De zomer van 1823. Lopen met van Lennep.
Dagboek van zijn voetreis door Nederland.
Bezorgd door Geert Mak en Marita Mathiisen
Reis door Noord-Holland in 1800.
Gedaan door de gebroeders H. en J.P. Gildemeester met hunnen vriend F.W. Conrad.
Bewerkt door P. van Schaik. A.E.L. van IJzendoorn en W.M. Zappey.
I
literatuur
hun werkzaamheden in de vorm van
handelingen, alsmede de verwijzingen
naar de vindplaats van archieven die
betrekking hebben op de bijzondere
rechtspleging.
Een minder goed aspect van dit rapport
is het feit dat er nauwelijks aandacht
wordt besteed aan de opsporing en ver
volging van (hoofdzakelijk) oorlogsmis
dadigers in de jaren na 1952. Er is hier
van wel een korte karakteristiek opgeno
men, maar er worden daarbij geen acto
ren/handelingen vermeld. Daarvoor
moet de onderzoeker doorbladeren naar
de bijlagen. Het was mijns inziens handi
ger geweest als deze informatie bij het
betreffende hoofdstuk was geplaatst.
Daar komt bij dat de opgenomen infor
matie af en toe wel wat specialistisch is
en het voor een leek daardoor soms
moeilijk te begrijpen is. Maar over het
algemeen genomen kan ik toch stellen
dat het een goed en degelijk rapport is.
Dit rapport kan van grote waarde zijn als
hulpmiddel én als naslagwerk voor
onderzoekers op het beleidsterrein van
de bijzondere rechtspleging. Doordat de
auteur in elk van de hoofdstukken de
voornaamste actoren in de betreffende
context nader heeft uitgewerkt en de
inhoud/reikwijdte van hun werkzaamhe
den inzichtelijk heeft gemaakt in de
vorm van handelingen is het namelijk
voor onderzoekers eenvoudig om te
bepalen welke neerslag er in principe op
dat beleidsterrein zou moeten zijn. De
handelingenlijsten geven de onderzoeker
bovendien een goed inzicht in de aard
van de gevormde archieven en daarmee
van de (vermoedelijke) vindplaats van
specifieke archiefstukken. Onderzoekers
worden hierdoor in staat gesteld om snel
een relevant archief op het beleidsterrein
van de bijzondere rechtspleging te lokali
seren en te raadplegen.
Het enige wat ik in dit rapport nog mis is
een beschrijving van de handelingen van
particuliere instellingen op het beleids
terrein van de bijzondere rechtspleging.
Dit rapport bevat namelijk alleen een
beschrijving van hun rol op dit beleids
terrein. Dit komt, denk ik, doordat dit
onderzoek hoofdzakelijk betrekking
heeft op overheidsinstellingen. Dit is
enigszins een gemiste kans. Onderzoe
kers worden op dit punt enigszins aan
hun lot overgelaten; ze moeten nu zelf
maar gaan bedenken welke particuliere
instellingen bij de opsporing en vervol
ging van oorlogsmisdadigers een rol
gespeeld zouden kunnen hebben en waar
de archieven van deze instellingen dan
berusten.
In het familiearchief van Van
Lennep in het gemeentearchief van
Amsterdam bevindt zich het reisdagboek
van Jacob van Lennep uit 1823. Het is
een verslag van een reis door Nederland,
die hij samen met zijn studiegenoot Dirk
van Hogendorp maakte. Het dagboek is
kort geleden hertaald in modern
Nederlands door Marita Mathijsen en
van een historische inleiding voorzien
door Geert Mak. Het Nederland dat Jacob
van Lennep (21 jaar) en Dirk van
Hogendorp (25 jaar) door reizen is een
land dat verkeerde in de laatste jaren van
de trekschuit, diligence, paardenkracht,
armoede, stadspoorten en wildernissen.
