Metamorfs
Buren Gerucht
Archievenblad
blad
rc
Vele miljoenen boeken, kranten; tijdschriften en geschreven documenten zijn in gevaar. Om dit tij te keren ging
in mei 1997 het nationaal conserveringsprogramma Metamorfoze van start. Het werd duidelijk dat veel zaken
op het gebied van massaconservering nog niet precies bekend zijn. Ook rezen er praktische vragen over het
programma zelf. Over het aandeel van en de mogelijkheden voor archieven in het programma, de stand van
zaken van dit moment en voortgang in de komende jaren.
Augustus 1999
Augustus 1999
Archievenblad 29
Melamorfoze
Op verzoek van het
Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen
(OC en W) werden twee rap
porten opgesteld die de basis
vormden van het nationaal
conserveringsprogramma
voor conservering van bibli
otheekmateriaal dat in mei
1 997 van start ging. Dit
programma kreeg de naam
Metamorfoze naar de roman
van Louis Couperus die pre
cies honderd jaar daarvoor
was verschenen. Voor de
periode 1 997- 2000 reser
veerde het ministerie van OC
en W 1 8 miljoen gulden
waarmee de conservering
van belangrijke oudere biblio
theekcollecties ter hand
moet worden genomen. De
Koninklijke Bibliotheek (KB)
werd gevraagd het program
ma te coördineren, waartoe
een Bureau voor Conservering
van Bibliotheekmateriaal
(BCB) werd ingericht. Het
programma bevat vier
onderdelen: Literaire
Collecties, Gedrukte boeken.
Kranten en Onderzoek.
Conservering voor
Metamorfoze houdt in:
microverfilming, kleine
reparaties, zuurvrije verpak
king en opslag in geklimati-
seerde magazijnen.
Hen van de beroemdste boekdrukkers in de Lage
Landen was Christoffel Plantijn. Er zijn dan ook vele
tientallen publicaties aan hem gewijd. Zo publiceerde
het deftige bibliofielengenootschap The Grolier Club in
New York in 1888 een studie in een fraai vormgegeven
boek, in een beperkte oplage gedrukt. Hiervan bezit de
Koninklijke Bibliotheek (KB) een exemplaar. Dit boek
is echter nu al, na 100 jaar, onbruikbaar geworden; bij
de minste aanraking brokkelen de bladzijden af. Het
boek valt volledig uit elkaar. Deze goedbedoelde hom
mage aan Plantijn kende een heel wat kortere levens
duur dan de uitgaven van de grote drukker zelf, die nu
400 jaar oud zijn. Een voorbeeld hiervan is de in 1588
verschenen Latijnse uitgave van de tragedies van
Seneca. Ook hiervan bezit de KB een exemplaar.
Natuurlijk heeft de tand des tijds het niet ongemoeid
gelaten. Het is wat smoezelig geworden, er zitten vlek
ken op de bladzijden en de band is beschadigd. Maar
het papier is stevig en soepel en het boek laat zich voor
degenen die het Latijn machtig zijn nog goed lezen. De
komende eeuwen zal dat niet veranderen, mits het
zorgvuldig bewaard wordt.
Hoe ouder hoe beter
Hoe komt dat? Tot de 19e eeuw werd papier gemaakt
van lompen. De sterke vezels daarvan geven het papier
een stevige structuur. Het oudste papier bevatte boven
dien vrijwel geen chemische toevoegingen. Papier uit
de 15e en de 16e eeuw is vaak nog van zeer goede kwa
liteit. Door de mechanisering van het fabricageproces
en introductie van chemicaliën werd het in de 17e en
de 18e eeuw al minder. Inderdaad: hoe ouder
hoe beter.
In de I9e eeuw ging het echt mis met het
papier. Door de mechanisering van het druk
proces en de groei van de informatievoorzie
ning nam de behoefte aan papier explosief
toe. Lompen waren niet voldoende voorhan
den, dus zocht men naar een alternatieve
grondstof, die in grote hoeveelheden beschik
baar was. En dat werd hout. Alle papier vanaf
de tweede helft van de 19e eeuw tot nu toe
wordt van hout gemaakt. Nu bevat hout van nature lig-
nine, een stof die na verloop van tijd chemische reac
ties aangaat die leiden tot een afbraakproces in het
papier. Het vergeelt, het wordt bruin, zwak en breek
baar en valt tenslotte uit elkaar. Bij de papierfabricage
werden bovendien al vanaf het einde van de 18e eeuw
zure processen toegepast met gebruikmaking van
onder andere aluin en chloor. De combinatie van ligni-
ne en zuur heeft een verwoestende uitwerking op de
duurzaamheid van het papier. Tot overmaat van ramp
werd dit slechte papier decennia lang bewaard in
woonhuizen, kantoorgebouwen, in oude archieven en
bibliotheekgebouwen op plaatsen waar het te warm
was of te vochtig. Of, wat nog erger is, waar tempera
tuur en vochtigheid sterk wisselden. En het papier leed
onder de toenemende luchtverontreiniging door zwa
veldioxide in de atmosfeer. Deze omstandigheden ver
snelden het proces van verzuring en verval.
