Welke geheimen onthult de Nationale I nventarisatie Audiovisuele Collecties?
werkelijkheid 4-5
audio visueel
Archievenblad
24 Archievenblad
Zomer 1998 begon het Nederlands Audiovisueel Archief een grootscheeps onderzoek naar de achterstand in
conservering van de landelijke collectie van audiovisuele documenten. Een onderzoek dat onlangs werd afge
rond en gepresenteerd in het rapport 'Horen, zien en zwijgen'. De enquêteresultaten zijn zowel verhelderend
als verontrustend. We weten nu vrij precies waar we over spreken als we het hebben over archivering van
audiovisuele media en achterstanden. Maar het is ook helder dat de hoeveelheden groot zijn en er veel geld
nodig is.
Omvang en herkomst van de collecties, onderver
deling daarvan naar drager, inhoud en ouderdom,
de wijze van ontsluiting en de mate van toeganke
lijkheid, de mate van passieve en/of actieve con
servatie, de relatieve cultuurhistorische waarde
van de (deel)collecties en de behoeften aan
advies en ondersteuning. Dat waren de onderwer
pen waarop het onderzoek zich richtte. Voor wat
betreft vaststelling van de relatieve cultuurhistori
sche waarde van collecties sloot het aan bij de cri
teria die in het Deltaplan voor Cultuurbehoud
werden gebruikt, te weten: A onvervangbaar
materiaal; B materialen die horen tot de kerncol
lectie; C niet unieke materialen die met name
als referentie worden aangehouden. De vierde
Deltaplancategorie D niet relevante materialen)
kon goeddeels buiten beschouwing blijven.
November 1999
Moeilijk en tijdrovend
In totaal werden er 2.700 vragenlijsten verzon
den; 1.100 geadresseerden reageerden, waarvan
576 de vragenlijst uiteindelijk ook hadden inge
vuld. Er was dus een eerste respons van 40,75%,
maar een effectieve respons van slechts 21%. Dat
circa 500 geadresseerden de vragenlijst niet heb
ben beantwoord kwam volgens de onderzoekers
doordat ze geen tijd hadden, geen collectie
(meer) beheren of door interne, meest organisa
torische redenen. De enquête bleek vaak als
'moeilijk' en dus tijdrovend te zijn ervaren; hoe
wel het NAA zich van de moeilijkheidsgraad
bewust was, liet het doel echter nauwelijks een
andere benadering toe. De gehele exercitie geeft
echter wel een goed beeld van zowel de nationa
le collecties (NAA en Filmmuseum) als de ver
spreide. Ook de problemen die zich voor kunnen
doen op gebieden als conservatie, bewaring, ont
sluiting, beschikbaarstelling en deskundigheids
bevordering en al wat daar tussen ligt, met name
de coördinatie van een en ander, kwamen goed in
beeld.
Deze 'compte renduis misschien de beste plek
om dank te brengen aan allen die zich actief heb
ben ingezet. Het onderzoek is dan wel opgedra
gen aan en uitgevoerd door het NAA, maar de uit
voering vond plaats in zeer nauw overleg met de
regionale audiovisuele archieven in Groningen,
Overijssel, Brabant, Fryslan, Limburg en Zeeland.
Verder hebben de daarvoor in aanmerking
komende organisaties in Drenthe, Noord- en
Zuid-Holland, Utrecht, Flevoland en Gelderland
en overkoepelende organisaties als de OLON
voor de lokale omroepen, PAZUSSA voor de uni
versitaire archieven en STABIEN voor het indus
trieel erfgoed hun steentje bijgedragen. De resul
taten zijn van groot belang voor het hele beleids
gebied van KVAN en DivA.
De resultaten
De enquêteresultaten zijn zowel verhelderend als
verontrustend, zoals de voorzitter van de Raad
voor Cultuur opmerkte. Verhelderend omdat we
nu eindelijk vrij precies weten waar we over spre
ken als we het hebben over archivering van audio
visuele media, achterstanden, en wat dies meer
zij. Daar is Nederland overigens uniek in - ikzelf
heb bijna 20 jaar in nationaal en internationaal ver
band gewerkt voor de veiligstelling van het audio
visueel erfgoed en zag meerdere plannen van lan
den binnen de VN en in Europa om dat 'erfgoed'
te kwantificeren zodat aan de veiligstelling ervan
begonnen kon worden. Sommige plannen kwa
nten het ei niet uit, andere stegen snel op naar on
metelijke hoogten en zijn nooit weergezien,
enkele konden in onderdelen uitgevoerd worden.
In Nederland werden al in 1987 de eerste gedachten
gevormd, maar ze hebben uiteindelijk wel tot een
nuttig resultaat geleid en dat over de hele linie.
De resultaten zijn verontrustend omdat de hoe
veelheden groot zijn en er veel geld nodig is.
Onderstaand overzicht geeft een beeld van de
collecties (gemeten in uren).
