"f ;''!i!!l!
ill itH'iilJ il
Literatuur
Archievenblad
36 Archievenblad
December 1999
Literatuur
Archievenblad
'Hoe zal
December 1999
Archievenblad 37
"'"•'If»»!!!'''
Jos van Meeuwen, Lijden aan een
heid. Katholieke arbeiders op
zoek naar hun politiek recht
(1897 - 1929)
Verloren Hilversum, 1998. ISBN 90-6550-
605-5. 412 blz., geïll., fl. 67,-.
De vorming van de confessionele zuilen
was het resultaat van een doelbewuste
politiek om de gelovigen te beschermen
tegen de gevaren van de moderne tijd.
Voor alle aspecten van het sociale leven
kwamen er aparte organisaties. Binnen de
katholieke zuil namen de vak- en stands
organisaties een prominente positie in.
Deze door geestelijke adviseurs gedomi
neerde sociale organisaties dienden de
arbeiders uit het socialistische kamp te
houden. Katholieke ondernemers dien
den zich ook katholiek te organiseren en
een geestelijk adviseur in hun patroonsor
ganisatie toe te laten. Wanneer katholieke
ondernemers wel neutraal georganiseerd
mochten zijn, dan was het immers veel
moeilijker de katholieke arbeiders van het
nut van een katholieke arbeidersorganisa
tie te overtuigen. Het nut van krachtige
katholieke arbeidersorganisaties bleek in
1918 toen deze zich massaal tegen Troel
stra's revolutiepoging keerden. Volgens de
katholieke sociale leer dienden kapitaal
en arbeid eendrachtig samen te werken.
Dit uitgangspunt werd met religieuze
argumenten verdedigd.
De vak- en standsorganisaties waren soci
aal homogeen georganiseerd. Hierdoor
kenden ze vrijwel geen conflicten als
gevolg van interne sociale tegenstellin
gen. De politieke poot van de katholieke
zuil daarentegen was sociaal heterogeen
georganiseerd. Met name na de invoering
van het algemeen kiesrecht veroorzaakten
sociale tegenstellingen binnen de katho
lieke partij dan ook menig fel conflict en
was de politieke eenheid ver zoek. Vooral
de kandidaatstelling voor vertegenwoordi
gende lichamen leverde telkens fikse
meningsverschillen op. De katholiek geor
ganiseerde arbeiders voelden zich op het
politieke vlak heel duidelijk misdeeld.
Enkel als folderaars en afficheplakkers
werd er een beroep op hen gedaan. In
zijn dissertatie legt Van Meeuwen de con
flicten die hierover ontstonden haarfijn
bloot. Hij laat ook zien hoe de arbeiders
telkens aan het kortste einde trokken.
Soms tegensputterend, maar uiteindelijk
van de noodzaak van 'de katholieke een
heid' doordrongen, gaven zij dan toe.
Deze politieke lijdzaamheid en volgzaam
heid kwam ook electoraal tot uiting.
Tijdens het interbellum stemde ruim 80%
van de katholieke kiesgerechtigden bij de
verkiezingen gedwee op de R.K. Staats
partij.
De auteur beperkt zich niet tot de ont
wikkelingen op landelijk niveau, maar
bekeek ook wat zich her en der plaatse
lijk afspeelde. Zo gaat hij uitgebreid in op
de situatie in het vrijwel volledig katholie
ke Tilburg waar ten behoeve van de poli
tieke voorlichting en scholing van arbei
ders in 1910 een 'Politieke Studieclub'
werd opgericht. Deze studieclub was
tevens de organisatie van waaruit de siga
renmaker en katholiek vakbondsman Jan
van Rijzewijk een gooi deed naar het
kamerlidmaatschap wat hij in 1918 ver
wierf. Als voorzitter van de kiesvereniging
Tilburg wist hij het aantal arbeidersleden
van de R.K. kiesvereniging Tilburg fors te
verhogen. Het succes van Van Rijzewijk
leidde tot naijver bij fabrikanten die tot
1913 de dienst uitmaakten in de kiesver
eniging.
Van Rijzewijk was ook betrokken bij de
activiteiten van 'Ons Politiek Recht', een
landelijke vereniging die ijverde voor
meer betrokkenheid van katholieke arbei
ders bij de politiek. De voorzitter van
deze club, de Bossche wethouder Manis
Krijgsman, stelde dat de arbeidersbewe
ging en de andere sociale organisaties
niet om de politiek heen konden: 'Wij
kunnen niet onverschillig staan tegenover
de personen die onze belangen op poli
tiek terrein behartigen'. Een episcopaal
verbod maakte echter een einde aan het
werk van 'Ons Politiek Recht' want de
organisatie zou tot verdeeldheid onder de
katholieken leiden. Volgens mr. J.B.
Bomans voerde 'Toontje Solidair' te veel
de boventoon bij 'Ons Politiek Recht'.
Omdat het bisschoppelijk verbod alleen
de landelijke organisatie gold, gingen de
plaatselijke organisaties door met hun
activiteiten. Maar zij werden daarbij wel
tegengewerkt door de plaatselijke pas-
toors en notabelen. Zo riepen de 'heeren'
in de Tilburgse kiesvereniging Van
Rijzewijk ter verantwoording voor zijn
activiteiten in 'Ons Politiek Recht'.
