Ook de 'hoe en waf -archivaris zal op gezette
tijden naar het waarom moeten vragen
16
17
non est in actis, non est in mundo.
Wat niet op schrift staat, bestaat niet.
De (on)bewuste keuze iets in aanmer
king te laten komen voor archivering,
noem ik archivalisering. De ene cul
tuur beschouwt een direct na de ge
boorte gestorven baby een archivalisch
feit en archiveert het, de andere niet.
Eerst moet het zoeklicht van de archi
valisering iets in de wereld om ons
heen bestreken hebben, voordat we
overgaan tot het registreren, vastleg
gen, opbergen, met andere woorden
eerst archivalisering dan archivering.
Door dit onderscheid tussen archivali
sering en archivering krijgen we beter
zicht op de sociale en culturele facto
ren, de normen en waarden, de ideo
logie, de software of the mind, die de
creatie van archivalia doordringen. Als
gevolg van de elektronische archief
vorming kunnen we ons niet meer de
luxe veroorloven rustig af te wachten
tot archieven eenmaal gevormd zijn en
deze dan bewaren. Wat, waarom en
hoe legt men iets in de computer vast?
Zonder antwoorden op deze vragen
worden er nauwelijks archieven ge
vormd en dientengevolge weinig voor
het nageslacht bewaard.
Organisatiecultuur
Ook in de stadia na archiefcreatie,
namelijk de archiefverwerking en het
archiefgebruik, spelen sociale en cul
turele factoren een rol. In de ene
organisatie archiveren mensen anders
dan in de andere en binnen dezelfde
organisatie doen accountants dat
anders dan juristen en die weer anders
dan de ingenieurs. Waarom? Niet al
leen omdat de wetgeving verschillend
is, maar vooral omdat ze aan andere
sociale en culturele vereisten voldoen.
De archiefwetenschap moet, in samen
werking met de organisatiesociologie,
de organisatie-antropologie en andere
disciplines, ook de mensen en hun
organisatiecultuur onderzoeken, naast
de sociale, religieuze, culturele, poli
tieke en economische context. Derge
lijk onderzoek maakt uitspraken over
een effectieve en efficiënte archiefvor
ming mogelijk, een maatschappelijk
belang in onze informatiesamenleving.
Dat inzicht moet ook worden doorge
geven aan toekomstige archiefgebruik
ers om hen te laten verstaan waarom
de archiefvorming zo gebeurde en niet
slechts wat er gebeurde. Archiefweten-
schappelijk onderzoek moet ook ver
gelijkend zijn: vergelijking tussen
organisaties en vergelijking in de tijd,
naast de internationale vergelijking.
Archiveren is een sociale activiteit.
Iedere burger is zijn eigen archivaris.
Iedereen vormt archieven, bewaart, re
gistreert, selecteert. Hoe vormen men
sen hun eigen archieven? Welke sociale
en culturele factoren bepalen dit? Het
antwoord op die vragen is van groot
belang. Immers, diezelfde mensen vor
men, in hun baan of functie, de insti
tutionele archieven die traditioneel het
voorwerp van archivistische interesse
zijn. En omdat in organisaties de ar
chiefvorming verschuift naar de PC
van de individuele medewerker, is het
belangrijker dan ooit er achter te ko
men door welke archivalisering die in
dividuele medewerker wordt bewogen.
Context, structuur en behoud
Archiefstukken komen binnen, gaan
naar buiten, worden intern gemaakt en
gebruikt. Dit alles gebeurt voortdu
rend uit hoofde van werkprocessen en
handelingen, die aan het archief zijn
context en structuur geven en die de
vorm van archiefstukken bepalen.
Context, structuur en vorm, daar richt
zich de archiefwetenschap in de eerste
plaats op en niet op de inhoud van het
document. De archivaris dient kennis
te hebben van het 'raderwerk van de
oude administratie', aldus de honderd
jaar oude 'Handleiding voor het orde
nen en beschrijven van archieven'.
Dergelijk bestuurshistorisch onderzoek
zal het voor een belangrijk deel moe
ten hebben van studie van de admini
stratieve neerslag, het archief. Voorzo
ver deze tot het verleden behoort be
dient de archiefwetenschap zich van de
methoden en hulpwetenschappen van
de historische wetenschap: bestuurs-
en rechtsgeschiedenis, heuristiek,
paleografie, diplomatiek en ar-chief-
kunde. Dergelijke vakken bieden de
sleutel tot ontsluiting van de bronnen.
