élaat en mocht 1450-1650 Literatuur Archievenblad Het eerste deel van het overzichtswerk 'Techniek in de twintigste eeuw' bevat drie onderdelen: een verhandeling over de modernisering in techniek en samenle ving in de 'lange' twintigste eeuw, een ge deelte over de waterstaatstechniek en een deel over kantoor en informatietechnolo gie. Het grote aandeel van de 'natte' water staat in onze archievenbestanden, maar vooral het derde gedeelte (onder redactie van Jan van den Ende) over kantoor en informatisering maken dat het boek in iedere archiefbibliotheek thuishoort. Nieuwe vormen van techniek ontstaan in de 20e eeuw, verbonden aan een bepaal de locatie: stad, haven, ziekenhuis, huis houden, kantoor, in het boek innovatie knooppunten genoemd. Afzonderlijke technische vernieuwingen worden er aan elkaar geknoopt, wat ook aan de produc tiekant tot integratie leidt. In het kantoor bijvoorbeeld wordt de adresseermachine- techniek gekoppeld aan boekhoudmachi nes en ponskaartenapparatuur. De 'stand alone' apparaten worden zowel in het administratieve proces als in hun produc tie en marketing vervlochten. Daartoe draagt bij dat de hardware niet afzonder lijk wordt verkocht, maar met de soft ware, de systemen, als onderdeel van sys tematisering, rationalisering, efficiencybe- vordering. Zo levert de firma Blikman Sartorius haar Fortuna dossierstelsel vanaf 1909 samen met het registratuursysteem dat ontworpen was door de Zaandamse gemeentesecretaris J.A. Zaalberg. Deze had ook met de firma Salomons (impor teur van de Stolzenberger mappen en kas ten) samengewerkt. Zaalberg introduceer de de zaaksgewijze ordening, in samen hang met een decimale registratuurcode en kaartsystemen. Het oorspronkelijk in Amerikaanse bibliotheken toegepaste kaartsysteem werd door verzekerings maatschappijen en andere ondernemin gen overgenomen ter vervanging van de vastbladige registers. In Nederland was de Levensverzekeringsmaatschappij Utrecht daar in 1905 de eerste mee. Buiten de cliëntenadministratie bleven vastbladige registers (kopieboeken, grootboeken enz.) evenwel nog de standaard: het eeu wenoude voorschrift voor de koopman om dagboek en kopieboek te houden werd pas in 1922 gewijzigd in de adminis tratieverplichting die we nog steeds ken nen. Hoewel losbladige registers voordien al op grote schaal waren ingevoerd, boot sten ze nog lang de uiterlijke vorm van hun vastbladige voorgangers na. Bij al deze innovaties waren de schrijfma chine, maar vooral het carbonpapier, onmisbaar. Zij maakten het mogelijk om kopieën van uitgaande stukken (op on derwerp op te bergen) snel en betrouw baar te vervaardigen. Door de makkelijker toegang tot de dossiers kon de registra tuur weer de functie van organizational memory krijgen. Het carbonpapier maakt, in combinatie met losbladigheid, door- schrijfboekhouding mogelijk; deze leidde, gecombineerd met tel- en boekhoudma chines, ponskaarten en adresseermachi- nes, tot drastische verbetering van de administratieve sturing en verantwoor ding die in het scientific management zo essentieel waren. Aan deze ontwikkeling van 'Control through communication' in Amerika sedert circa 1870, wijdde JoAnne Yates in 1989 haar gelijknamige boek. Aan de hand van een aantal case studies van Amerikaanse ondernemingen behandelt ze de innovaties in productie, reproduc tie en opbergen van stukken, als middelen voor de horizontale en verticale commu nicatie in de onderneming, de sturing van het primaire proces en de vorming van de organizational memory. Haar boek is een formidabele registratuurgeschiedenis, die laat zien hoe technologie de archiefvor ming beïnvloedt en hoe omgekeerd ver anderende eisen van management tot ver anderingen in archiefvorming leiden. Aan de Universiteit van Amsterdam organiseer de ik dit jaar een werkcollege 'Besturen door registratuur' met de vierdejaars stu denten archiefwetenschap, waarin we Yates' aanpak en bevindingen confron teerden met de Nederlandse ontwikkelin gen. De studenten deden case studies van de Nederlandsche Bank, Billitonmaat- schappij, de Bijenkorf, Tilburgse energie bedrijven, Haagse Duinwaterleiding en de spoorwegen (we hopen daarvan in een afzonderlijke publicatie verslag te doen). Om de in het boek 'Techniek in de twin tigste eeuw' en op college behandelde kantoortechnieken te aanschouwen gin gen we naar het Scryption in Tilburg. Daar zagen we ook de 'collectie Rijksarchief': een op initiatief van ARA medewerker Jan Bervoets bijeengebrachte verzameling van dossieromslagen, kaartsystemen, hechtmechanieken en wat niet al - alle maal vernietigbare spullen die archivaris sen naar de afvalcontainer verbannen, maar die essentiële getuigen zijn van een in het verleden verzonken kantoortech niek. Inzicht daarin blijkt onmisbaar voor het doorgronden van het proces van vor ming, gebruik en opbergen van archivalia en van de functie die de documenten hadden in het primaire proces of zelfs rui mer in de maatschappij. Zoals de werking van het ancien regime zonder kennis van 36 Archievenblad Oktober 1999 Literatuur