Archievenblad Volledigheidshalve: natuurlijk leent niet elk oeuvre zich hiertoe: als het oeuvre zeer gevarieerd is of in het geheel van belang (te relateren aan overwegingen uit het beleidsplan) blijft alles bewaard. Ook weegt mogelijk de te verwachten ruimte en kwaliteitswinst niet op tegen de (hoge) kosten van deze vorm van bewerken. Als door samenspraak van de drie partijen: de bewerker (archivaris of architectuur historicus), de archiefvormer en de des- kundige(n), uit de bovengenoemde gege vens de definitieve selectie is gemaakt, stellen zij het bestuur van het NAi voor de niet-geselecteerde dossiers te vernieti gen. Idealer is als de selectie aan de acqui sitie vooraf is gegaan en alleen de geselec teerde dossiers binnenkomen. Een even tuele vernietiging (of teruggave) is in het contract met de schenker of bruikleenge ver voorzien. Bijzondere archieven Dat deze wijze van selecteren per archi tect zeer verschillend kan uitpakken, blijkt bij de volgende archieven. Het archief van het bureau Van den Broek en Bakema (bekend van o.a. de Van Nellefabriek) is exceptioneel: het beslaat 1,3 km (exclusief 40 maquettes) meren deels bestaande uit projectdossiers, 3000 in getal, uit de periode 1924-1985; voorts 70 m persoonsgebonden archieven van Brinkman, Bakema en Van den Broek. In de 3000 dossiers is een verdeling gemaakt in A- en B-projecten, waarvan alles bewaard zal worden, C-projecten (1700) die ter discussie staan en D-projecten (800, alle van na 1945) waarvan de dossiers niet bewaard zullen worden. Bij die selec tie zijn de criteria zoals geformuleerd bij het Deltaplan Cultuurbehoud bruikbaar gebleken: de overwegingen zijn van artis tieke, bouwtechnische en cultuurhistori sche aard. Ook konden we gebruik maken van de waarden die geformuleerd waren bij de prioriteitstelling in het MSR De eva luatie is bovendien nuttig om te bepalen hoeveel inspanning vervolgens aan de nadere ontsluiting van de verschillende projectdossiers zal worden besteed. Geheel anders verliepen de bewerkingen van Maaskant en Wissing. H.A. Maaskant is bekend van het Groothandelsgebouw en de Euromast, W Wissing is minder bekend maar heeft een zeer groot aandeel gehad in de naoorlogse volkshuisvesting doordat hij veel woningtypes ontwierp, die vervol gens in groten getale tegen de woning nood werden ingezet. Het Maaskant archief bestaat nagenoeg alleen uit uitvoe ringstechnische tekeningen: geen ge schreven archief, geen niet-projectgebon- den materiaal en nauwelijks ontwerpteke ningen. Toch, zo bleek na onderzoek en bewerking, geeft het een optimaal beeld van de werkwijze van Maaskant, die het ontwerpproces strak organiseerde en ver baal zijn ideeën doorgaf waarna de teken machine op gang kwam. Vanwege de grote gevarieerdheid in Maaskant's oeu vre en het belang van de werktekeningen werd er niet geschoond. Het oeuvre van Wissing daarentegen vertoonde zoveel standaardisatie dat de selectie bijna steek proefsgewijs kon plaatsvinden: het archief bevat nu van elk woningtype enkele dos siers en geeft verder een goede typologi sche, chronologische en geografische afspiegeling van alle werken. Bewaard ble ven alle projecten waarover was gepubli ceerd, die van vóór 1945 waren, die innoverend, controversieel, invloedrijk of om een andere reden uniek waren, die door de architect als mislukt werden beschouwd (met opgave van redenen!), die de samenwerking met andere belang rijke architecten (stedebouwers, interieur architecten) en kunstenaars documen teerden, die nieuwe gebouwtypen verte genwoordigden of belangrijk waren voor de ontwerpgeschiedenis van Wissing's bureau. Categoriale schoning en inventarisatie Afhankelijk van het belang en vooral het karakter van het archief kan men dan nog in de dossiers schonen. De statuten van het NAi en de achtereenvolgende beleids plannen hebben altijd de nadruk gelegd op architectuur als creatieve discipline (het is een museum voor de Bouwkunst). Daarmee is ook de toon gezet voor deze schoning: het belang van de ontwerp- en presentatietekeningen boven het uitvoe ringstechnische materiaal. Ook alle routi nematige stukken kunnen verwijderd worden. In de praktijk echter blijkt deze schoning dermate tijdrovend dat de ruim tewinst daar niet tegen opweegt. Zij is wel uitgevoerd in het archief van J. Verster, een architect die veel fabrieksgebouwen ontwierp, omdat de enorme hoeveelheid installatietekeningen deze selectie toch weer aantrekkelijk maakte: van de 110 meter bleef de helft bewaard. Daarbij is wel on derscheid gemaakt: de tekeningen die de fabrieksinstallaties documenteerden, zijn wel bewaard omdat in Verster's ontwerpvi- sie het industriële productieproces zijn architectuur bepaalde. 