Documentbeheer. Papiergebaseerd of papierloos, TAB slaat de brug. TAB TAB informeert. TAB analyseert. TAB adviseert. TAB implementeert. TAB converteert. TAB traint. Al meer dan veertig jaar. audio visueel Archievenblad onder meer de vrij omvangrijke eigen collecties van de landelijke zendgemach tigden (25.000 uur film, 39.000 uur video en 38.000 uur geluid) en laat zien dat de regionale omroepen vooral veel geluids opnamen hebben - in totaal 47.000 uur. In deze diverse groep komt 6% van de films, 3% van de videobanden en 5% van de geluidsopnamen in categorie A en respectievelijk 41, 23 en 36% in B. Dat laat zoals men kan zien een forse hoe veelheid materiaal in de laagste categorie over. 59% Van de films, 28% van de video banden en 41% van de geluidsopnamen moet geconserveerd worden. Voor de optimale conservatie van de col lecties draagt het onderzoek het volgen de overzicht bij. Naast actieve conservatie van materialen was ook de passieve conservatie aan de orde, dat wil zeggen: de beschikbaarheid van goede bewaarplaatsen met gecontro leerde temperatuur en vochtigheid. Buiten Groningen en Noord-Brabant is hier voor de verspreide collecties een groot gebrek aan. Gelukkig zullen Limburg en Zeeland in 1999/2000 even eens beschikken over goede bewaar plaatsen. Overigens worden audiovisuele materialen veelal bewaard in ruimten die voor papieren archieven zijn bedoeld, of blijkt 'bewaard' in feite 'opgeslagen' te zijn - daar, waar er nog wat ruimte over is. Te grote rijkdom en spraakverwarring De conservatiekosten dekken niet de kosten voor de catalogisering van het geconserveerde materiaal, die alleen bij het Filmmuseum berekend kon worden. Het onderzoek laat wat betreft de ont sluiting van de materialen zien dat er een grote - té grote - rijkdom is aan zowel ontsluitingssystemen als aan benaderin gen en werkwijzen. Ook de terminologie bleek verwarrend. Waar de een spreekt over inventarisatie, spreekt de ander over documentatie en de derde over catalogi sering, en zo waren er nog wel wat meer termen in omloop. Het is daarom vrijwel onmogelijk op dit moment met enige mate van zekerheid een indicatie te geven van wat geïnventariseerd is waarvan aanwezigheid en wezenlijke kenmerken ergens zijn genoteerd) of gecatalogiseerd zodanig ontsloten dat raadpleging mogelijk is). Llieruit volgt dat de ontsluiting van het geconserveerde materiaal nader onderzocht moet wor den en in ieder geval een tweede groot punt van aandacht is. Naast gegevens die de behandeling van de collecties betreffen, geven de collec tiebeheerders ook aan welke behoeften zij hebben in de sfeer van deskundig heidsbevordering. Deze richten zich op betere opleidingsmogelijkheden, advise ring in het structureren en leiden van een audiovisuele beheerdienst, samen werking met andere collecties op het gebied van uitwisseling van gegevens omtrent de collecties, ontsluitingssyste men en passieve en actieve conservatie. Urgentie en tijdgebrek Spreken wij over het audiovisuele erf goed, dan spreken wij te loef of te lij over urgentie en geldgebrek. Het erfgoed zelf wordt letterlijk gedragen door in wezen instabiele materialen met een sterk beperkte levensduur; het uitblijven van actie tot behoud ervan wordt uitein delijk vertaald in verlies van erfgoed, zeker nu blijkt dat een niet gering deel ervan wordt bewaard onder onbevredi gende condities. De opkomst van nieu we technieken als digitalisering biedt wel soelaas, maar ook dan is er sprake van urgentie en geldgebrek. Het uitblij ven van actie wordt ook direct vertaald in groei van achterstanden, want het rap port toont alleen de bestaande achter stand per medio 1999. Hoewel de rap portage daar niet expliciet op in gaat blijkt uit de ontvangen informatie dat niet alleen de (selectieve) veiligstelling van de materialen een probleem is, maar ook de ontsluiting ervan. Komt daar geen extra ruimte voor, dan heeft conservatie tot gevolg dat het erfgoed wel gered is, maar verder niet gebruikt kan worden omdat er geen gegevensbestanden zijn die er effectief toegang toe geven. In die keten is er nog een schakel, namelijk de deskundigheid om het traject tussen acquisitie en beschikbaarstelling te beheersen. Ontbreekt voldoende inzicht om een collectie te ontwikkelen in alle zinnen des