Jacob van Lennep komt uit een vermo
gende Amsterdamse regentenfamilie die
's winters in de hoofdstad vertoeft en 's
zomers op de buitenplaats Huis te
Manpad te Heemstede verblijft. Hij stu
deerde evenals zijn reisgenoot in Leiden.
Jacob is een vrolijke jongen die levendige
stukken kan schrijven en later advocaat
en lid van de Tweede Kamer wordt en
schrijver van historische romans. Dirk
van Hogendorp is een tegenpool van Van
Lennep. Hij is een in zichzelf gekeerde,
stugge jongeman en heeft het als zoon
van de staatkundige Gijsbert Karei van
Hogendorp niet gemakkelijk. Hij zal later
opklimmen tot raadsheer van het
Provinciale Hof van Zuid-Holland. De
twee studiegenoten besluiten aan het
einde van hun studie in plaats van een
grand tour door Europa, een reis te voet,
per trekschuit en diligence door hun
eigen vaderland te maken. Jacob van
Lennep haalt zijn vriend eind mei voor
een reis van drie maanden in Amsterdam
op, voorzien van een ransel (hertaald als
rugzak) met daarin een hemd, twee paar
kousen, een das en een muts en andere
noodzakelijkheden. Zij beginnen hun
reis door een welvarend platteland van
Noord-Holland, Friesland en Groningen.
Ze bezoeken in Drenthe de kolonie van
de Maatschappij van Weldadigheid in
Frederiksoord en doorkruisen alle
Nederlandse provincies met uitzondering
van Limburg. Ze zijn voorzien van aan
bevelingsbrieven van hun ouders en pro
fessoren om familieleden, studievrienden
en de plaatselijke elite te ontmoeten.
Tijdens hun verblijf in sociëteiten, loge
menten en herbergen ontmoeten ze
allerlei verschillende mensen, waarvan
nauwkeurig verslag wordt gedaan in het
dagboek.
In zijn inleiding vergelijkt Geert Mak het
Nederland van 1823 met dat van de
tweede helft van de negentiende eeuw.
Na 1838 zal alles veranderen, met de
komst van kanalen, straatwegen, spoor
wegen en stoommachines. Geert Mak
heeft de reis van Jacob van Lennep en
zijn vriend nagelopen en zijn bevindin
gen zijn inmiddels uitgezonden op tv in
een negendelige documentatieserie geti
teld 'De zomer van 1823'. In het nawoord
bij het reisdagboek schrijft Mak dat juist
de stadjes die Van Lennep als 'ellendig'
en 'vervallen' beschrijft tegenwoordig zo
mooi en authentiek zijn, zoals Enkhui
zen, Hindeloopen, Hattem en Borculo.
Helaas is het omgekeerde ook het geval:
door de welvaart is veel moois verloren
gegaan.
De vriendschap tussen Van Hogendorp
en Van Lennep heeft de voetreis niet
overleefd. Als Dirk in 1827 ook in
Amsterdam komt wonen, schrijft Jacob
van Lennep in zijn dagboek, dat hij een
beleefdheidsbezoek wil gaan afleggen.
Hij schrijft: 'na den eten ben ik een bezoek
gaan afleggen bij D. van Hogendorp, die tot
36J
februari 2001
mijn schrik alhier is komen wonen ...geluk
kig vond ik H. niet thuis'.
Bij de uitgave van het dagboek zijn noten
aan de tekst toegevoegd. In de eindnoten
met toelichtingen zijn alleen onvertaal
bare begrippen en historische onduide
lijkheden uitgelegd. Personen die in het
dagboek voorkomen zijn niet onder
zocht of geïdentificeerd. Het dagboek
van Jacob van Lennep is een unieke bron
voor de kennis van Nederland van vóór
de industrialisatie. Het geeft onder meer
informatie over in die tijd heersende
opvattingen over landschappen, econo-
literatuur
mische situaties, armoedebestrijding,
vrouwen en sociale gewoonten bij de
elite. Door de hertaling kan het dagboek
nu worden gelezen alsof het een roman
is. Het is hierdoor voor een breed publiek
toegankelijk.
