Acquisitie en ArchiefselectieNederlands Architectuurinstituut
ent
Werk in uitvoering
Archievenblad
Werk in uitvoering
Archievenblad
De collectie
16 Archievenblad
De meeste architectuurarchieven zijn particuliere archieven. De studiedag die het NAi eind juni jl. had georga
niseerd om het acquisitie- en selectiebeleid van zichzelf uit de doeken te doen was dan ook bestemd voor
leden van de Koninklijke Oudheidkundige Bond en onderzoekers die de NAi-collectie gebruiken. Toch is selectie
in dergelijke archieven mogelijk ook van belang voor archivarissen. Welke selectiecriteria hanteert het NAi en
wat staat hierin ter discussie?
Maart 1994 verscheen in het Nederlands Archie
venblad een artikel over selectie en vernietiging uit
de archieven van het NAi'. De daar beschreven
werkwijze, gebaseerd op de bewerking van vier
archieven, is niet wezenlijk veranderd. Wel zijn
inmiddels meer ervaringen opgedaan dankzij een
extra subsidie die het NAi in 1996 ontving voor
het inhalen van inventarisatie achterstanden. Wij
wilden die ervaringen graag in ruimere kring aan
de orde stellen en vooral bespreken met onze doel
groep. De resultaten van dit overleg zijn in dit arti
kel verwerkt.
Wensenlijst
Bewaring van de bron in de context...., hoe bij
zonder dit voor een museum ook moge zijn, de
Nederlandse architectuurhistorici zijn er met
recht en reden aan gewend geraakt. Anders dan
bij veel musea was het acquisitiebeleid van het
NAi veel meer proces- dan objectgericht. Voor de
bronnen van na 1940 is acquisitie van hele ar
chieven niet meer mogelijk en dat moet dus wor
den uitgelegd. De volgende getallen zijn overtui
gend: 75% van de gebouwen in Nederland is van
na 1945, een documentatie van die gebouwde
omgeving zal zich dus ook op die periode moeten
richten en omvangrijk zijn. Uit een vooronder
zoek (waarover hierna meer) is gebleken dat
archief van ca. 400 architecten en instellingen
waarschijnlijk van belang is. De architectenarchie
ven uit de wederopbouwperiode beslaan zo'n
100-150 m; na de bewerking die, naar onze huidige
ervaringen 9-12 maanden werk is, blijft daar
gemiddeld 60 m van over. De wensenlijst van 400
archieven impliceert dan een aanwas van 24 km
terwijl er nog ruimte is voor 14, en werk voor 350
jaar2. Hoe grof deze berekening ook is, de onhaal
baarheid van zoiets is ieder duidelijk. Het maquet
tedepot is trouwens nu al vol; de voor de weder
opbouwperiode zo belangrijke stedebouwkundi-
ge maquettes nemen zeer veel plaats in beslag.
September 1999
Uitgangspunten en constanten
Belangrijker nog dan het gebrek aan middelen is
de wens om de kwaliteit van de bronnenverza
meling ook voor de naoorlogse periode hoog te
houden en alleen het waardevolle te verwerven.
Daarom onderhoudt het NAi een nauw contact
met de onderzoekers, een goede erfenis uit de
tijd van het NDB toen onderzoekers en beheer
ders soms onscheidbaar waren. Een andere
belangrijke groep van klanten zijn de zorgdra
gers voor restauratie en monumentenzorg; met
de mensen van de Rijksdienst voor Monumen
tenzorg (RDMZ) is veel overleg. Dat contact stelt
ons in staat hun kennis over de archiefvormers
te betrekken in de afwegingen voor selectie.
De belangrijkste conclusie namelijk van het
selectiewerk tot 1994 was (en is nog) dat zo'n
selectie zich eerst en vooral moet baseren op de
karakteristieken van een oeuvre. Selectiecriteria
kunnen voor verschillende archieven geheel an
ders uitvallen naar gelang aard en belang van de
ontwerpen en van het archief3.
Wel zijn er constanten. Altijd bewaard blijven:
stukken van vóór 1945, ontwerpen in het buiten
land en in de voormalige koloniën, alle oplei-
dings- en studiemateriaal, personalia, reisschet
sen en vrij werk, alle prijsvraagontwerpen, dos
siers van projecten waarover is gepubliceerd, stuk
ken die de bureaugeschiedenis documenteren, al
het seriematige dat een oeuvre documenteert
zoals foto's, bestekken en presentatiemateriaal,
alle niet-routinematige correspondentie met
opdrachtgevers en alle archief van (beroepsmati
ge) nevenactiviteiten van de architect.
Niveaus
Selectie gebeurt op 3 niveaus: allereerst bij de
bepaling van wat wordt geacquireerd, daarna bij
de selectie van de te bewaren projectdossiers en
tenslotte bij de bewerking van de dossiers en het
overige, niet-projectgebonden archief.
Acquisitiebeleid en vooronderzoek
Voordat de naoorlogse acquisitie duidelijk in
beeld kwam, was het beleid als volgt: verworven
werd archief van architecten van landelijk belang,
archieven van opleidingen en beroepsorganisa
ties, al het 19e-eeuwse materiaal (in de praktijk
tot 1920); al hetgeen in de collectie ontbrak (zoals
lange tijd de archieven van traditionelere architec
ten), alle architectenarchieven uit Indië, collecties
van belangrijke tentoonstellingen en prijsvragen.
