Heen Montijn,
Leven op stand 1890-1940
J. Cox, J. van den Bosch, E. Figee, J. de Wildt. En bracht de schare
tot kalmte. Bespiegelingen over de gemeentesecretaris door de eeuwen heen
dat leerde men de archiefschoolleerlingen
in Nederland ook al voor 1978. De manier
waarop de theorie in de beide Australische
artikelen wordt gepresenteerd is overigens
wel zeer oorspronkelijk, en dat maakt het
op zich lonend om er kennis van te
nemen.
In een bijlage staat een nuttige vertaling
en vooral verklaring van de vele
Engelstalige termen die in het boek en in
de Engelstalige vakliteratuur te vinden is,
door Peter Horsman.
In het algemeen zijn mij in de artikelen
veel citaten uit Amerikaanse, Canadese
en Australische vakliteratuur opgeval
len, die kennelijk voor een kleine kring
van ingewijden in Nederland beschik
baar is. Via Pica en het interbibliothe-
cair leenverkeer vang ik bij het aanvra
gen ervan zo vaak bot, dat ik me bijna
niet meer bij onze bedrijfsbibliothecaris
durf te melden. Dat was vroeger, toen
het Algemeen Rijksarchief nog wel over
een bibliotheekoutillage beschikte, ove
rigens niet beter. Als men in Nederland
werkelijk wat wil op archieftheoretisch
gebied, dan zullen tenminste de KB, de
UvA en de RUL - al dan niet gezamen
lijk - moeten zorgen, dat ook voor
anderen dan enkele ingewijden en
blijkbaar niet eens de studenten de
overzeese literatuur beschikbaar is. Het
gebruik van websites als enige bron is
wetenschappelijk niet verantwoord
omdat de site er na enkele maanden
anders uit ziet, en men de stellingen
niet meer door middel van het noten
apparaat kan controleren. Zoals het nu
gaat krijgt men alleen een esoterisch
debat met een kritiekloze claque. Ik
denk niet dat de redacteuren en de
Stichting Archiefpublicaties daarop uit
zijn.
Het boek geeft een nuttig overzicht van
op dit moment spraakmakende theo
rieën. Dat die tot een nieuw paradigma
moeten leiden wordt door de keuze en de
inhoud van de artikelen in het boek niet
waar gemaakt. Of een dergelijke verza
meling toch weinig verband met elkaar
houdende teksten zulk goed studiemate
riaal is, zoals het Woord Vooraf aankon
digt, waag ik ook te betwijfelen. Dan zou
men toch wat meer thematische samen
hang wensen, en bepaald een minder kri
tiekloze benadering van de geselecteerde
teksten, dan wel een keuze van artikelen
die ook tegenstemmen bevatten. Er is
ook geen poging gedaan om een repre
sentatief overzicht van gangbare theo
rieën te presenteren; een artikel van bij
voorbeeld Bearman of Duranti ontbreekt.
Maar ook als men deze kritiek naast zich
neer legt: goed dat het jaarboek er is. Aan
de geciteerde Australische websites zou ik
er nog een willen toevoegen die recorders
betreft: www.iinet.net.au.
SIM
Afgaande op het feit dat dit boek in
korte tijd al aan zijn vijfde druk toe is,
moet leven op stand een aansprekend
onderwerp zijn. Weerspiegelt dit een
hang naar het oude en vertrouwde, naar
een verloren wereld, zoals Montijn in
haar voorwoord zegt? Zelf geeft de auteur
aan dat het boek in de allereerste plaats
geschreven is dankzij haar ouders, die
"mijn levende verbinding met het onder
werp Leven op stand' vormen. Montijn
citeert dan ook met regelmaat uit de
nagelaten correspondentie van grootou
ders en uit de door haarzelf opgetekende
familieverhalen en herinneringen. In de
bronnenlijst, die drie regels telt, staat dit
familiearchief (in particulier bezit) naast
het Gemeentearchief en het IIAV in
Amsterdam. Deze twee laatste worden
aldus omschreven, zonder nadere specifi
catie, zodat het onduidelijk blijft welke
bronnen de auteur bij deze archiefdien
sten geraadpleegd heeft (hoewel de tekst
soms een aanknopingspunt biedt). In
tegenstelling tot wat men zou denken
betekent het voorgaande overigens niet
dat Montijn's boek gecentreerd is op de
hoofdstad. Naast Amsterdam, 's-Graven-
hage en het Gooi beschrijft zij ook het
leven op stand in Utrecht, Groningen en
Breda. Die passages zijn vooral gebaseerd
op de literatuur waar Montijn uit putte.
