ratuur
Litera-
dr. A. van Hulzen
A. van Hulzen, De Grote Geus en het falende Drieman
schap,Verloren, Hilversum, 1995. geïllustreerd. ISBN 90-6550-500-8; 142 p.fl. 29,50.
Ton Oosterhuis, Lumey de vossestaart. Admiraal van de
Geuzen,
r>tt~
;-A~pn' "Uw- ju
r'A'
yij cm i irnkff r/iT'114 &i~
31
RECENSIES
Bert Bakker, Amsterdam, 1996. ISBN 90-351-1778-6, 253 p. fl- 39,90.
beschouwen als een nadere uitwerking
en bewerking van de conclusie die hij
in zijn dissertatie trok. Volgens Van
Hulzen speelde Brederode, bijgenaamd
'de Grote Geus', in de periode tot
1568 een aanmerkelijk belangrijker rol
dan Willem van Oranje'. Mede door
Brederode's dood dat jaar zou Oranje
gedwongen zijn openlijk de leiding van
de Opstand op zich te nemen. Een vi
sie, die prof.dr. K.W. Swart in ver
schillende artikelen en in zijn biografie
over Willem van Oranje met hem
deelt, maar waar Van Hulzen nergens
naar verwijst2. Naast Oranje waren het
de edelen Egmond en Hoorne die
volgens hem tekort schoten en het
boek zijn bijzondere ondertitel van 'het
falende driemanschap' verleende. Met
deze publikatie leek in eerste instantie
te zijn voldaan aan de wens van dr.
H.F.K. van Nierop om een biografie
van Brederode3. In vergelijking met
het boek van Oosterhuis is het opmer
kelijk dat Lumey bij Van Hulzen
geheel buiten beschouwing blijft.
Een aanzet tot de in dit nieuwe boek
behandelde materie was eerder al te
lezen in Van Hulzens eigen - overigens
nergens uit geciteerde - tijdschriftarti
kel 'Vianen, middelpunt van het verzet
1566-1567'4. Hij slaagt erin om op
een heldere, duidelijke manier over
politiek soms ingewikkelde zaken te
schrijven. Zo nodig verdeelt hij daar
voor de drie hoofdstukken in korte,
afgeronde onderdelen. Een achterin
het boek opgenomen 'chronologisch
overzicht' van de elkaar vaak snel op
volgende gebeurtenissen voorkomt dat
de lezer de draad kwijt raakt.
Een blik op het notenapparaat maakt
duidelijk dat er voor dit boek weinig
nieuw literatuur- en archiefonderzoek
is gedaan. Doordat Van Hulzen geen
gebruik maakt van de dissertatie van
Van Nierop en diens artikel 'Edelman.
Bedelman. De verkeerde wereld van
het Compromis der edelen', zijn de
onderlinge familie- en patronagerela
ties van de edelen van het Compromis
onvoldoende aangegeven5. Hetzelfde
geldt voor het themanummer van
Spiegel Historiael over de Nederlandse
Opstand, 1555-15886, dat hij evenmin
raadpleegde. Een gemis, omdat een
aantal deskundige auteurs hierin hun
recente onderzoeksresultaten in be
knopte vorm presenteren. Verwijzin
gen naar het archief van de Staten van
Utrecht kloppen sinds een gedeelte
lijke herinventarisatie in 1986 vrijwel
allemaal niet meer. Het meest be-
Hoewel er al veel over de Opstand is
geschreven, inspireert dit tijdvak nog
steeds auteurs tot het publiceren van
nieuwe boeken. De twee hier te be
spreken publicaties over de beginjaren
van deze oorlog concentreren zich op
de rol van twee edelen. Hendrik Bre
derode (1531-1568) en Willem van
der Marck, graaf van Lumey 1542-
1578) zijn representant van de hoge
respectievelijk de lage adel en volle ne
ven van elkaar. Door vanuit de optiek
van deze hoofdrolspelers te schrijven,
vormen beide boeken een welkome
aanvulling op de bestaande literatuur.
Het boek van dr. A. van Hulzen is te
zwaarlijk is wel dat Van Hulzen bij
verwijzingen naar tijdschriftartikelen
volstaat met verkorte aanduidingen
zonder daarbij de titel, al of niet met
auteursnaam, volledig te noemen. Om
deze te achterhalen moet men de in de
dissertatie opgenomen literatuurlijst
ernaast leggen. Verder komt het voor
dat in noten op verschillende wijze
wordt geciteerd, waarbij de verkorte
vorm soms eerder dan de volledige
wordt gebruikt. Citaten uit eigentijdse
bronnen worden geregeld niet verant
woord. Het boek wordt afgesloten met
een personenindex, die als enige be
zwaar heeft, dat wanneer in de tekst
met de achternaam is volstaan, de
naam in afwijking van de daarvoor
geldende regels ook in de index niet
volledig met voornaam/voorletters en
titulatuur wordt vermeld.
