UvA ftgl DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM.
itegrale Opleidingsschil
Studenten die een major Archiefwetenschap
aan de Universiteit van Amsterdam willen
behalen, krijgen vanaf september een pro
gramma aangeboden dat uit acht vakken
bestaat. Ieder van deze vakken vergt 280
studiebelastinguren 7 studiepunten):
1Inleiding Archiefwetenschap
2. Archieven en hun functies,
3. Archie ven en hun beheer,
4.Archieven en hun gebruik.
5Archiefbeschrijving,
6. Documentanalyse
7. Organisatiekunde
8. Archief en organisatie (doctor
aalwerkcollege)
In het kader van de major schrijft de
student een
9. doctoraalscriptie (560 uren =14
punten).
Naast deze major kiest de student een
minor van drie vakken. Beoogt zij/hij het
diploma Archivistiek A, dan moet de minor
Informatiewetenschap worden gevolgd:
10. Informatie in de samenleving,
11Documentaire informatietechnologie,
12. Informatie- en kennismanagement.
Daarnaast moeten alle studenten
Geesteswetenschappen nog twee zogehe
ten verbredingsmodules volgen:
13. een ervan is Wetenschapsfilosofie
(voor iedereen verplicht),
14. de andere kan gekozen worden uit
o.m Bijbel en christendom, Europese
literatuurgeschiedenis, de grote theo
rieën van de geesteswetenschappen,
mentaliteitsgeschiedenis
De keuzeruimte (drie vakken) moeten kan
didaten Archivistiek A besteden aan:
15. Geschiedenis van Nederland,
16. Theorie en methode van de geschie
denis,
17. Staat en bestuur.
Archievenblad
De invoering van een nieuwe studieopzet in de faculteit der Geesteswetenschappen maakte een nieuwe inrichting van de opleiding
Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam noodzakelijk. Vanaf september 1999 zijn alle doctoraalprogramma's, na het eerste pro
pedeusejaar, opgebouwd uit een major, een minor, verbredingsmodules en keuzevakken.
24 Archievenblad
September 1999
Zoals een student naast de major
Archiefwetenschap een minor Informatie
wetenschap volgt, kan een minor
Archiefwetenschap aantrekkelijk zijn voor
studenten met een major Geschiedenis,
Culturele studies, Boekwetenschap,
Informatiewetenschap, enz. De opleiding
biedt hen een keuze uit een minor
Archiefbeheer (die de hierboven onder 12
en 3 genoemde vakken omvat) en een
minor Archiefgebruik (vakken 1,5 en 6).
Voldoende mogelijkheden
Een normale, volledige doctoraalfase aan de
UvA omvat drie jaar, waarbij in elk jaar 6
modulen worden gevolgd. De cursusjaren
zijn verdeeld in drie trimesters, dus bij een
full-time opleiding rondt de student twee
modulen per trimester af.
Elk vak (module) kan ook afzonderlijk wor
den gevolgd, als keuzevak of door extraneï
die als toehoorder of als contractstudent
zijn ingeschreven. Dit is aantrekkelijk voor
bezitters van het diploma Archivistiek B of
Middelbaar archiefambtenaar die ook
Archivistiek A willen behalen. Voor hen is
een vrijstellingsvariant, die uit 13 modulen
bestaat, ontworpen: bij een full-time studie
is het (mits men op grond van HBO of WO
vrijstelling van de propedeuse verplichting
krijgt) mogelijk een doctoraal archiefweten
schap, en daarmee het diploma Archivistiek
A, in net iets meer dan twee jaar te behalen.
Ook aan wie reeds een doctoraaldiploma
(bijv. Geschiedenis) heeft en alsnog een
postdoctorale studie archivistiek wil doen,
biedt het programma voldoende mogelijk
heden. Een uitgebreide beschrijving van
deze regeling - evenals van de vrijstellingsre
geling voor archivarissen met een diploma
Archivistiek B nieuwe stijl - is verkrijgbaar
bij de coördinator van de opleiding archief
wetenschap,
De major vakken
Om een indruk te geven van de vakken van
de major Archiefwetenschap volgt hier een
korte omschrijving:
1. Inleiding Archiefwetenschap,
Deze module is een inleiding in de disci
pline en in de overige vakken van de major:
waar gaat het in archiefwetenschap om, met
wat voor soort informatie hebben we te
maken, waarin onderscheidt die zich van
andere informatie? Ook de maatschappelij
ke functies van de archivaris en de organisa
tie van het archiefwezen krijgen in deze
module aandacht. Buiten de colleges en
excursies moeten de studenten een korte
stage lopen in een kantoor en tien papers
schrijven: variërend van een beschrijving
Archievenblad
van het eigen persoonsarchief tot een
beoordeling van de ontsluitingskwaliteit
van een aantal Nederlandse en buitenlandse
archief websites.
