Brongebruik
Archievenblad
creatief omgingen met de bestaande wet
geving. Plaatselijke initiatieven moesten
de hoogste nood onder de 'huiszittende'
armen lenigen. In Marum moest de werk
verschaffing van de 'Vereniging tot hulp
voor Vlijtige Armoede' een oplossing bie
den "tegen het in het oogvallend ver
meerderen van de bedelaars, doedelzak
muzikanten en dergelijke". Meer en meer
werd de armenzorg in de loop van de
eeuw onderdeel van het gemeentelijk
openbare orde-beleid. Kleine aanpassin
gen wezen in die richting. Zo besloot het
gemeentebestuur in 1871 in goed over
leg met de buurgemeenten de grens
scheidingen met die gemeenten beter te
markeren door houten of stenen merkte
kens. Een jaar eerder was namelijk be
paald dat niet langer de plaats van her
komst, maar de wettige verblijfplaats
voortaan als 'domicilie van onderstand'
verantwoordelijk was voor de ondersteu
ning van nieuwe armen. Het zegt iets
over de mentaliteit van deze bestuurders.
Dankzij de chronologische reeks ingeko
men stukken, de brievenboeken en het
gedeponeerd archief van het burgerlijk
armbestuur krijgen we een indruk van
de regionale 'culture of poverty'. Een
kanttekening is hier op zijn plaats. We
moeten de invloed van deze freelance
bestuurders op de ordening van het
dagelijks leven niet overschatten. Restan
ten van oudere bestuursinstellingen, de
kerk en de volkscultuur behielden hun
greep op het dagelijks leven. Boerrech-
ters bleven belast met de schouw van de
vaak onbegaanbare wegen, wijkmeesters
zorgden voor de praktische registratie
van de bevolking en de buurschappen
kenden hun plichten rond geboorte,
ziekte en overlijden. Justitie, de gemeen
teschool en de nationale militie vormden
vaak het enige contact met de staat.
Vooral het afwijkend gedrag van de over
treders is op schrift gesteld, maar wat
zegt dat over de anderen? Recent archief
onderzoek legt de verbanden bloot.
Verzakelijking
Naarmate de eeuw vorderde blijkt hoe
de plaatselijke overheid steeds meer za
ken ging regelen die voorheen buiten
haar gezichtsveld viel. De ingekomen stuk
ken en brievenboeken geven een indruk
van de wijze waarop de regio sinds 1811
ruimtelijk, economisch en maatschappe-
lands-Indië, toezicht op de bouw en
exploitatie van scholen door de provin
ciale schoolopziener, de opsporing van
veedieven of een verzoek om de woeste
gronden binnen de gemeentegrenzen in
kaart te brengen.Afgezien van de gouver
neur legde een toenemend aantal corre
spondenten - de schoolopziener, de mili
tiecommissaris, de controleur directe
belastingen en de justitieambtenaren -
hun claims op het gemeentebestuur.
Drankgelag
De burgemeester moest optreden als ver
trouwensman. In de praktijk stuitte de
gouverneur als intermediair tussen het
centraal gezag en de plaatselijke bestu
ren op onbegrip en nalatigheid. Zo moest
de burgemeester van Marum in de eerste
jaren regelmatig worden gemaand zijn
opsporingstaak op het terrein van justitie
wat zorgvuldiger op te vatten, of op zijn
minst de procedurele voorschriften in
acht te nemen. Verder stuitten de activi
teiten van de landmeters en schatters
van het kadaster op verzet en ontaard
den de jaarlijkse lotingen voor de natio
nale militie in een drankgelag. Niet voor
niets kon een relict uit het ancien regime
als de Ommelander kas hier intact blij
ven. De communicatie verbeterde naar
mate de 'boeren-burgemeesters' werden
vervangen door adellijke heren, meestal
van buiten de gemeente. Voor deze groep
van heren was de staat en de gemeente
lijke organisatie niet veel meer dan een
nauw verwante club van standgenoten.
