ik nü nog archivaris Zou 1 iTEnWTITTI I Een gesprek met oud gemeente- en rijksarchivaris Louis Pirenne I' Aanvankelijk reageerde Pirenne wat terughoudend op het verzoek een gesprek met hem te hebben. Hij was toch al eens uitgebreid geïnterviewd voor het Nederlands Archievenblad bij zijn afscheid als rijksarchivaris in 1988. Zijn hele carrière was toen wel zo ongeveer de revue gepasseerd. Toen duidelijk werd dat het niet ging om een nostalgische terugblik, maar - met de millenniumwisseling voor de deur - om zijn visie op het huidige en toekomstige archiefwezen en dat hij bovendien niet de enige gepensioneerde archivaris zou zijn aan wie dat gevraagd werd, ging hij overstag. De eerste vraag waar ik Louis Pirenne mee con fronteer, is waarin naar zijn idee het archiefwezen nü verschilt met de situatie in 'zijn' tijd. Wat zijn in zijn ogen de meest ingrijpende ontwikkelingen geweest na zijn afscheid? Het antwoord laat niet lang op zich wachten: ook voor Pirenne is dat heel duidelijk de automatisering geweest. Wat moet een archief met computers? "Dat is heel snel gegaan. Ik herinner mij dat, toen ik in de jaren tachtig voor de nieuwbouw van het rijksarchief in Den Bosch in de slag was met Rijks gebouwendienst, ik nog een afzonderlijke ruimte wilde hebben voor'de computer'. Van daaruit moesten er dan kanalen ko men door het administratiegebouw naast de goten voor de elektriciteits- en telefoonkabels." Rijksgebouwen dienst wilde daar aanvankelijk niet aan, want 'wat moet een archief in hemelsnaam met computers?' Automatisering stond duidelijk haaks op waar archieven toen voor stonden. Dat von den trouwens ook de meeste archivarissen. Inmiddels zijn afzonderlijke vertrekken voor een 'moedercomputer' ook al lang achterhaald. Pirenne vindt de automatisering, zoals die momen teel om zich heen grijpt, niet alleen een onvermij delijke, maar ook een goede zaak: "er zijn nu zo veel meer mogelijkheden, vooral met Internet."Aan de andere kant ziet hij ook wel nadelen. "Vroeger wilden we de klant in huis halen, het archief was een trefpunt van onderzoekers. Straks gaat iedere onderzoeker veel meer individueel aan de slag. Een studiezaal hebben we dan niet meer zo no dig. Er komen dan ook geen bezoekers meer in de kantine en dat is jammer want daar spraken ze met elkaar, wisselden gegevens uit en leerden van elkaar. Straks gebeurt dat misschien niet meer, "De autonomie van een oud stads archief blijft in mijn ogen van wezenlijk belang" zodat het risico van fouten maken groter wordt. Men mist dan toch de kritische noot." Wetenschappelijke uitstraling Een ander thema dat Louis Pirenne na aan het hart ligt, is de status van het archief als wetenschappe lijke instelling. Lange tijd leek het alsof archief diensten alleen nog maar tijd mochten besteden aan inventariseren en beheren. Aan het stimule ren van wetenschappelijke publikaties kwanten ar chivarissen niet meer toe, laat staan zelf publiceren. Vooral in de tijd van algemeen rijksarchivaris Rib- berink (1968-1988) werd het belang van goed ma nagement extra benadrukt, al kwam daar in de jaren tachtig al correctie op. Toen werd erkend dat wetenschappe lijk onderzoek gedurende gemiddeld een dag per week een wezenlijk bestanddeel van de taak van een archiefambtenaar vormde. Pirenne staat dan ook kritisch tegenover de manager/ archivaris. "Een archivaris moet toch allereerst iemand uit het vak zijn, die het gezicht van het archief is. Zoals Henk van Os dat deed als directeur van het Rijksmuseum. Na tuurlijk betekent dit niet dat een archivaris geen managerskwaliteiten moet hebben, maar managen als hoofddoel is verkeerd." Volgens Pirenne