18 Archievenblad September 1999 Voor de schoning van stukken in het niet-project- gebonden deel van het archief heeft men natuur lijk houvast aan de selectiemethoden voor be- drijfs- en persoonsarchieven. Op deze selectie en de inventarisatie van hetgeen bewaard gaat wor den, kom ik in een volgend artikel terug. Overeenstemming Enigszins tot onze verrassing blijken alle partijen het uiteindelijk over de selectie tamelijk eens. Daarbij spelen twee zaken. Ten eerste zijn meningsverschillen dikwijls te herleiden tot een belangenverschil. Besef daarvan helpt om tot overeenstemming te komen. De architect selec teert zoals hij zijn hele leven ook zijn public rela tions heeft georganiseerd: hij wil uitsluitend met zijn beste werk bekend blijven. Onderzoekers selecteren ook op kwaliteit maar hebben daar over natuurlijk een ander idee; verder zijn zij uiteraard gericht op hun eigen onderzoeksthe ma's hetgeen hun zicht op het gehele archief soms belemmert. Een ander belangenconflict speelt soms bij een opvolgend bureau dat een bedrijfsbelang heeft bij het archief. Zij willen dat die dossiers waarmee zij verder werken, in de NAi-collectie bewaard blijven: niet per se een kwaliteitscriterium dat in het acquisitiebeleid past. Ten tweede is het hele acquisitiebeleid in de sec tor van particuliere archieven gericht op consen sus: het NAi wil bepaalde archieven graag maar heeft geen geld voor aankoop en dikwijls even min voor de bewerking. We moeten dus tactisch onderhandelen. De archiefvormer wil graag opgenomen in de collectie maar heeft niet altijd een juist beeld van de kosten en inspanningen die archiefbeheer met zich mee brengt. Voor een succesvolle acquisitie en selectie zijn daarom belangrijk: helderheid en tact in het over leg met de archiefvormer, een goed contact met de onderzoekers (dus de klanten) en vooral veel beschikbare arbeidskracht. 3 September 1999 Rotterdam, VanNelle fabriek, 19924 ontworpen door J. Brinkman en L. van der Vlugt (NAi, archief) tentoonstellingsraad nc 123) http://www.nai.nl/collectie Info: Marjanne Kok, e-mail: mkok@nai.nl 1F.J. Hoving. Tout a l'Egout, Selectie en vernietiging uit de archie ven van het Nederlands Architectuurinstituut. In: NAB 98(1994) p.76-82. Ook over selectie handelt: D.J. Prins. Het archief van de Tekenkamer. Archievenblad 110/4 (1997) p. 13-15 Over de functie van de NAi- collectie ("museum of archief?") woed de in 1988 een vinnige -inmiddels achterhaalde- discussie in het NAB; voor de liefhebbers: NAB 90 (1986) p. 15-25 en p. 121-124 2. Aan ontsluiting en dienstverlening werken op de afdeling: archi tectuurhistorici (2,2), bibliothecarissen (2,6) en archivarissen (3,6 depotmedewerkers (2) en een documentaliste (0,5). De acquisitie wordt gedaan door het hoofd: een architectuurhistoricus. De werk zaamheden beschreven in dit artikel zijn verricht door de eigen archivarissen en door projectmedewerkers (architectuurhistorici) 3. niettemin kan er gegeneraliseerd worden zoals hier ook gebeurt; bovenstaande stelling geeft echter de bewerker de ruimte gemoti veerd van algemene uitgangspunten af te wijken en kan bezwe rend werken op onderzoekers, die uiteraard vooral betrokken zijn op de unieke aspecten van een oeuvre 4. J. Schilt. Op de Achterstand Voorruit. Acquisitie 1940-1970.(intern rapport, niet gepubliceerd) 5. dit is een lastig punt: de bewerker moet er op verdacht zijn dat het beeld bij een onderzoeker van een oeuvre en/of een archief geba seerd is op kennis van bijzonderheden, dat het het archief dikwijls groter en trivialer is dan de onderzoeker denkt, moet door de bewerker duidelijk worden gemaakt Literatuur: D. Baaiman en E. de Jong. Museum of Archief. Kanttekeningen bij de collecties van een nieuw architectuurinstituut, in TABK 1985 nr. 11/12, p.30 e.v. R. Brouwers e.a.(teksten), J. Linders (foto's), Het Nederlands Architectuurinstituut, Rotterdam, NAi, 1998 Handboek Cultuurbeleid, Den Haag, Vuga, 1989- (voor de criteria Deltaplan Cultuurbehoud) Eek, H.C. van (voorw.). Selectie en registratie jongere stedebouw en bouwkunst. Zeist, RDMZ, 1991 (voor de criteria MSP) Stichting B0NAS: Bibliografieën en Oeuvrelijsten Nederlandse Architecten en Stedebouwers, deze brengt een reeks van oeuvreca- talogi uit van vooraanstaande Nederlandse architecten. Tot nu toe verschenen 9 delen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 9