Binnen dit gesloten netwerk ontstonden
vertrouwelijke briefwisselingen. De brie
venboeken (kopieboeken van uitgaande
stukken) geven hiervan een indruk. Al
bladerend krijgen we aan de hand van
talloze fragmenten van mensenlevens
een gedetailleerd beeld van het platte-
landsbestaan. Van een pastorale idylle
was geen sprake, zo blijkt. Deze registers
bieden een aaneenschakeling van scenes
uit een vaak roerig dagelijks leven. Met
grote regelmaat werden de hogere
gezagsdragers, de gouverneur in het bij
zonder, ingelicht over brandstichting,
veediefstal, veeziekten, volksvermaak en
losbandigheid.
Vlijtige armoede
Veel tijd werd gestoken in de correspon
dentie over de bedeling van armlastigen.
De asielwet van de negentiende eeuw, de
Wet op het domicilie van onderstand van
1818, was hiervan de oorzaak. Het resul
taat van het antecedentenonderzoek - in
de wet van 1818 ging het om de laatste
vierjarige verblijfplaats - vinden we op
inlichtingenformulieren. Op grond van
dit formulier en de correspondentie die
het 'restitutiestelsel' veroorzaakte krijgen
we een idee van de vaak bewogen levens
wandel van tientallen anonieme armoed
zaaiers. Armenzorg bleef een lokale zaak,
waar de landelijke wetgeving (de
Armenwet van 1854) weinig vat op
kreeg. Uit alles blijkt dat kerk en staat
34 Archievenblad
Oktober 1999
Brongebruik
Archievenblad |j
lijk werd vormgegeven. Dit ging ten koste
van de invloed van de volkscultuur en in
mindere mate van die van de kerk. Veel
van de nieuwe gemeentelijke taken waren
in feite formaliseringen van oudere con
trolemechanismen. Dat gold bijvoorbeeld
voor de zeggenschap van de kerk over
het onderwijs, huwelijksleven en armen
zorg. Deze opmars van de staat in het
maatschappelijk leven was een geleidelijk
proces, concludeert Sleebe na uitgebreid
archiefonderzoek in vijf Groningse
gemeentearchieven uit het Noord-Gro
ningse kleigebied.6 Elementen uit de
volkscultuur gingen deel uitmaken van
een arbeiders(sub) cultuur, die in toene
mende mate het doelwit werd van een
verscherpte sociale controle door de over
heid. Dit ging gepaard met toenemende
spanningen. Rijksveldwachters en de
marechaussee werden ingehuurd om
vechtpartijen, bedelarij en dronkenschap
als 'overlevingsstrategieën' van het proleta
riaat aan banden te leggen. Bedelarij en
drankmisbruik werden gecriminaliseerd
in nieuwe regelgeving. Sleebe spreekt in
dit verband van een "proletarisering van de
criminaliteit". De bloei van het aantal plaat
selijke verenigingen aan het einde van de
eeuw wees op het succes van de fatsoene
ring van de 'mindere klasse', stelt hij.
Keerzijde ervan was dat de betrekkelijke
eenheid van de lokale plattelandscultuur
verloren ging en de onderlinge verhou
ding tussen dorpsgenoten verzakelijkte.
Naarmate de overheid terrein won, verza
kelijkte ook de gemeentelijke correspon
dentie. De statistiek drong de intieme cor
respondentie uit de eerste helft van de
eeuw naar de achtergrond. Hogere orga
nen waren niet langer afhankelijk van de
'gekleurde' informatie van de burgemees
ter. De invoering van het bevolkingsregis
ter in 1848 lijkt een mijlpaal in deze ont
wikkeling: "De bevolkingsregisters wer
den het ijkpunt van zowel burgers als
overheid voor wat betreft rechten en
plichten in de moderne samenleving. De
uitbreiding van de (sociale) wetgeving, de
uitbreiding van de gemeentelijke taken en
de groei van de bevolking maakten van
de bevolkingsregisters een onmisbaar in
strument om haar greep op de maat
schappij, die steeds meer in wetgeving
geïnstitutionaliseerd werd, waar te
maken", aldus Randeraad.7 De statistiek
werd het controlemechanisme bij uitstek.