De literatuurlijst is met negen bladzijden
omvangrijk te noemen. Er prijken veel
eigentijdse romans op en ook de etiquet-
teliteratuur is goed vertegenwoordigd.
Het hierboven aangehaalde citaat komt
uit een van die etiquetteboeken, een
bron die op het ogenblik trouwens rui
mere belangstelling trekt (zie het juni-
nummer 1999 van het tijdschrift De
Negentiende Eeuw).
Montijn erkent dat dit bronnenmateriaal
geen getrouwe weergave van de werke
lijkheid geeft. Toch gaat het volgens haar
bij de in romans beschreven ideaaltypen
van huizen, of de in etiquetteboeken
vastgelegde normen en gedragsregels, om
de opvattingen van degenen die ze schre
ven en lazen. Geschikte bronnen dus,
want Montijn was voor haar boek even
zeer op zoek naar de voorgehouden
idealen als naar de geleefde praktijk. Het
betekent dat de gedachten over stand en
standsbesef - en de daaruit voortvloeien
de houding - vooral daar op gebaseerd
zijn, naast de werkelijkheid zoals zij door
30
tijdgenoten werd waargenomen. Dit
komt de leesbaarheid en de smeuiigheid
overigens zeer ten goede. De summiere
theoretische basis in het eerste hoofdstuk
steunt met name op het inmiddels veer
tig jaar oude artikel van IJ. Brugmans,
"Standen en klassen in Nederland gedu
rende de 19de eeuw', hoewel er ook meer
recent wel over geschreven is. Het boek is
verder thematisch ingedeeld (Stand,
Huis, Smaak, Klok, Omgang, Tafel,
Pudeur, Dienst) en dat blijkt een goede
keuze. Thema's die ter sprake komen zijn
de betekenis van het huis, de smaak van
de elite (met name wat betreft het interi
eur), de rol van tijd en seizoen in het
leven van de bovenlaag, de omgang met
de eigen groep, gelijken en minder gelij
ken en buitenstaanders, de maaltijd en
gebruiken aan tafel, pudeur (kuisheid in
de ruimste zin) en het (dienst)personeel.
Montijn, historica en columniste, com
poneerde een boek dat heerlijk wegleest,
met tal van sappige anekdotes en rake
typeringen en conclusies. Een enkele
kleine misser (bijvoorbeeld op pag. 43,
waar zij meldt dat de hogere standen in
de hoofdstad op bovenhuizen gingen
wonen), of irritante stelligheid (pag. 37:
"Het christendom leverde nu eenmaal
precies de moraal die goed van pas
kwam') daargelaten is Leven op stand een
uitstekend boek en bovendien geschre
ven in een "on-Nederlands' vlotte stijl,
een stijl die je doorgaans slechts bij
Angelsaksische historici aantreft.
-
Onlangs bestond de VGS vijftig jaar.
VGS staat voor Vereniging van Ge
meentesecretarissen en om haar vijftigja
rig bestaan te vieren gaf ze deze jubi
leumbundel uit. Ook de redactie die aan
het tot stand komen van het boek
gewerkt heeft, was zich de hierboven
geschetste problematiek bewust: Wie is
geïnteresseerd in vijftig jaar VGS? In het
voorwoord geeft zij ook aan dat het boek
niet alleen toegankelijk voor ingewijden
moest zijn, maar ook 'voor de veel grote
re groep mensen daaromheen die belang
stelling heeft voor wat er bij de lokale
overheid gebeurt.' Waarschijnlijk hoort
menig archivaris tot die laatste 'grote
groep'. Dit blijkt ook uit het groot aantal
'bespiegelingen' van de hand van archi
varissen in de bundel.