Na de inhuizing in Rotterdam werd het acquisitie
beleid aangescherpt: interieur- en landschapsarchi
tecten en stedebouwers werden nadrukkelijker ge
noemd en we richtten ons actiever op de documen
tatie van de periode 1940-1970. Daartoe noopte ook
het toenemend aanbod van architecten, die vlak na
de oorlog begonnen waren en daarover nu, soms
op het nippertje nog ondervraagbaar zijn. Maar
ook onderzoekers, gemeenten en medewerkers
van de RDMZ beginnen deze bronnen nodig te heb
ben. Na het Monumenten Selectie Project 1850-
1940 (MSP) is nu de keuze voor de monumenten
na 1940, en de restauratie van
naoorlogse architectuur aan de
orde. Het NAi werkt daartoe nauw
samen met de RDMZ omdat de
problemen van afweging veel
gelijkenis vertonen.
Daarom heeft het NAi in 1995 een
onderzoek laten verrichten naar de belangrijkste
ontwikkelingen in die periode 1940-1970. Hieruit
bleek allereerst het immense belang van de stede
lijke planvorming. De ontwerp praktijk van na
1940 is niet meer die van een enkel gebouw maar
van ensembles en hele wijken, binnen welk stra
mien meerdere architecten ontwierpen. Een
tweede karakteristiek van de periode is de stan
daardisatie. Zowel de sterke greep van de overheid
als ook allerlei technische ontwikkelingen in
bouwmethoden en -materialen, leid-den tot sterke
uniformering, hetgeen natuurlijk van invloed was
op het ontwerpproces. Dan verschoof na de oorlog
de rol van de architect in dat hele bouwproces: in
plaats van vooral ontwerper werd hij (vrijwel
altijd hij) organisator in een steeds omvangrijker
bouwproces: het archief wordt uitvoeringstech
nisch van aard en ontwerptekeningen kunnen
zelfs helemaal ontbreken. Behalve deze kennis
leverde het onderzoek een groslijst op van 300
architecten die, met opgaaf van redenen, van be
lang zijn. Deze lijst is een leidraad voor de acquisi
tie en wordt door aanvullend onderzoek nog regel
matig aangevuld. Ook de periode na de wederop
bouw in strikte zin (na c.1965) komt in beeld.
Interview en projectmatige selectie
Verworven archieven worden vervolgens aan een
werkenselectie ontworpen. De genoemde unifor
mering maakt dat in veel naoorlogse archieven
mogelijk.
De basis voor deze selectie wordt gevormd door
oorspronkelijke werkenlijst en/of plaatsingslijst
van het archief
onderzoek naar het oeuvre in literatuur en de
andere NAi-archieven en -verzamelingen
toelichtingen op het oeuvre en gemotiveerde
selectie door architect en/of bureaumedewer
kers en/of familieleden
idem door deskundigen (onderzoekers, critici,
architecten en medewerkers RDMZ en NAi)
Alle selecties moeten worden gemotiveerd.
Die lijsten met de respectievelijke opgave van te
selecteren projecten vormen een bijlage bij de
inventaris, waardoor de toekom
stige onderzoekers bekend zijn
met de overwegingen van de
archiefvormer, tijdgenoten en
onderzoekers. Met name de
eigen waardering is van belang:
veel architecten zijn visueel
ingesteld en vertonen geen neiging in geschrifte
van hun drijfveren verslag te doen. Voor onder
zoekers die in de ideeën achter de ontwerpen
geïnteresseerd zijn, is deze - door de inventarisa
tie gegenereerde - verantwoording een belangrij
ke bron. Wanneer de selecties van elkaar afwijken
worden ze bij elkaar opgeteld: alle goed gemoti
veerde keuzes worden dus gehonoreerd. Door dit
alles bevat het te bewaren archief veel meer dan
alleen de 'topdossiers'.
September 1999
Sla de oorlog wordt het archief
uitvoeringstechnisch van aard
en ontwerptekeningen kunnen
zelfs helemaal ontbreken
Hlllllll'llllll MIMI!
Archievenblad 17
tmi
tmsi
Het Nederlands Architectuur
instituut (NAi) ontstond in 1 988
door een fusie van de Stichting
Architectuurmuseum, de Stich
ting Wonen en het Nederlands
Documentatiecentrum van de
Bouwkunst (NDB). Daarmee
was een museum gecreëerd voor
welks collectie al bijna 1 00 jaar
verworven was. De taak van het
NAi is tweeërlei: het documen
teren van de Nederlandse archi
tectuur. stedebouw en land
schapsarchitectuur van 1 800
tot heden en het bevorderen
van de kennis van en de belang
stelling voor deze onderwerpen:
het stimuleren van de ontwer
pende vakgemeenschap is met
nadruk als doel geformuleerd.
Tentoonstellingen (25 tot 30
per jaar), symposia, lezingen-
series en andere educatieve ac
tiviteiten zijn de middelen hier
toe. De documentatietaak ver
vult het NAi als beheerder van
een grote rijkscollectie die uit
meer dan 500 archieven en ver
zamelingen, een grote biblio
theek en knipseldocumentatie
- alles tezamen meer dan 1 5
km - bestaat. Belangrijke ver
zamelingen zijn die van ma
quettes, kunstvoorwerpen,
meubels, prentbriefkaarten,
affiches en foto's. Voor onder
zoek naar de Nederlandse
architectuur van de 1 9e en
20e eeuw is dit de belangrijk
ste bronnenverzameling. De
collectie is ook internationaal
vermaard, niet alleen door na
men als Rietveld en Berlage
maar vooral ook door de volle
digheid: de collectievorming
heeft zich nooit alleen op de
mooie tekeningen gericht maar
altijd op gehele archieven.
Foto's Bert Muller, Utrecht