Martha Cooley Literatuur Archievenblad Een liefdesgeschiedenis Je had die stralende gezichtjes van mijn kleinkinderen moeten zien, toen ze me als verjaardagsgeschenk het boek De Archi varis kwamen aanbieden! Ik natuurlijk enthousiast bedanken, maar ik dacht bij mezelf: dit boek zal toch wel met alleszins noodzakelijke vakkennis geschreven zijn, zodat recht wordt gedaan aan de spelregels van de archivistiek? De schrijfster zal toch wel het verschil tussen de beschrijving van een archiefeenheid en het regest dui delijk voor ogen staan? En hoe zit het met het manuaal? En de blaffaard? Deze Martha Cooley zal toch geen ROMAN hebben geschreven? Haar foto op de achterflap beloofde weinig goeds. Een nogal lang plat hoofd met een onwaarschijnlijk hoog voorhoofd, dunne lippen en een paar lich te, enigszins katachtige ogen. Ze doet me denken aan een archiefambtenares van heel lang geleden, die een menigte katten hield. Haar huis stonk naar de katten, zij zelf stonk naar de katten en het archief, tenslotte, óók. Die dame had trouwens zelf iets katachtigs, zoals ze door de gangen sloop en tegen de archiefrekken opklau terde. Die Martha heeft dat mijns inziens ook. Tevens lijkt zij mij een type, dat zo maar op een dag de studiezaal binnenmar cheert, de handen op de heupen plant en dreigend uitroept: "Ik verklaar de oorlog aan droog haar en gespleten punten." Doch dit terzijde. Het boek is inderdaad een roman. De hoofdpersoon is een oudere heer, die een ongelukkige jeugd heeft gehad. Zijn vader nam veel drank tot zich, zijn moeder wierp zich op religie en hijzelf had zijn boeken. U voelt het al, zo iemand is gepredesti neerd voor Archief en Bibliotheek. Ik noem met opzet beiden, aangezien in deze roman het onderscheid tussen Archief en Biblio theek niet blijkt te bestaan. De hoofdper soon, Matt geheten, werkt bij een van de betere Amerikaanse universiteiten, waar hij behalve zeldzame boeken ook ma nuscripten, brieven en ansichtkaarten beheert. Een van die merkwaardige institu ten, die over veel te veel geld beschikken, zodat ze de wonderlijkste zaken kunnen aankopen. Waardoor het in de USA op archi- vistisch gebied een nog grotere rotzooi is dan in Nederland, want iedereen verzamelt met de bezetenheid van een getroebleerde eekhoorn. Het voorblad van het boek ver oorlooft ons een kijkje in het bibliotheekde pot met een mallotig knikspantgewelf en ongemakkelijke houten rekken, die voor zien zijn van volstrekt overbodige lesse naartjes, bankjes en primitief houtsnij werk. Een interieur dat of in zijn geheel is overgenomen van een failliet Italiaans klooster, of tijdens de wintermaanden is vervaardigd door melancholieke makreel vissers uit Maine, in opdracht van een lichtelijk gestoorde begunstiger. De bibliotheek van deze ongenoemde universiteit is in het bezit van meer dan 1000 brieven van de dichter T.S. Eliot. In Yale hadden ze al brieven van Eliot en dus was het volstrekt logisch dat de brieven, welke Eliot aan zijn geliefde Emily Hale schreef, naar een andere universiteit gingen. Hoe kwamen die brieven daar terecht? Wel, toen Eliot's vrouw Vivienne na een tienjarig verblijf in een kliniek (waar hij haar niet een keer bezocht, de schoft) dan eindelijk overleed en hij dus vrij was om Emily te huwen, verstootte hij haar en huw de zijn veel jongere secretaresse. Emily, die nimmer herstelde van de schok en ook enige tijd in een kliniek doorbracht, schonk (zeer tegen de zin van Eliot) in 1957 de brieven aan ongenoemde univer siteit, onder bepaling dat ze tot 2020 gese poneerd zouden blijven. De moeilijkheden beginnen als de vrouw van Matt ongeveer 20 jaar dood is en onderzoekster Roberta met ferme passen zijn werkvertrek be treedt. Niet om de oorlog te verklaren aan droog haar, doch om de brieven van Eliot in te zien. Ze wil