Dat de katholieke eenheid alleen instand
gehouden en gerealiseerd kon worden
met aanhoudende kerkelijke druk bleek
ook heel goed in 1922 en 1923 toen het
episcopaat zich heel duidelijk tegen een
mogelijke 'Rooms-Rode' coalitie keerde.
Bij de verkiezingen van 1925, toen er veel
onvrede was over de sociaal-economische
politiek van de regering Ruys de Beeren-
brouck, kwam er een forse aanvaring tus
sen de vertegenwoordigers van de arbei
ders en de Michaëlisten die de midden
stand vertegenwoordigden. Bij de kandi
daatsstelling voor de Tweede Kamerver-
li. Eijssens (ed.), "Hoe zal het met
mij aflopen". Het studentendag
boek 183 3-1835 van jan Bastiaan
Molewater,
Hilversum 1 999, ISBN 90-6550-1 64-9.
HET MET MIJ
AFLOOPEN'
egodocumenten deel 17
kiezingen van 1929 lukte het de partijlei
ding om samen met de vakbondsleiders
de Michaëlisten de mond te snoeren. De
vakbeweging mocht bij de verkiezingen
van dat jaar voor het eerst vier kandida
ten aanwijzen voor de 'kwaliteitszetels
arbeid en arbeidsvraagstukken'.
Het duurde nog tot na de 'Nacht van
Schmelzer' (1966) vooraleer de katholieke
vakbeweging met de katholieke partij zou
breken. In de jaren zeventig fuseerden het
katholieke NKV en het socialistische NW
in de FNV
Van Meeuwen schreef zijn dissertatie
hoofdzakelijk op basis van literatuur en
secundaire bronnen zoals (katholieke)
kranten. De literatuurlijst telt ruim 400
titels. De auteur herschreef deze vaak
gekleurde titels, en met aanvulling van
recente deelonderzoeken maakte hij een
boeiende analyse van de ontstaansge
schiedenis van de katholieke politieke
organisaties.
Het door Van Meeuwen gebruikte archief
materiaal blijft in grote lijn beperkt tot
door vooraanstaande katholieke politici
nagelaten persoonlijke archiefjes en col
lecties. De archieven van de vroege katho
lieke politieke partij (zowel van de lande
lijke partij als de plaatselijke afdelingen)
en de organisaties die daar nauw mee ver
bonden waren, zijn namelijk verre van
volledig of zelfs helemaal verdwenen.
Paul van Dun
Het is niet meer dan een daad van een
voudige rechtvaardigheid deze editie op
te dragen aan de oorspronkelijke, inmid
dels overleden 'ontdekker' van het dag
boek, of eigenlijk journaal, zoals Mole
water het zelf noemt. Dat is een mooi
gebaar van de editeur.
Jan Bastiaan Molewater werd in 1813 te
Rotterdam geboren als tweede kind van
een niet onbemiddelde belastingontvan
ger. Zijn ouders plaatsten hem op de kost
school Noorthey te Voorschoten, waar
zoons van gegoede families werden voor
bereid op een voortgezette studie aan een
hogeschool of een maatschappelijke
werkkring. Wellicht als gevolg hiervan
werd Molewater in zijn latere leven maat
schappelijk zeer actief. Een oordeel van
de rector over hem loog er niet om:
schrander, zeker geen alledaagse jongen,
maar hij ontbeert zelfdiscipline. Mole
water studeerde enige tijd rechten te
Leiden, maar zag uiteindelijk meer in een
studie medicijnen. Hij was lid van diverse
disputen, zoals Erudiendo et Oblectando,
en was met onder anderen Nicolaas Beets
een van de oprichters van de Rederijkers
kamer voor Uiterlijke Welsprekendheid.
Hij nam dus volop deel aan het studenten
en maatschappelijk leven, zoals ook uit
zijn dagboek blijkt. Na afronding van zijn
studie promoveerde hij in 1840, en gaf
vervolgens blijk van zijn belangstelling
voor het directeursschap van het nog in
aanbouw zijnde Coolsingelziekenhuis. Zes
jaar later werd hij benoemd ten koste van
zwaardere kandidaten voor die post. Het
bestuur meende dat hun directeur ook
een gepromoveerd chirurg diende te zijn.
Zover kwam het in 1851: vier dagen na de
inschrijving te Leiden promoveerde hij.
Uit zijn huwelijk met zijn nicht Guillemine
Louise Rose (1827-1905) werden vijf kin
deren geboren, van wie er een vroeg over
leed. Molewater zelf stierf jong, in 1864
op 51-jarige leeftijd.
Zijn dagboek beslaat ruim twee jaar, na
melijk de periode tussen 20 augustus
1833 en 4 december 1835. Het is losbla
dig en onderdeel van de in het Gemeente
archief Rotterdam berustende familiear
chieven Molewater en Rose, waarvan de
uiterlijke beschrijving keurig in een bijla
ge is vermeld.
Hoewel Molewater bij vlagen schreef, en
soms zuchtend (hier geeft hij dus wel
blijk zelfdiscipline te bezitten), krijgt de
lezer een redelijk compleet beeld van de
student in de jaren dertig van de negen
tiende eeuw. In grote vaart voert hij ons
mee langs de topics van zijn studietijd
over universele kwesties als de lectuur