2. Archieven en hun functies,
In deze module wordt de toepasbaarheid
van de in Inleiding Archiefwetenschap ver
worven inzichten onderzocht in concrete
situaties. De invalshoek is hierbij vooral
welke verschillende functies het archief kan
hebben en welke samenhang er is met de
rest van het informatiesysteem van de orga
nisatie en met de organisatie zelf.
3. Archieven en hun beheer.
De beheerder heeft verscheidene, nauw
samenhangende taken. Hij/zij moet ervoor
zorgen dat de informatie die in zijn systeem
thuishoort daar ook werkelijk komt, dat
deze overzichtelijk blijft en de kwaliteit
ervan gehandhaafd blijft. Tenslotte moet
een beheerder voorzieningen treffen voor
een efficiënte raadpleging van het archief.
Deze taken komen in hun onderlinge
samenhang aan bod, waarbij vooral op de
mogelijke (beleids)keuzen en daarmee de
sturingsmogelijkheden van de archivaris het
accent ligt.
4. Archieven en hun gebruik.
Om archieven te kunnen raadplegen moe
ten ze bewerkt worden: behalve analyse van
de structuur betekent dat: waardering en
selectie. Tevens komt de verscheidenheid
van benutting/ben utters aan bod.
5. Archiefbeschrijving,
Om de kwaliteit van een informatiesysteem
te garanderen is niet alleen onderhoud
nodig, het is noodzakelijk om er toegang
toe te hebben. De specifieke aard van
archiefinformatie stelt ook specifieke eisen
aan de te vervaardigen toegang. In deze
module wordt, naast aandacht voor de uit
gangspunten, gezamenlijk een toegang ver
vaardigd.
6. Documentanalyse
De studenten worden getraind in het onder
kennen van de specifieke kenmerken van
documenten en de daarvoor benodigde
vaardigheden ten behoeve van een analyse
van de functie en een adequate beschrijving
ervan.
7. Organisatiekunde
De module start met een oriëntatie op
besluitvormingsprocessen in organisaties.
Vervolgens worden de voornaamste stro
mingen in de organisatietheorie behandeld.
Daarbij krijgen onder meer waarden en nor
men die het functioneren van organisaties
beïnvloeden, de relatie tussen organisatie en
omgeving en de netwerkrelaties tussen
organisaties aandacht. Het derde deel geeft
een typologie van organisatiekundige invals
hoeken.
8. Archief en organisatie
Dit doctoraalwerkcollege gaat in op de con
sequenties van verschillen in organisatiecul
tuur (normen en waarden) en werkwijzen
voor de inrichting en het gebruik van
archiefsystemen in overheids- en particulie
re organisaties. Een en ander zowel in de
actualiteit als in historisch perspectief. In
1998-1999 werd in een aantal particuliere
en overheidsbedrijfs archieven nagegaan
hoe, tussen 1890 en 1935, registratuur,
documentatie en communicatie als sturings
instrumenten werden ingezet. In 1999-2000
wordt onderzocht welke culturele en ande
re variabelen de effectiviteit van een natio
naal archiefbestel beïnvloeden.
Een stage in de praktijk (zoals in de oude
opleiding hoger archiefambtenaar) behoort
niet tot het programma. Bij de meeste vak
ken krijgen de studenten opdrachten om in
praktijksituaties (korte stages, in action
research en in praktisch werk bijv. voor het
vak Archiefbeschrijving en het doctoraal
werkcollege) de theoretische uitgangspun
ten te toetsen. Ook een deel van de tijd
voor de doctoraalscriptie kan de student
besteden aan een praktijkonderzoek. 3
September 1999
Archievenblad 25
Info: drs. J. Scheurkogel (Leerstoelgroep Boek-, Archief- en
Informatiewetenschap, Oude T urfmarkt 1411012 GC Amsterdam,
e-mail: bai@hum.uva.nl).