namelijk weten waarom Eliot zich tot het Anglicaanse geloof heeft be-keerd.Als een plichtsgetrouw archivaris (bibliothecaris) weigert Matt inzage. We bevinden ons dan in deel I van het boek met korte hoofdstukjes welke beurtelings over Judith en Roberta gaan. Judith is de vrouw van Matt, die aanvankelijk normaal was, maar door het lezen over de holocaust steeds vreemder ging doen en tenslotte ook in een kliniek overleed. Roberta vraagt Matt voortdurend mee uit eten, doch hij blijft inzage van de brieven weigeren met kennelijk welbehagen, aangezien hij zich zeer wel bewust is van het feit dat de archi varis (bibliothecaris) over macht beschikt; hij is immers de toegang tot het materiaal, dat de onderzoeker begeert. Dit is uiteraard juist. Ik herinner mij, dat wie in de oorlog een doopboek wilde inzien, een kilo aard appelen moest meebrengen. Ook herken ik de klantgerichte opstelling van Matt, waar hij zegt: "een goede archivaris helpt de on derzoeker het best door tijdens de zoek tocht een balans te bewaren tussen meele vendheid en afstand. Ik heb ontdekt dat het belangrijk is niet te dicht bij de wens van de onderzoeker te staan en ook niet te ver ervan af". Dus als de onderzoeker bij voorbeeld resolutieboek nummer 7 wenst, dan neem je ietsje afstand van die wens en breng je deel 6 of 8, zeggende met een meewarig lachje: "Deel 7 is helaas bij de binder en dat duurt wel een half a drie kwart jaar". Er is ook een rijksarchivaris geweest, die het voltallig personeel liet 36 Archievenblad September 1999 Literatuur Archievenblad zoeken naar een boek, dat hij onder zijn vloerkleed verstopt had. Ja, Ja, we lachen heel wat af in de archieven. Maar goed, zo staan de zaken dus als deel II begint. Dit deel (dat slechts 98 bladzijden telt, maar het lijkt langer) behandelt de ziektegeschiedenis van Judith tot en met haar zelfmoord en is archivistisch gezien volstrekt oninteressant. Deel III gaat weer over echtgenote Judith en onderzoekster Roberta, welke laatste nog steeds met Matt uit eten gaat en ook nog steeds op de brieven van Eliot aast. Maar dan komt er enig schot in de zaak. Roberta wordt name lijk aangesteld als bibliotheekwacht, het geen inhoudt dat zij in de bibliotheek gaat werken aan een project. We leggen dit uit: toen Matt met de ordening van de collectie brieven begon, zaten veel brieven niet in hun enveloppen. Uren van passen en me ten volgden, alvorens vaststond welke en velop bij welke brief hoorde. Maar nu zijn alle enveloppen leeg, zodat je geneigd bent te denken: prima, alles in keer weg, dat ruimt op. Doch neu-neu-neu! Roberta's taak bestaat nu juist uit het ordenen en be schrijven van die meer dan 1000 lege en veloppen. En ze vat haar taak serieus op, zie maar: "Roberta had meteen begrepen dat de enveloppen niet blootgesteld moch ten worden aan direct zonlicht - de inkt zou kunnen verbleken". En daarom werkt deze vakvrouw met de gordijnen dicht. Want zo doen wij dat in de USA. Het kan gebeuren dat een brief op 1 mei is ge schreven en de envelop op 4 mei is afge stempeld, zijnde het bewijs dat de brief 2 a 3 dagen op de kapstok heeft gelegen! Met de ordening van de brieven door Matt is trouwens ook iets merkwaardigs aan de hand. Hij noteert namelijk de datum, de aanhef en de afsluiting. De aanhef is weinig gevarieerd (Liefste Emily of gewoon Emily) doch de afsluiting heeft maar liefst zo'n 40 varianten, van uitermate olijk tot het simpele "je". Heel interessant allemaal, maar het gaat tenslotte om de inhoud van de brieven, zult u denken. Maar dat is nu juist niet het geval, aangezien hij geacht wordt de inhoud niet te lezen! Natuurlijk doet hij dat toch: "Het was de enige inbreuk die ik in mijn gehele loopbaan heb gepleegd. Na tuurlijk was ik bang. Ik wist wat er kon ge beuren, als iemand mij