In totaal beslaat de Audiovisuele Collectie
Nederland dus Meer dan 830.000 uur. Circa
110.000 uur daarvan is film, 220.000 uur video en
500.000 uur geluidsopnamen. Van dat totaal val
len 540.000 uur onder verantwoordelijkheid van
het NAA, 259.000 uur onder verantwoordelijk
heid van de verspreide collecties, 34.000 uur
(geschat op basis van de opgave in meters) onder
het Filmmuseum en 2.800 uur onder de regionale
audiovisuele collecties.
Bij de kwantificering rijst er een probleem wat
betreft het Filmmuseum. Niet alleen volgt het
andere criteria dan de overige instellingen die
audiovisuele collecties beheren, maar ook een
audio visueel
Archievenblad
andere methodiek in kostenberekening en waar-
detoekenning. Volgens eigen opgave is van de
7.000.000 m. nitraatfilm eind 2000 26% geconser
veerd, waarna nog 1.700.000 m moet volgen eer
deze deelcollectie veilig is gesteld. Dit kost circa
26 miljoen. Van de 45.000.000 m acetaatfilm
moet al 1.600.000 meter geconserveerd worden
voor 28 miljoen. Als enige voert het Filmmuseum
ook kosten op voor ontsluiting (4 miljoen) en
digitalisering (3 miljoen).
Het verschil tussen de ca. 830.000 uur van het
overzicht per beheergroep en de ca. 626.000 uur
van het waardenoverzicht is toe te schrijven aan
de Filmmuseumgegevens die apart gelezen moe
ten worden en de zogeheten D-categorie, die niet
verder wordt gebruikt.
Het onderzoek concludeert dat het NAA 3% van
zijn collecties in categorie A plaatst, 30% in B,
ruim 44% in C en de overige 122.000 uur in D.
Van de 418.000 uur moet nog 20% geconserveerd
worden.
Het Filmmuseum volgt zijn eigen berekeningen
die hierboven zijn aangegeven.
Klein, waardevol en divers
De regionale archieven blijken in omvang relatief
kleine, maar in waarde belangrijke filmcollecties
te hebben waarvan 7% in A komt en een volle
47% in B.Van de videocollecties wordt slechts 1%
in A geplaatst, en 10% in B, terwijl het overige in
C thuishoort. De geluidscollecties blijken verras
send laag te scoren met niets in A, 16% in B en
84% in C. In achterstanden gemeten is 78% van
de films, 65% van de video's en een hoge 98% van
de geluidsopnamen aan conservering toe.
De groep 'overige collecties' is zeer divers. Ze telt
November 1999
Jg&vf,
Hf I
Archievenblad 25
Ml H I flit
1 6 September jl. vond op het
hoofdkantoor van de KLM in
Amstelveen de presentatie
plaats van het rapport 'Horen,
zien en zwijgen' dat de voor
zitter van de Raad voor Cultuur
in ontvangst nam. Begin 199 8
had deze al gesteld dat het tijd
was de achterstanden weg te
werken en een consistent col
lectiebeleid te ontwikkelen.
Het rapport bevat de inventa
risatie van de landelijke collec
tie van audiovisuele documen
ten, lees: geluids- en bewe
gend beelddocumenten, ver
richt door het NAA. Afgezien
van de voorbereidingstijd was
de inventarisatie zelf in ruim
een jaar tijd afgerond.
Bij de start in juni 1 998, werd
herhaald wat de Raad al eerder
aan de orde had gesteld: er
moet een nationaal fonds voor
de conservering van audiovi
suele media komen, beheerd
door een neutrale derde instel
ling en waar buiten de over
heid, ook het bedrijfsleven aan
moet bijdragen. Een fonds dat
aan wie een goed onderbouwd
project ter tafel kan leggen,
gelden beschikbaar stelt voor
het wegwerken van achter
standen. Op 1 6 september
onderstreepte de Raadsvoor
zitter nog eens de wenselijk
heid van zo'n fonds, daarin bij
gevallen door de KLM - die
inmiddels zélf al investeert in
de veiligstelling van haar
audiovisuele collectie. Op basis
van een deugdelijke inventari
satie van achterstanden, met
prioriteiten, en een financiële
mogelijkheid om die op basis
van objectieve criteria weg te
werken, kan men nu beginnen
aan een Deltaplan voor
Audiovisuele Collecties.
Door Robert Egeter van Kuyk
TELLER: DE KLANT AAN HET WOORD
uline Broekema/6 Herman de Wit/7
i Hcuvcn/10 Chris Vos/11
NAA
Film
museum
Regionale
collecties
Overige
collecties
Film
41.300
34.000
600
35.400
Video
126.800
0
1.200
90.300
Geluid
370.000
0
1.000
132.600
Bij de waardetoekenning ontstaat het volgende
beeld
A
B
C
Film
3-583 uur
27.920
32.062
Video
5.067
42.074
97.463
Geluid
17.111
157.971
243.067
Totaal
25.761
227.965
372.662