Al met al is dit boek, ondanks dat de
bronvermeldingen beter hadden
gekund, het zoveelste bewijs dat de
inmiddels hoogbejaarde Van
Hulzen nog steeds
op een boeiende
wijze weet te schrij
ven. Dat ook hij wel
eens een vergissing
begaat, zoals op p.
99, waar hij schrijft
dat het Hof van
Utrecht troepen
wierf, waar dit
natuurlijk de Staten
moeten zijn, doet hier
niets aan af. Behalve
om zijn inhoud is het
boek ook waardevol
vanwege de vele goed
verzorgde illustraties.
te veel gebruik te maken van eigen
tijdse bronnen van met name tegen
standers van Lumey, lukt het hem
soms onvoldoende om afstand van zijn
hoofdfiguur te nemen. Ook gebeurt
het dat hij zonder duidelijke bewijzen
aan te voeren er bij gruwelijke gebeur
tenissen op voorhand vanuit gaat, dat
Lumey daaraan schuldig was. Daar
naast dwingt het respect af hoe
Oosterhuis het verhaal van Lumey op
grond van uitgebreide literatuurstudie
verweeft met de geschiedenis van de
beginjaren van de Tachtigjarige
Oorlog.
Mag de beschrijving van Lumey soms
te wensen overlaten, dit geldt aller
minst voor Oosterhuis' conclusie in de
Epiloog, die glashelder geformuleerd
en overtuigend is. Daarin toont hij aan
dat het gevaar bestaat dat Lumey's
verdiensten overschaduwd worden
door zijn talrijke misdaden. Noch de
li.*-yr .7 M.t-'-J)
Omdat Ton Oosterhuis
gedeeltelijk dezelfde
geschiedenis als Van
Hulzen beschrijft, ontkomt
een recensent er niet aan de
aanpak en de beschrijving van dezelfde
gebeurtenissen met elkaar te verge
lijken. Daarbij valt op dat waar Van
Hulzen zakelijk constaterend be
schrijft, de historicus-socioloog
Oosterhuis - vermoedelijk mede door
zijn journalistieke werkzaamheden -
herhaaldelijk sensationeler en soms
suggestief te werk gaat. Door relatief
f_v -~V/ TTf.Ci
\ty-A-r
rtltJlf,
"i M
j4-> -
.1 'V-"y
der Marck, 12 mei 1572 waarm^
de stad tegen het geweld van
Brief van Wilhe'^[f£?",e vertrekken om de sta
moord op geestelijken, waarvan de
martelaren van Gorinchem (9 juli
1572) en Cornelis Musius (10-11
december 1572) het bekendst werden,
noch plunderingen van de burgerij
waren de werkelijke aanleiding voor
het ontslag van Lumey als gouverneur
van Holland, een functie die hij door
zijn krijgsverrichtingen als aanvoerder
van de geuzen had verworven. In zijn
gewelddadige optreden als zodanig
onderscheidde hij zich maar ten dele
van medestrijders als Sonoy. Het was
de komst van Oranje in oktober 1572
in Holland die Lumey tot een man van
het tweede plan maakte. Een rolver
wisseling, die hij als edelman niet
wenste te accepteren. Daarmee begon
een nieuwe tijd, waarin de adel in
dienst trad van de Staten en Oranje
met burgers het aanvankelijk door de
edelen begonnen werk voortzette.
Wat zijn bijnaam "de vossestaart"
betreft, zij nog opgemerkt, dat dit een
veel door bedelaars gedragen attribuut
was7. Het gebruik hiervan als herken
ningsteken door Lumey en zijn solda
ten lijkt op het dragen van een bedel
nap door de Geuzen, nadat zij de
eretitel 'geuex' (bedelaars) hadden
aangenomen.
Aan het slot van het boek zijn vier
stambomen opgeno
men inzake de familie
Van der Marck, de
relatie tussen Van der
Marck en Brederode,
een schema van de
familiale betrekkin
gen van de Neder
landse edelen en het
geslacht Van
Duvenvoorde in de
16de eeuw.
Wat het bronnen
gebruik betreft,
valt op dat dit
voor een belang
rijk deel is geba
seerd op bestaan
de, zij het meer
recente literatuur
dan bij Van
Hulzen. Het is echter
onduidelijk welke criteria de
auteur voor de annotatie hanteerde.
Nu eens geeft hij verantwoording in
noten dan weer ontbreken deze alinea's
lang. Er is nauwelijks nieuw archief
onderzoek voor dit boek gedaan en
waar dit is gebeurd, zijn de verwijzin
gen ronduit cryptisch en niet als zo
danig in de Overzichten van de archieven
en verzame-lingen in de openbare archiefbe
waarplaatsen in Nederland terug te
hii voorstelt om met enige
h Alva te beschermen
102/7 SEPTEMBER 1998