Meer dan vroeger wil ik het archief-
wetenschappelijk onderzoek van
organisaties en hun werkprocessen
richten op het heden, op levende
organisaties en op de toekomst, op nog
niet-bestaande ideaal-typische organi
saties. Daarbij kan de archiefweten
schap niet buiten inzichten en meth
oden van andere disciplines als infor
matie- en communicatiewetenschap,
bestuurskunde, bedrijfskunde, sociolo
gie, economie, rechtswetenschap.
De toekomst van het archief hangt af
van het succes van het streven naar
digitale duurzaamheid: bewaring en
bescherming van de archiefbescheiden
en van de context en structuur van het
archief. Te allen tijde moet kunnen
worden vastgesteld binnen welk werk
proces en onder wiens verantwoorde
lijkheid de stukken zijn ontvangen of
opgemaakt en de samenhang met de
andere archiefbescheiden. Deze prio
ritaire aandacht voor context, struc
tuur en behoud voor de toekomst
kenmerkt de archiefwetenschap ten
opzichte van de documentaire informa
tiewetenschap en de communicatiewe
tenschap.
De gebruiker krijgt de context en
structuur van het archief meestal
slechts op papier of op zijn scherm te
zien. De aanblik van het archief als
fysieke structuur is uit het zicht, opge
borgen en verborgen in dozen in het
archiefdepot. Toch levert dat archiefbe
stand non-verbale informatie die de
gebruiker nodig heeft voor het be
grijpen en waarderen van de inhoud.
Een archief, gevormd in een dynami
sche archivaliserings- en archiverings-
fase verandert in context en betekenis
als het terecht komt in een semi-stati-
sche fase en vervolgens in een archief
instelling. Wat men er bewaart is - om
met de historicus Pierre Nora te spre
ken - niet langer een 'levend geheu
gen' maar een opzettelijk en georgani
seerd 'verloren geheugen'.
Belangenafweging
In 1996 stelde de International Coun
cil on Archives de beroepscode voor
archivarissen vast. Deze code be-
schouwt als de eerste plicht van archi
varissen de bescherming van de inte
griteit van het archiefmateriaal.
Daarnaast moeten zij letten op de
rechten en belangen van archiefeige
naren en van personen die in de stuk
ken worden genoemd en bovendien
denken aan de gebruikers. Hoe deze
belangenafweging moet plaatsvinden,
vertelt de code niet. Wel stelt hij dat
afspraken gemaakt bij de acquisitie
van archieven getrouw en onpartijdig
moeten worden nagekomen. Als echter
de omstandigheden veranderen, aldus
de code, dient de archivaris, in het be
lang van grotere openbaarheid, op
nieuw te onderhandelen over de voor
waarden voor raadpleging. Dit is naar
mijn mening aanvaardbaar als de oor
spronkelijke archivalisering - het archi-
vale zoeklicht van sociale en culturele
waarden - veranderd blijkt te zijn. Wat
een vorige generatie schande vond,
wordt tegenwoordig anders beschouwd.
De archiefwetenschap moet onderzoe
ken welke plaats ethische maatstaven
in het archivarissenwerk innemen, hoe
deze naar plaats en tijd verschilt en
waarom. Eigen normen en waarden
zijn van grote betekenis in de ontwik
keling van een professie. Ik zal dan ook
zeker in onderwijs en onderzoek aan
dacht geven aan de beroepsethiek.
Zeker nu straks de Wet bescherming
persoonsgegevens, een aangescherpte
Archiefwet 1995 en andere regelingen
van Europese en Nederlandse makelij
archivarissen bij overheids- en private
instellingen meer dan ooit zullen
plaatsen voor moeilijke belangenafwe
gingen, onder meer ter bescherming
van de privacy.