Reparatie helpt niet
In de jaren zestig merkten bibliotheken en archieven
dat hun collecties uit de laatste honderd jaar in verval
waren. Reparatie of restauratie hielp niet. Er was iets
anders aan de hand. Een onderzoek naar de omvang
van de schade, de oorzaken ervan en de periode waarin
dit verval zich vooral voordeed gebeurde onder auspi
ciën van het Coördinatiepunt Nationaal Conserverings
beleid (CNC). Dit samenwerkingsverband van het
Algemeen Rijksarchief en de KB werd in 1989 opge
richt. Het CNC heeft veel betekend voor de bewust
wording van de problematiek van het papierverval in
archieven en bibliotheken in Nederland. Uit een groot
schalig onderzoek in 1990 bleek dat het materiaal uit
de periode 1840-1950 er het slechtst aan toe was. Vanaf
1840 werd het papier waarop werd gedrukt en
geschreven steeds slechter, met een dieptepunt tegen
het einde van de negentiende eeuw. Van het papier uit
deze periode in de Nederlandse archieven bleek dat
ongeveer 12% beschouwd moest worden als direct
bedreigd bezit. Voor de bibliotheekcollecties ligt dit
percentage nog hoger: 23%.
Wat er aan de hand was, was duidelijk. Nu konden we
gaan denken aan maatregelen om er wat aan te doen.
Maar zo eenvoudig lag dat niet. Er bestaat namelijk
geen enkele methode om het proces terug te draaien.
Slecht papier kun je niet beter maken.
Ontzuren
Toch zijn er zijn wel manieren om verval van het
papier te bestrijden. Het kan worden ontzuurd door
middel van een chemisch procédé. In Nederland past
de firma Archimascon in Heerhugowaard sinds kort de
Amerikaanse Bookkeepermethode voor massa-ontzu-
ring op grote schaal toe. Zowel van de Rijksarchief
dienst als van de KB ontzuurt dit bedrijf momenteel
materiaal. Helaas kan ontzuring het proces van verval
alleen vertragen. Bovendien zijn er nog veel vraagte
kens bij dit procédé. Hoeveel alkalische reserve moet
er bijvoorbeeld in het papier worden ingebracht om
een optimaal resultaat te bereiken? En heeft deze alkali
sche reserve op termijn geen schadelijke effecten?
Verder is lang niet al het verzwakte papier gebaat bij de
behandeling. Ontzuring is vooral een preventief mid
del: als het papier te zeer verzwakt of brittle (bros) is,
heeft ontzuring geen zin meer. Dus is een zorgvuldige
selectie nodig. Chemische bijwerkingen en mechani
sche schade tijdens de behandeling zijn andere mogelij
ke nadelen. Zo worden bij de Bookkeepermethode boe
ken rechtstandig in uitgewaaierde toestand in een
vloeistof ondergedompeld en op en weer bewogen.
Hierdoor kunnen bladzijden scheuren of kan het boek
uit de band losraken. Tenslotte is ontzuring arbeidsin
tensief en dus duur.
Andere informatiedragers
Een andere methode is eenvoudiger en goedkoper:
documenten, boeken of kranten verpakken in zuurvrije
mappen of dozen en opslaan in magazijnruimtes waar
klimaatbeheersing aanwezig is en vervolgens deze
materialen niet meer voor raadpleging beschikbaar stel
len. In dat geval moet tenminste de inhoud beschikbaar
gemaakt worden door deze over te zetten op een ande
re informatiedrager. Micro-verfilming is daarvoor een
goede methode: een microfilm kan een paar honderd
jaar mee, mits hij van goede kwaliteit is en koel
bewaard wordt. Bovendien zijn ze snel en gemakkelijk
te digitaliseren.
