t
„De enige die De Gaulle in de ogen kan kijken"
50 jaar Rijksvoorlichtingsdienst,
heden en toekomst van de overheidsvoorlichting naar aan
leiding van het 50-jarig bestaan van de Rijksvoorlichtings
dienst. SDU Den Haag 1996, ISBN 901208247-1
Opstellen over verleden,
idsv
36
37
Karikatuur ter illustratie van het tegenspel van minister Josef Luns tegen
president Charles de Gaulle ca 1962. Uit archief Europese Beweging inv.nr.
1104 (Foto Algemeen Rijksarchief Den Haag)
gekozen formulering doet enige
afbreuk aan het directe nut van de
gids. Zeker waar het om archieven van
instellingen gaat, suggereert deze
zinsnede een wellicht overbodige
geheimzinnigheid En ook wanneer het
om personen gaat, is de vermelding
'openbaar' in
combinatie met
bovenvermelde
zinsnede enigszins
curieus. In ieder
geval verzekert
deze wijze van
vermelden het
CRPA (Registratie
Particuliere
Archieven) van de
nodige bezoekers
en telefoontjes. En
bovendien bestaat
het CRPA officieel
niet meer, waarom
dan niet gewoon
gesproken over de
studiezaal van het
Algemeen Rijksar
chief?
De samenstellers
hebben er voor
gekozen in principe
Nederlandse
particuliere
instellingen die
bemoeienis met
Europa hebben, in
de gids op te
nemen. Dit wordt in de Inleiding
keurig verantwoord. Voor Europese
particuliere instellingen die in Neder
land gevestigd zijn, is echter een
uitzondering gemaakt. Dit heeft tot
gevolg dat bijvoorbeeld het archief van
de Women's International Studies
De Rijksvoorlichtingsdienst is verant
woordelijk voor de voorlichting over
het Koninklijk Huis, het algemeen
regeringsbeleid en de minister
president. De RVD is daarmee een
zeer belangrijke schakel tussen de
regering en de media in Nederland en
het buitenland. In deze bundel geven
enkele deskundigen die betrokken zijn
en waren bij de overheidsvoorlichting
een impressie van hun ervaringen
met deze overheidsinstelling. 'De over
heid, dat zijn wij' wordt ons altijd
voorgehouden. Voor een deel is dat
zeker waar. En de overheid bestaat
niet. Ze bestaat uit een optelsom. De
stedelijke overheid beweegt zich in een
andere arena dan de landelijke of
provinciale. De regering, het Konin
klijk Huis heeft te maken met interna
tionale verhoudingen, maar ook met,
zoals dat heet, de lagere overheden en
Europe (WISE), een Europese instelling,
weliswaar in Nederland gevestigd maar
gefinancierd met geld van de Europese
Unie, wel in de gids is opgenomen.
Maar had de gids dan niet evengoed
een uitzondering dienen te maken
voor weliswaar buiten Nederland
gevestigde Europese instellingen
waarvan het archief zich echter in
Nederland bevindt. Had men hiervoor
gekozen, dan zou bijvoorbeeld ook het
zich op het Internationaal Instituut
voor Sociale Geschiedenis (IISG) te
Amsterdam bevindende archief van het
in Brussel gevestigde Europees
Verbond van Vakverenigingen (EVV)
in de gids een plaats hebben kunnen
krijgen. Laatstgenoemd archief is juist
voor onderzoekers die zich, in eerste
instantie, beperken tot zich in Neder
land bevindende archieven, een
'Fundgrube' omdat dit archief een
schat aan materiaal bevat dat betrek
king heeft op de instellingen van de
Europese Unie en voorlopers.
Als laatste punt van kritiek zou ik
willen vermelden dat de adreslijst van
de in de gids vermelde instellingen
ietwat ouderwets aandoet. Het zou
geen overbodige luxe zijn geweest om
ook de faxnummers en vooral de e-
mailadressen van deze instellingen te
vermelden.
Bouwe Hijma
Internationaal Instituut voor Sociale
Geschiedenis
uiteraard tal van maatschappelijke,
particuliere factoren en actoren.
De samenstellers van het boekje dat
ruim 100 pagina's telt zijn erin
geslaagd in een beknopt bestek de
geschiedenis van de overheidsvoorlich
ting te schetsen. Meer pretenderen de
auteurs ook niet. Maar het boekje laat
wel zien wie aan het roer stonden, wat
hun beleid was, hoe zij dachten over de
rol van de overheidsvoorlichter.