woords, dan is het effect van nieuwe technieken of samenwerkings vormen beperkt. Om de Audiovisuele Collectie Nederland werkelijk goed te ontwikkelen en open te stellen moet het op te zetten nationale audiovisuele con- serveringsfonds dus tevens bedoeld zijn voor ontsluiting en deskundigheidsbe vordering. Hoe nu verder Hoe zou een en ander nu in de praktijk kunnen functioneren Het is niet waar schijnlijk dat de audiovisuele archiefwe reld op een goede dag de boodschap krijgt dat er een nationaal fonds is met 372 miljoen gulden en dat men project voorstellen voor conservatie kan inzen den. Zal het bestuur van het fonds nu een kleine 600 aparte aanvragen tege moet kunnen zien Dat lijkt weinig effectief. In ieder geval is er enig voor werk nodig, zowel bij de nationale instel lingen als bij de verspreide collecties. De eerste hebben daar al de nodige ervaring in, de tweede moeten die gaan krijgen. Een en ander vindt plaats tegen de ach tergrond van enerzijds bundeling van 26 Archievenblad November 1999 krachten, anderzijds toenemende regionalisering. Die ontwikkeling is goed. In een andere context is al eens opgemerkt dat noch de nationale, noch de regionale instellingen diensten moeten beginnen die op beide niveaus al goed worden aangeboden en dat er van de kant van de hergebruiker steeds meer vraag komt naar informatie over hetgeen 'dicht bij huis' heeft plaatsgevon den. Vandaar het draagvlak dat er voor regionale activitei ten blijkt te bestaan. Door de bundeling van krachten moeten uiteindelijk lacunes gevuld worden en bestaande kennis en faciliteiten optimaal benut. Dit geldt in gelijke mate voor conservatie, catalogisering en deskundigheids bevordering. In het algemeen, en met name voor onder wijs en onderzoek, is het tenslotte noodzakelijk dat dege ne die een audiovisueel gegevensbestand raadpleegt ook ïnformatie krijgt uit de papieren archieven, en vice versa. Bundeling en deskundigheidsbevordering De sectie KVAN/AVA kan zich tegen deze achtergrond goed voorstellen dat de verspreide collecties - waarvan een (nog té) klein deel in deze sectie vertegenwoordigd is - zich per regio bundelen. Met de gegevens van het onderzoeksrapport moet het mogelijk zijn de behoeften per regio duidelijk te definiëren en prioriteiten te stel len. Volgt hierop een beroep op het nationale fonds, dan is dat degelijk onderbouwd en heeft corresponderend meer kans gehonoreerd te worden. Een aanzet hiertoe gaf de werkgroep NORAA (nationaal overleg regionale audiovisuele archieven) van de sectie al, maar daar moet nu met urgentie een vervolg op komen. Naast de wens (en de noodzaak!) tot samenwerking in fysieke bewaring en in het op elkaar afstemmen van con servatieplannen en van ontsluitingssystemen is er, zoals gezegd, ook de noodzaak van deskundigheidsbevorde ring. Hierbij kunnen we denken aan cursussen zoals de GO die nu al aanbiedt. Daarnaast mogen we ook van andere opleidingsinstituten - zoals de Archiefschool - ver wachten dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Het onderzoek vergde veel medewerking van het veld, maar de onderzoeksresultaten voorzien dat veld wel van een goede basis om verder te werken. Dat is dan nu aan de orde. O Bel 020-6975333 www.tab.com Het TAB Documentbeheersysteem. Overzichtelijk Opgeruimd. NAA fl. 201.900.000 Categorie A fl. 14.600.000 Filmmuseum fl. 54.000.000 Categorie B fl. 121.900.000 Regionale archieven fl. 3.800.000 Categorie C fl. 181.100.000 Overige collecties fl. 111.900.000 Totaal fl. 317.600.000 Totaal fl. 371.600.000 exclusief het Filmmuseum Uitgangspunt is een zodanige veiligstelling dat het geconserveerde materiaal ook beschikbaar is voor hergebruik. Het rapport gaat hier in detail op in. voorzitter sectie Audiovisuele Archieven KVAN Andere publikaties op het gebied van audiovisuele archieven: José Kooymans (samenst.), Gids voor historisch beeld- en geluidmateriaal, Stichting beheer IISG, 1999. 510 blz. Madelon Pallas, Televisie-uitzendingen van het Nederlands Audiovisueel Archief 1951-1955. NAA Werkuitgave nr. 20,1999.162 blz. Linda Hoogerman, Gids voor Mediastudies in Nederland: onderzoek en onder wijsmogelijkheden op het gebied van audiovisuele media. NAA Werkuitgave nr. 18, 1998. 80 blz.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 13