moet een archiefdienst, naast traditionele taken als inspectie, archiefbeheer en dienstverle ning, actief zijn in het wetenschapsbedrijf. Meepraten op wetenschappelijk niveau, onder zoek stimuleren en ook zelf verrichten. Alleen dan krijgt een archiefdienst wetenschappelijke uitstr aling en een zeker gezag. In dit verband wil hij nog wel iets kwijt over het belang van een goed gebouw. Als 'bouwpastoor' van het prachtige onderkomen van het Rijksarchief in Noord- Brabant kan hij daar over meepraten. "Net als bij 18 Archievenblad December 1999 Interview Archievenblad musea is de uitstraling van het gebouw van een archiefdienst heel belangrijk. Het is niet zomaar een kantoorgebouw, het moet weerspiegelen wat er zich binnen afspeelt. Overigens hoeft het niet per se een historische uitstraling te zijn, modern mag ook. Maar het moet vooral mooi zijn." Centralisatie en decentralisatie. Het feit dat de archivaris nu meer manager moet zijn dan vroeger, hangt ook samen met de ten dens tot schaalvergroting die we momenteel overal bespeuren. Op zich vindt Pirenne dit een goede zaak. Ook de centralisatie van de Rijks archiefdienst in de jaren zeventig heeft hij toch in het algemeen als een groot goed ervaren. Natuur lijk was het in de praktijk wel eens vervelend, zeker in de gevallen dat hij in Noord-Brabant be paalde zaken anders inschatte dan dat Den Haag dat deed. Maar de samenballing van een grote hoe veelheid kennis, waarop je vanuit de provincie weer een beroep kon doen, was weer een voor deel. Pirenne begrijpt dan ook niet goed waar de Rijksarchiefdienst nu mee bezig is. "Ik vraag me af of dit wel goed is. Gemeentearchieven, met name in de provinciehoofdsteden, hebben hun eigen waardevolle traditie, die niet verloren mag gaan. Het argument, dat de burgers niet begrijpen waar om er in een stad meerdere archiefdiensten zijn en waarom zij in het ene gebouw informatie x kunnen krijgen en in het andere informatie y, kan ik wel volgen, maar het spreekt me niet erg aan. De autonomie van een oud stadsarchief blijft in mijn ogen van wezenlijk belang." Overigens maakt hij wel onderscheid tussen bijvoorbeeld het Utrechtse model, waarbij gestreefd wordt naar een volledige integratie en het Groningse, waarbij gemeente- en rijksarchief als twee aparte instellingen blijven opereren. De Groningse oplos sing kan hem in elk geval 't meest bekoren. Ook bij andere vormen van samenwerking, zoals die tussen een archief en een museum of biblio theek, plaatst hij kanttekeningen. "In het verleden was er wel eens sprake van samenwerking tussen bijvoorbeeld het gemeentemuseum en het ge meentearchief. Vaak was dan de gemeentearchiva ris ook museumdirecteur. En dat was niet altijd gunstig voor het archief. In de praktijk ging dan meestal het museum vóór. Daarom heeft de VAN in de jaren zestig en zeventig juist gevochten voor autonomie van de archiefdiensten en voor los koppeling van archief- en museumbeheer." Ook nu dreigt dit gevaar, vindt hij. "Als ik naar Breda kijk, waar het gemeentearchief en het Breda's Museum samen in de voormalige Chassé-kazerne zijn gehuisvest, heb ik toch de indruk dat het ar chief wat gedomineerd wordt door het museum. Toch ben ik de eerste om te erkennen dat derge lijke vormen van samenwonen ook een grote meerwaarde kunnen hebben. Je bent eikaars buren en kunt gezamenlijke activiteiten or ganiseren. Maar het archief moet in zo'n geval wel eigen baas zijn en ook een eigen organisatie blijven." Blijf maar midden in de rij In Pirenne's tijd waren registratuur en archief to taal gescheiden werelden, niet alleen in de Rijks archiefdienst, ook daarbuiten. Hij herinnert zich