Van deze reis heeft Dirk van Hogendorp
ook een verslag gemaakt. Dit is bewaard
in het familiearchief dat op het
Algemeen Rijksarchief te Den Haag
beheerd wordt. Lezers die de originele
teksten willen lezen hoeven niet per se
naar het gemeentearchief Amsterdam of
het Algemeen Rijksarchief te bezoeken.
De teksten zijn nu ook digitaal gepubli
ceerd op de website van de negentiende
eeuw: www.negentiende-eeuw.nj.
In de Archieven van Inspecteurs van
Waterstaat (Algemeen Rijksarchief Den
Haag, inventarisnummer 169) bevindt
zich een reisjournaal van de hoogge
plaatste waterstaatsambtenaar, commis
saris-inspecteur Frederik Willem Conrad
(1769-1808), met een schat aan gegevens
over het Noord-Hollandse landschap, de
waterstaat en de economische toestand
in het jaar 1800. Het verslag van een
achtdaagse reis te paard door Conrad en
zijn vrienden, een azijnfabrikant en een
makelaar, bevat veel onderwerpen. De
tocht gaat door een gebied dat een half
jaar daarvoor zwaar had geleden onder
een Brits-Russische invasie in 1799.
Behalve de vele doden die gevallen zijn
onder de strijdende partijen, werden er
grote verwoestingen aangericht aan hui
zen en gebouwen en polders onder water
gezet. Bijzondere interesse heeft het
gezelschap voor de havenwerken van het
Nieuwediep bij Den Helder, die tijdens
de Vierde Engelse oorlog (1780-1784)
zijn aangelegd. Conrad en de gebroeders
Gildemeester steken ook over
naar Texel, dat ook tot het ambts
gebied van Conrad zal gaan
horen. Op Texel maken ze een
rondrit met een boerenwagen en
ze zijn onder de indruk van het
systeem van putten waarmee zee
schepen met drinkwater bevoor
raad worden. Na terugkeer op het
vaste land beschrijft Conrad hoe
de grote steden als Enkhuizen,
Medemblik, Hoorn en Edam
door de oorlog vervallen zijn tot
doodse stilte. De werf van de
VOC in Enkhuizen biedt een trieste aan
blik: er is geen bedrijvigheid meer en er
liggen nog twee onttakelde schepen,
waarvan één geheel nieuw. Aangekomen
in Broek in Waterland bewonderen zij 'de
popachtige netheid, die wel de rijkdom, doch
geenszins de goede smaak van derzelver
bewoners kenschetste'. De reis eindigt bij
het gemeenlandshuis van Rijnland te
Spaarndam (deel van de oude suikerfa
briek), de ambtswoning van Conrad. De
stijl van het reisverslag is onopgesmukt
en goed leesbaar. De bewerkers hebben
bij de bewerking gekozen voor een letter
lijke weergave om aan Conrads schrijf-
stijl zoveel mogelijk recht te doen. De
tekst is voorzien van een inleiding met
biografische informatie over de reizigers
en een toelichting op het journaal. Het
reisjournaal is voorzien van toelichtin
gen in de vorm van noten. Het reisjour
naal biedt een unieke vorm van informa
tie over het landschap, de inwoners en
de economische situatie na de oorlog in
1799 van Noord-Holland uit 1800, die
uit een geschiedenisboek niet te verkrij
gen is.
37
Arjan J. W. Hoekman,
student IDM/HvA
O X
Waanders Zwolle, ISBN 90-400-9513-2,
288 biz., f 49,50
archievenblad
1
Annabelle Meddens-van Borselen
Edam, vrienden van de Hondsbossche en
Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen,
2000, 37 blz., io,-
Annabelle Meddens-van Borselen
februari 2001
archievenblad