Memoricide
Tal van archieven zijn verloren gegaan
ten gevolge van onachtzaamheid. Veel
gevaarlijker is de ideologische archief
vernietiging. Wie zich in de geest een
beeld van het verleden heeft gevormd
en daaraan wil blijven geloven, kan de
historische waarheid moeilijk aanvaar
den. Een hele samenleving kan door
'politics of memory' worden aangetast:
het Vichy-syndroom, de omgang met
bezetting en dekolonisatie, het mis
bruik van het verleden in Noord-Ier-
land, Kroatië, Bosnië. De met de
actuele politieke, culturele, religieuze
visie niet overeenstemmende getuigen
en getuigenissen worden verdonkere
maand, verdrongen, vervalst of ver
nietigd. Zelfs op monumenten en
documenten wordt etnische zuivering
toegepast: mémoricide. De archiefwe
tenschap behoort zich dan ook te rich
ten op pathologische aspecten van
archivalisering.
De geest boven de materie
Is archivistiek eerder techniek dan we
tenschap? Hoort zij thuis in de stage
en niet in de collegezaal? Er zijn archi
varissen die de theorie van de archivis
tiek 'kapsones over kasten' noemen.
Ook hier in Nederland, waar de Hand
leiding de theorie al vroeg - te vroeg -
instrumentaliseerde. Archivistica ap-
plicata en archivistica pura zijn echter
geen tegenstellingen, veeleer liggen ze
in eikaars verlengde. Iedere practicus
gaat uit van aannames en ideeën,
neemt ze vaak voetstoots voor waar
aan, zonder naar de geest boven de
materie te vragen. Ook de 'hoe en
wat'-archivaris zal op gezette tijden
naar het waarom moeten vragen en
leren die vraag te stellen, zich moeten
laven aan de archieftheorie om uitdro
ging in het dagelijkse management te
voorkomen. Al was het maar om de in
de informatiemaatschappij zo snel
verouderende praktische kennis bij te
tanken vanuit de theorie.
Een archivaris zal behalve in archief-
theorie, -methodologie en -praktijk,
ook gevormd moeten worden in het
management van de primaire functies
van een archiefsysteem: vastleggen,
opslag, ordening, beschrijving, selectie,
overdracht, conserveren en beschik
baarstellen. Dat is niet alles. Hij of zij
moet ook nog thuis raken in de voor
een archieforganisatie ondersteunende
organisatiekunde, planning, perso
neels-, financieel en facility manage
ment. Programma's voor opleiding van
nieuwe archivarissen, voor voortgezette
vorming van ervaren archivarissen en
voor archiefwetenschappelijk onder
zoek zullen èn pure archiefwetenschap
èn de eruditie van archivarissen èn
archiefmanagement moeten omvatten.
De samenwerking tussen de Univer
siteit van Amsterdam, Stichting Ar-
chiefschool en Hogeschool van Am
sterdam maakt deze drieslag mogelijk.
De sociale en culturele archiefweten
schap die ik voorsta, moet bloeien in
een multi- en interdisciplinair klimaat.
In de leerstoelgroep Boek-, Archief- en
Informatiewetenschap zit de archief
wetenschap, net als de deugd, in het
midden. Als Janus trifrons blikt zij
met de boekwetenschap naar het cul
turele erfgoed, met de documentaire
informatiewetenschap speurt zij in
cyberspace, als autonome discipline
kijkt ze iedereen aan.
De vorming van aan de Universiteit van
Amsterdam opgeleide archivarissen ver
schilt wezenlijk van die van de huidige
Nederlandse archivarissen. Door de
verbinding tussen onderzoek en onder
wijs leert de 'archivaris nieuwe stijl' te
denken als archivaris, als archiefweten
schapper autonoom, maar als archiefpro
fessional tegelijkertijd geëngageerd.
Zo'n archivaris is onmisbaar in een
samenleving die archivaliseert.
In opdracht van de Stichting Anhiefschool
en de Rijksarchiefdienst werkt Ketelaar
aan een stelsel waarin kleine teams van
afgestudeerden, promotie-assistenten en
ervaren archivarissen - door hun
werkgevers voor enkele maanden gede
tacheerd - archiefwetenschappelijk
onderzoek verrichten. Binnenkort
presenteert Ketelaar het archiefwezen een
proeve Van de onderzoeksagenda.
Samengevat door Laurens Priester, met dank
aan F.C.J. Ketelaar voor de bereidheid de tekst
voor het uitspreken van de oratie ter inzage te
geven. De volledige tekst bedraagt 28 pgs en
wordt uitgegeven door Samson.
102/9 NOVEMBER 1998