ervan verdacht de Hale-brieven te lezen, en er waren dagen dat ik nauwelijks kon geloven dat ik mijn professionele bestaan op zo'n flagrante ma nier op het spel zette". Is dat niet vreemd? Iemand die opdracht krijgt een archief te ordenen en de stukken niet mag lezen? Ak koord, er zijn ook wel eens archiefinven tarissen verschenen, die de indruk wekten dat de maker de stukken niet had gelezen, doch hier ligt het duidelijk anders, daar hoeft geen twijfel over te bestaan. Enfin, hiermee hebben wij deel III wel ongeveer gehad. Deel IV bestaat uit slechts tien blad zijden gekeuvel, waardoor het verhaal als een nachtkaars uitgaat. Roberta had een vriend, die haar verlaten heeft. Hij behoor de tot die speciale, kleine groep hoogbe gaafde mannen, je weet wel wat voor types ik bedoel, zegt ze. Natuurlijk weten we dat, want je hoeft maar een symposium van de KVAN te bezoeken en je ziet het he lemaal voor je, maar wat doet de lezer met die mededeling? Ze is dus vrij (net als Eliot indertijd), doch ze gaat geen relatie met Matt aan. Ze verdwijnt zo maar uit het ver haal om haar zieke moeder te gaan verple gen. En Matt neemt op een avond de brie ven van T.S. Eliot mee en verbrandt ze op een parkeerplaats! Leuke verrassing als in 2020 de verzegelde dozen open gaan. Ge lukkig maar, dat tenminste de enveloppen er nog zijn. Vos vertrok naar Leeuwarden, waar hij ge durende vijf weken de archieven van de gouverneur, het gerechtshof, de politie en de gevangenis zou doorwroeten. Hellinga, de archivaris van de negentiende eeuwse collectie, leerde hem het archief van een overheidsinstelling te doorgronden. Je moest een behoorlijke kennis hebben van de toenmalige hiërarchische structuur, de werkwijze, bijzondere procedures die in zwang waren, verbindingen met andere instanties, voordat je als onderzoeker eigen zinnige vragen op zo'n organisme van oude papieren mocht loslaten. Met vallen en opstaan wist Vos zich deze aanpak eigen te maken en al doende werd zijn heuristische intuïtie scherper. Zonder al de wenken en adviezen van Hellinga, be sefte Vos, zou hij de weg nooit hebben kun nen vinden in deze institutionele doolhof. Maar er was iets in de houding van de archi varis dat hem frappeerde. Hij had een feil loze kennis van alle ter plaatse bewaarde bestanden en kende stukken over de meest aangrijpende verwikkelingen en pi kante affaires. De zaak-Tjebbe Veenstra was hem zelfs zeer vertrouwd en hij had Vos daarover nog enkele waardevolle tips aan de hand gedaan. Deze man was in elk op zicht een wegwijs en ingewijd in de bron nen. En toch deed hij er niets mee! Toen Vos hem er eens over uithoorde, ant woordde Hellinga in een soort Neder lands dat door zijn accent altijd een beetje verkouden aandeed:'Ach nee, dat is ge woon ons werk niet. Het gebeurt natuurlijk wel dat iemand van ons.Nou ja, dat geeft ook allemaal niet, dat kan ook best leuk zijn, maar.Ach joh, dat is gewoon jullie werk'. Vos concludeerde dat er twee soorten men sen bestonden die in de ban van het verle den waren. Het type van de archivaris leek evenwel in niets op dat van een histo ricus. Ze moesten van verschillend bloed en tem-perament zijn, hoewel ze in hun beroepsuitoefening van elkaar afhankelijk waren. Verstandelijk viel het wel te begrij pen, maar wanneer Vos zijn hart liet spre ken, bleef deze tweespalt hem volslagen duister. Martha Cooley, De Archivaris, Prometheus Amsterdam 1998, 31 4 blz. Drs. W.A. Fasel, oud-gemeentearchivaris van Alkmaar. Martha Cooley's archivaris is Amerikaanse. Het boek van Nico Dros 'Tèr hoogte van het Salsa -pavil joen' (Van Oorschot Amsterdam, 1999)bevateen beschrijving van een archivaris, ditmaal uit Leeuwarden (p. 287-288) die wij u niet willen onthouden:

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1999 | | pagina 18