het resolutiestelsel en de loketkast niet werkelijk te begrijpen valt, zo blijven oor sprong en betekenis van onze informatie samenleving en van onze consumenten maatschappij grotendeels verborgen voor wie geen weet heeft van de essentiële rol die het kantoor als technisch innovatie knooppunt heeft vervuld en nog vervult. Dat geldt nog sterker voor de archivaris die de producten van die techniek beheert. Het archief wordt bepaald door de technologie, zei ik vorig jaar in mijn oratie, eraan toevoegend dat ook de te archiveren gebeurtenis door de techniek van archivering wordt bepaald. Zonder stencilmachine geen 'stencilcultuur'. Maar ook heel concreet: het gebruik en vooral het behoud van bijvoorbeeld een 'pers- boek' (=letter press book, dus een kopie boek waarin de afschriften d.m.v. door druk of doorslag zijn vervaardigd) is zon der kennis van de kopieerperstechnolo- gie niet goed mogelijk. Er zijn nog archi varissen in leven die zelf met carbonpa pier, stencilmachine en ponskaarten heb ben gewerkt - straks is ook die ervaring begraven en moeten de 'scholars of recordkeeping' die archivarissen (beho ren te) zijn, het doen met het Scryption en met het hier besproken boek. In 1998 is in Friesland op grote schaal herdacht dat 500 jaar geleden op het grondgebied van de huidige provincie voor het eerst een centraal bestuur geves tigd werd. De door het Provinciaal Bestuur in het leven geroepen Stichting Fryslan 500 zette een groot aantal mani festaties op touw, waarvan vele een histo risch karakter droegen. Zo organiseerde de Stichting samen met de Fryske Akademy en de Rijksuniversiteit Groningen een driedaags congres onder de titel 'Fryslan: staat en macht 1450-1650'. In 1999 verscheen de bundel met twaalf op het congres gehouden voordrachten. Centraal daarin staat de problematiek van macht en zeggenschap in een periode waarin Friesland een ontwikkeling door maakte van een archaïsche vetemaat schappij naar een relatief modern cen traal bestuurd gewest'. De bijdragen 'cir- kel(d)en om drie belangrijke breukvlak ken'^): de vestiging van het centraal gezag (1498) onder de 'gubernator en potestaat' (=landsheer) hertog Albrecht van Saksen, de omwenteling van 1580, die de Staten de soevereiniteit zou brengen en de totstandkoming van het stemregle- ment van 1640, waarbij de politieke machtsverhoudingen in Friesland tot 1795 werden vastgelegd. De artikelen zijn in principe chronolo gisch gerangschikt, al zijn in de praktijk de bijdragen van De Vries en Van Deursen wat naar achteren geschoven. Hieronder zal ik bij twee bijdragen langer stil staan omdat die mijns inziens het meest type rend zijn voor de duidelijkste breukvlak ken, die van respectievelijk 1498 en 1580. De overige artikelen behandel ik kort. En passant schenk ik aandacht aan de archi valia die de auteurs gebruikten. Het meest verbonden met het breukvlak van 1498 is het artikel van Paul Baks, die schrijft over 'Saksische heerschappij in Friesland, 1498-1515: dynastieke doelstel lingen en politieke realiteit' (85-106). Het is ook de meest innoverende bijdrage aan de bundel. Dat is geen wonder, want de auteur heeft in Dresden gebruik kun nen maken van tot nu toe weinig of niet geraadpleegde archivalia van de centrale bestuursinstellingen in Saksen uit de tijd dat drie van de hertogen tevens landshe ren van Friesland waren. De Saksische bescheiden vormen een welkome aanvul ling op de voor die tijd zeer magere bestuursarchieven uit het Ryksargyf, waar ze nu op microfiche te raadplegen zijn. Steunend op zeer ruim gebruik van deze bronnen kan het artikel een eerste aanzet geven tot het opvullen van een toch wel enigszins pijnlijke leemte in de geschied schrijving. Baks legt uit dat de Saksers in Friesland minder de vrije hand hadden dan lang werd aangenomen: de Friezen verzetten zich hevig tegen de inperkingen van hun vrijheden. Hertog George was de belang rijkste architect van de eerste bestuurlijke en rechterlijke organisatie. Baks wijst er op dat Friesland voor George interessant was als toekomstig vorstendom voor zijn tweede zoon. Toen bleek dat die zoon zwakzinnig was (jammer dat de auteur hier geen jaartal noemt!), verminderde de belangstelling van de vader en dat was een belangrijke oorzaak van het vroegtij dige einde van de Saksische heerschappij in Friesland. Deze factor is lang onopge merkt gebleven. Oktober 1999 Archievenblad 37 Techniek in Nederland in de twin tigste eeuw, deel 1. Walburg Pers Zutphen, 1 998. ISBN 90-5730-036-2. 400 blz., fl. 89,50. F.CJ. Ketelaar J. Frieswijk, A.H. Huussen jr., Y.B. Kuiper en j.A. Mol (red.) Fryslan, staal en macht 1450- 1650. Bijdragen aan het histo risch congres te Leeuwarden van 3 tot 5 juni 1 998. Verloren Hilversum - Fryske Akademy Leeuwarden 1 999. I5BN 90-6550-043-x, 245 blz., fl. 44,-; voor leden en donateurs van de Fryske Akademy fl. 35,- REDACTIE J. FRIESWIJK I A.H. HUUSSEN JR. Y.B. KUIPER I J.A. MOL T* f f BIJDRAGEN AAN'HEt HISTORISCH.-'. J r^/S IQ fl vanTtot 5 Jurn'ioyS

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 18