Duidelijk komt tot uiting dat de
maatschappij echt niet ophield bij de
RVD. De instelling hield gelijke tred
met de maatschappelijke ontwikkelin
gen. Ja misschien toch wel met een
Minister van Buitenlandse zaken J.M.A.H. Luns en Europees Commisaris dr. S.L. Mansholt in gesprek in
de Ridderzaal te Den Haag 22 februari 1963. foto collectie Anefo, Algemeen Rijksarchief Den Haag
vertraagde reactie. Na de oorlog
opgericht, met de oorlogspropaganda
en wat daarmee werd aangericht nog
vers in het geheugen, mocht de
instelling geen instrument worden van
het regeringsbeleid of erger nog
uitgroeien tot propaganda-apparaat.
Het boekje doet bondig uit de doeken
hoe de regering en de politieke partijen
van die dagen zich bewust van de
democratische beginselen de commis
sie Van Heuven Goedhart instelde die
de lijnen uitzette voor de voorlichting
zo-als die in Nederland gevoerd moest
worden, rekening houden met het
maatschappelijke krachtenveld van die
tijd.
De organisatie van de RVD is sinds
dien niet wezenlijk veranderd. Het
denken over een efficiënte en effectieve
manier van voorlichting geven bleef
binnen en vooral buiten de RVD de
gemoederen danig bezighouden. Nog
tot ver in de jaren tachtig zouden de
aanbevelingen en richtlijnen van de
commissie Van Heuven Goedhart in
voorlichtingsland stof tot verhitte
discussies geven. In onze tijd wordt
onomwonden gesteld dat voorlichting
een van de beleidsinstrumenten is. Het
boekje geeft aan dat daaraan een lange
weg is voorafgegaan: 'voorlichten is
het verschaffen van informatie, het
daarbij geven van een samenvatting,
verklaring en toelichting' tot over
heidscommunicatie in de ruimste zin
des woord, waarin inbegrepen pr,
reclame, promotie, gedragsbeïnvloe
ding, hulp bij besluitvorming, partici
patie, onderzoek etc.
In het boekje maken we nog eens de
geboorte mee van 'Het gesprek met de
Minister-president', een uitvinding van
premier De Jong, door premier Van
Agt vermaakt tot a-politiek cabaret en
gelukkig door Wim Kok terugge
bracht tot wat het hoort te zijn: het
geven van heldere informatie. In het
boekje wordt ook naar de toekomst
geblikt: de steeds maar sneller wor
dende overdracht van informatie in
tekst, beeld en geluid.
Interessant is het hoofdstukje over de
verhouding met de journalistiek. Er is
in Nederland een gezonde spanning
tussen overheid en journalistiek. Ver
tegenwoordigers van overheidsinstel
lingen en journalisten hebben ieder
hun eigen verantwoordelijkheid. Dat
moet zo blijven. De Nederlandse
overheid heeft een verankerde actieve
informatieplicht (Wet Openbaarheid
van Bestuur en uiteraard de Archief
wet). In een apart hoofdstuk wordt
nog eens de geschiedenis 'moet er wel
overheidsvoorlichting zijn', passieve
overheidsvoorlichting en actieve over
heidsvoorlichting op een rijtje gezet.
Daarmee wordt tegelijkertijd de ge
schiedenis van de RVD weergegeven.
Tjeenk Willink belicht de rol van de
overheid en de burger. Hij verlegt het
accent meer naar een luisterende over
heid. Dat is voor vele beleidmakers
toch even wennen. Hij vindt dat
overheidcommunicatoren een duide
lijke antennefunctie moeten hebben.
Het boekje bevat voorts bijdragen van
de al genoemde Piet de Jong, de oud
directeur van de RVD M.D.J. van der
Voet en diens opvolger Ed van Wes-
terloo. Natuurlijk komt de legenda
rische Gijs van der Wiel ook aan het
woord. Voor mij blijft hij de goeroe
van de overheidsvoorlichting: oncon
ventioneel, kritisch ten opzichte van
zichzelf en zijn 'eigen' RVD, humor
vol, eigenlijk precies wat een over
heidsvoorlichter moet zijn. In een op
geschreven 'ronde-tafel-gesprek' met
bovengenoemden, geleid door Paul
Witteman, krijgt de lezer een kijkje in
de keuken: oral history uit de eerste
hand.
Het boekje is niet alleen interessant
voor historisch geïnteresseerden, maar
zeker ook voor archivarissen die oog
hebben voor publiciteit, voorlichting
en pr. Archivarissen zijn immers
vertegenwoordigers van overheidsin
stellingen met een eigen netwerk,
waarbij zaken aan de orde komen die
in dit boekje worden beschreven.
André Hirs,
voorlichter Gemeentearchief Amsterdam
102/8 oktober 1998