 1967 te Maastricht. Een bijzonder persoon was er niet meer. 43 Studiedagen VAN Archivaris der Staatsmijnen Registratuur De 'cursus-Bloemen' Gemeenschappelijke Opleidingcommissie Een opname van het oude, inmiddels afgebroken,'Centraal Bureau' van de Staatsmijnen te Heerlen. Ergens in dit gebouw was het Centraal Archief van 1948-1952 gehuis vest. Op deze plaats is nu een winkelcentrum verrezen. (Foto: DSM, Heerlen) archievenblad maart 2001 Archiefschool Terug naar de overheid Handleiding Carel Bloemen, tweede van rechts, op de foto met de bezetting van het 'Archivariaat' der Staatsmijnen om streeks 1950. (Foto: DSM, Heerlen) Onderscheiding/overlijden Harry Strijkers maart 2001 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2001 | | pagina 21