Wisselwerking levenssferen
Deze overgang van een informele naar for
mele sociale controle - of neutraler sociale
beheersing - had een voor ons gunstig
neveneffect: de sterke groei van het aantal
gemeentelijke bronnen sinds de tweede
helft van de negentiende eeuw. De belang
rijkste zijn de gemeenteverslagen, het bevol
kingsregister, de verplichte verordeningen,
de kohieren van hoofdelijke omslag en de
archieven van de burgerlijke armenzorg.
Met de particuliere archieven van plaatselij
ke verenigingen en de rechterlijke archie
ven geeft Sleebe's studie een indruk van de
mogelijkheden ervan. Zijn dissertatie maakt
deel uit van een ambitieus project 'Inte-
grale geschiedenis' van de letterenfacultei
ten van de universiteiten van Groningen
en Utrecht. In een vergelijkbaar onder
zoek voeren deze voor het Groningse
kleigebied en de Meierij van Den Bosch
grensverleggend onderzoek uit voor de
periode 1770 tot 1914, waarbij de vraag
naar de ontwikkeling van de kwaliteit van
het bestaan als leidraad geldt. De aan
dacht gaat daarbij uit naar de invloed van
groepsculturen op de regionale ontwikke
ling, waarbij gepoogd wordt een eenzijdi
ge benadrukking van economische, socia
le of politieke, religieuze mentale 'levens
sferen' als alles verklarende factor te ver
mijden. "Juist de wisselwerking van de
diverse sferen bepaalde de uitkomst van
voor Groningen specifieke processen als
de kapitalistische ontwikkeling van de
landbouw, het ontstaan van een gerefor
meerd volksdeel of de opkomst van poli
tieke bewegingen", luidt de voorlopige
conclusie.Toekomstig onderzoek moet dit
uitwijzen. Voorlopig onderstreept het pro
ject in ieder geval het belang van de
Groningse gemeentearchieven. 3
Oktober 1999
Archievenblad 35
Regionale 'culture of poverty': armenzorg was een lokale zaak. Uit: Punch, 1850
l
IA. LMMUR-ER
Till MP
A'.ït V
t A Dp.
H -All
Archiefmedewerker in de gemeenten Marum en Het Bildt
Noten:
1 .F. van Besouw e.a (red.), Balans en perspectief. Visies op de
geschiedwetenschap in Nederland, Groningen 1987, pp. 101-
118,167-187
2.P.B.M. Blaas, Anachronisme en historisch besef. Momenten uit
de ontwikkeling van het Europees historisch bewustzijn, Den
Haag 1987, p. 100
3.Pim Kooij, "De schoolmeestemapporten. Voetlicht in een provinci
aal décor', in: P. Th. F.M. Boekholt en J. van den Kooi (red), Spiegel
van Groningen: over de schoolmeesterrapporten van 1828, pp.
22-35
I.John Stuart Mill, Considerations on representative government
(Peoples edition, 1926), pp. 111 -119
5.Hans Knippenberg en Ben de Pater, De eenwording van
Nederland. Schaalvergroting en integratie sinds 1800, Nijmegen
1988
6.V.C. Sleebe, In termen van fatsoen. Sociale controle in het
Groningse kleigebied 1770-1914, Assen 1994
7.Nico Randeraad, "Negentiende-eeuwse bevolkingsregisters als
statistische bron en middel tot sociale beheersing' in: Tijdschrift
voor sociale geschiedenis, 1995, (3), pp. 319-242
Vlijtige armoede verbeeld in 'Punch's Industrial Exhibition of 1850'