Een van de dingen die een 'jonge' archi
varis als ik bij het lezen direct opvalt, is
de beeldvorming waar de gemeentesecre
tarissen blijkbaar mee te kampen heb
ben. Het algemene beeld van de gemeen
tesecretaris komt sterk overeen met dat
van de archivaris: gemeentesecretarissen
zijn saai, nauwgezet, heimelijk bespot
door jonge ambtenaren, onbekend bui
ten het gemeentelijk apparaat, maar
daarbinnen bewonderd om hun feilloos
geheugen. De gemeentesecretaris wordt,
net als de archivaris, gezien als een
meneer Dorknoper, met als enige ver
schil dat de archivaris in het algemeen
een stofjas draagt, terwijl de gemeentese
cretaris keurig in pak door het leven gaat.
Net zo min als deze karikatuur voor de
archivaris opgaat, laat de redactie van het
jubileumboek niet na te benadrukken dat
het ambt van gemeentesecretaris een
heel afwisselend en aan sterke verande
ringen onderhevige baan is. De gemeen
tesecretaris is tegenwoordig meer
manager dan 'schrijver,' meer 'algemeen
directeur' dan rechterhand van B&W.
De vraag is natuurlijk of deze veranderde
en nog steeds veranderende rol van de
secretaris nu ook blijkt uit de bundel? Ja
en nee. In verschillende stukken wordt
de verandering van de functie sterk bena
drukt. Dit is voornamelijk het geval in de
artikelen waarin de afgelopen dertig jaar
en de komende decennia aan de orde
komen. Het benadrukken van die veran
derde rol komt echter een beetje dram
merig over, alsof de auteurs zichzelf
ervan moeten overtuigen dat de gemeen
te-secretaris een heel dynamische baan
heeft. Doordat het overgrote deel van de
artikelen over 'historische secretarissen'
gaat, is toch wel duidelijk dat de huidige
secretaris andere dingen te doen heeft als
vroeger, al blijft het voor een geïnteres
seerde leek, een beetje ondoorzichtig wat
de taken van de moderne gemeentesecre
taris precies zijn.
Het gros van de 'bespiegelingen' heeft
een historisch en nu en dan anekdotisch
gehalte. De artikelen bestrijken een
periode van meer dan 2000 jaar: van
Menches, die tussen 120 en 110 voor
Christus dorpssecretaris van Kerkeosiris
was, tot de rol die gemeentesecretarissen
in de Tweede Wereldoorlog speelden en
van de secretaris van Eersel die in de
achttiende eeuw ter dood werd veroor
deeld wegens grootscheepse malversa
ties, tot een 21-jarige 'knul' die vanaf
1819 secretaris in Amsterdam was. Het
gaat hierbij om artikelen van verschil
lend niveau, van heel onderhoudend en
leesbaar, tot taai en dor. Sommige artike
len doen ook een beetje vreemd aan,
doordat de titel niet bij de inhoud lijkt te
31
Arnold den Teuling
Thomas Rap Amsterdam, 1998. ISBN
906005539, 254 blz., fl. 35,-
"Den blik hemelwaarts heffen, flauw
vallen, met de oogen rollen, de handen
boven het hoofd samenvouwen, dat
zijn bespottelijke vertooningen, alleen
vergeeflijk in één van die ongewone
levenstoestanden, wanneer de harts
tochten den mensch overmeesteren'.
archievenblad
maart 2000
Peter Hofland, Gemeentearchief Amsterdam
Sdu Uitgevers, Den Haag.
ISBN 90 12 08486 5. 302 blz.
I jubileumboeken hebben altijd iets vreemds wanneer je niets met het bewuste jubileum
te maken hebt. Aan de ene kant ben ik altijd verbaasd over de onbekende micro-maat
schappijen en werelden die via zo'n boek op me af komen. Aan de andere kant vraag ik
me er ook regelmatig bij af of het nu allemaal wel zo interessant en belangrijk is.
Zou het iemand buiten de archiefwereld wat kunnen schelen dat de KVAN enkele jaren
geleden honderd jaar bestond en ter gelegenheid daarvan een jubileumboek heeft
uitgegeven? Waarschijnlijk niet.
maart 2000
archievenblad