nog een conflict tussen de VAN en de SOD over de vraag of registratoren wel inventarissen moch ten maken. "Veel archivarissen vonden dat dit ab soluut niet kon. De huidige toenadering tussen documentaire infbrmatieverzorgers en archivaris sen is natuurlijk veel beter. Vroeger wisten archi varissen ook helemaal niet wat registratuurmen sen eigenlijk deden, dat is gelukkig veranderd. Wel vind ik dat het vak veel zwaarder is geworden. Vroeger moest je historicus zijn en het bestaande ordeningssysteem handhaven, ofwel '1e respect des fonds'. De uitgangspunten hiervan lagen vast en dat was allemaal redelijk simpel. Nu moet je technisch en inhoudelijk veel meer kunnen om je vak te beheersen." Zoals op het gebied van de automatisering. "Als je ziet welke revolutionaire ontwikkelingen zich allemaal voordoen op het gebied van de kantoorautomatisering, al die nieu we informatiesystemen, die steeds weer vervan gen worden door weer nieuwere, nóg geavan ceerdere systemen. Je moet er als archivaris wel bij zijn, als waakhond en als beheerder. Vroeger gingen systemen, zoals bijvoorbeeld het UDC, December 1999 Archievenblad 19 Mi *i i Door Henk Roosenboom Louis Pirenne werd in 1 924 in Tilburg geboren. Van vaders zijde stamt hij uit een familie die generaties lang geworteld was in het land van Luik, ten noorden van Verviers, waar ook de Belgische historicus Henri Pirenne vandaan kwam. Zijn moeder kwam overigens uit Gelderland. Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog beslo ten zijn ouders zich in Nederland te vestigen, eerst in Amsterdam, daarna, in 1917, in Tilburg. In de jaren 1945 tot 1 950 stu deerde Louis geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, bij onder anderen J.D.M. Cornelissen en L.j. Rogier. Ook bracht hij in 1 946 - een semester door aan de universiteit van Fribourg in Zwitserland, waar hij bij de, toen beroemde, diplomaticus Foerster het tentamen pale ografie aflegde. Na zijn kandidaatsexamen werd hij in 1 948 assistent van de stadsarchivaris van 's- Hertogenbosch, H.J.M. Ebeling. In 1 952-1 953 liep hij halve dagen stage bij het Rijksarchief in Noord-Brabant omdat hij het archiefexamen wilde halen. Dat gebeurde in eind 1 953. Na het overlijden van Ebeling in 1 954 volgde Pirenne hem op. Tijdens zijn archivarisschap in De Citadel, vanaf 1985 het nieuwe onderkomen van het Rijksarchief in Noord-Brabant Den Bosch promoveerde hij in Nijmegen tot doctor in de Letteren met het proefschrift 's- Hertogenbosch tussen Atrecht en Utrecht. Staatkundige geschiedenis 1 576-1 579. Met ingang van 1 juli 1963 werd hij benoemd tot rijksarchivaris in de provincie Noord-Brabant. Vooral door zijn toedoen kon het Rijksarchief in 1 986 een fraaie nieuwe huisvesting betrekken, en wel in de Citadel, een oor spronkelijk door Frederik Hendrik gebouwd fort, dat vooral bedoeld was om de stad in 'bedwang' te houden. Hij bekleedde in Noord-Brabant vele functies. Zo was hij onder andere mede-oprichter en voorzitter van de Historische Sectie van het Noord-Brabants Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. In de jaren 1 968-1 976 was hij ondervoorzitter, later voorzitter van de VAN. Op 1 augustus 1988 ging Louis Pirenne met de VUT waarmee een einde kwam aan zijn loop baan als archivaris. Overigens bleef hij actief op het gebied van het Noord- Brabantse culturele leven en hield hij eveneens de ontwikkelingen in het archiefwe zen zoveel mogelijk bij, onder andere door het Archievenblad ("ik heb de indruk dat de kwali teit steeds beter wordt") te lezen. de 'professorenkamer' met Pirenne achter zijn bureau

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 9