Keuzes maken
Het grote probleem bij zowel bibliotheken als archie
ven is dat het om zulke reusachtige hoeveelheden gaat.
Vele miljoenen boeken, kranten, tijdschriften en
geschreven documenten zijn in gevaar. Het leek bij
voorbaat onmogelijk om met welke methode dan ook
>- 4
hel hele pro
bleem in een
keer op te los
sen. De KB deed
voor de biblio
theken diverse
onderzoeken
om een verant
woorde keuze uit het totale aanbod te kunnen maken.
Dit resulteerde in twee rapporten: 'Het behoud van de
Nederlandse boekproductie' (1995) en 'Papieren erf
goed in Nederlandse bibliotheken', (1996). Beide
boden een aanknopingspunt voor gerichte actie, in de
eerste plaats gericht op Nederlandse boeken en docu
menten. Want hoewel het streven is om tot internatio
nale afspraken te komen bestaat het idee dat elk land
voor zijn eigen papieren erfgoed moet zorgen. De
nadruk moest liggen op de periode tussen 1840 en
1950. Het was immers aangetoond dat papier uit die
jaren er het slechtst aan toe is. 'Papieren erfgoed' advi
seerde samenhangende collecties voorrang te geven en
te beginnen met literaire collecties. 'Het behoud van de
Nederlandse boekproductie' stelde voor alle boeken uit
de periode 1840-1950 zonder verdere inhoudelijke
selectie in enkele grote bibliotheken te conserveren.
Verder had de conservering van kranten en tijdschrif
ten aandacht nodig. Deze rapporten fungeerden als
basis van het nationaal conserveringsprogramma dat in
mei 1997 van start ging onder de naam Metamorfoze.
Meer vragen
Nu, na twee jaar werken aan het project, blijken veel
zaken op het gebied van massaconservering nog niet
bekend te zijn. Hoe snel gaat het papierverval eigenlijk?
Wat zijn de beste methoden om te digitaliseren? Er zijn
ook praktische vragen over het programma zelf. Als we
klaar zijn met de literaire collecties, welke andere
belangrijke historische collecties zijn dan het eerst aan
de beurt? Hoe moet het met de kranten en tijdschrif
ten? Welke zijn het belangrijkst en moeten na de lande
lijke dagbladen het eerst worden verfilmd? Wat te doen
met prentenboeken, atlassen en kaarten en andere
documenten waarin kleur belangrijk is? Bij microver
filming in zwart-wit gaat er essentiële informatie verlo
ren. Kunnen we die materialen in kleur verfilmen? Kun
je kleurenfilms net zolang bewaren als zwartwit-micro-
filnts? Is ontzuring een goede methode om het originele
boek of document te behouden? Wat zijn de winst- en
verliespunten van ontzuring? Een deel van het geld dat
het ministerie van OC en W beschikbaar heeft gesteld
voor Metamorfoze is gereserveerd voor onderzoek hier
naar. En dit onderzoek moet weer leiden tot nieuwe
Instellingen die literaire col
lecties bezitten, kunnen pro
jectvoorstellen indienen om
deze collecties te conserve
ren. Ze moeten daarvoor aan
een aantal voorwaarden vol
doen. Het ministerie ver
goedt 70% van de kosten. De
term literair' is breed opge
vat. Naast archieven van
auteurs als Multatuli en
Frederik van Eeden, worden
uitgeversarchieven, archie
ven van literaire genoot
schappen. oude kinderboe
ken. volksliedjes, kinder
prenten. auteursbibliotheken
en verzamelcollecties van
schrijvers eveneens als literai
re collecties bescnouwd. Op
dit moment lopen er 65 con
serveringsprojecten in 20
verschillende bibliotheken,
archieven en musea over het
hele land verspreid.
Tweemaal per jaar kunnen
projectvoorstellen worden
ingediend. In 1 999 bestaat
die mogelijkheid nog vóór 1
oktober voor het project
Literaire Collecties.
Met het door het ministerie
beschikbaar gestelde geld
wordt ook een deel van de
gedrukte boeken uit de
periode 1 840-1 950 gecon
serveerd. In eerste instantie
gaat het om boeken die zijn
uitgegeven tussen 1 870 en
1 899 en die te vinden zijn in
drie grote bibliotheken. De
kwaliteit van het papier was
in deze tijd het allerslechtst
en de drie bibliotheken
bezitten samen driekwart
van de boeken die nog uit die
periode over zijn. Dit is het
project Behoud Nederlandse
Boekproductie (BNB). Het