De rijksarchivaris stelde dat het verzamelen van aanschouwelijke voorstellingen uit het verleden een bezigheid (is), die meer op het terrein van een directeur van een historisch museum of een prentenkabinet lijkt dan dat van een archivaris 6 7 regeling met de Universiteit van Nij megen. Alleen de NCRV wilde niet meedoen. Toen de oorlog uitbrak was Luistervinken van de AVRO ook in het archief met de lange naam (foto: NAA) lol er echter al af voor de AVRO en VARA. De situatie voor het archief werd nog nijpender: het had geen onderdak voor de 76 grammofoonpla ten in zijn bezit en de Werkgemeen schap voor Wetenschappelijke Organi saties gaf een negatief advies over de doelstellingen. Pas in 1951 zou het archief door dr. Kaiser uit zijn Doorn- roosjeslaap worden gewekt. Actieve producenten Terwijl het NCF en het Algemeen Ne- derlandsch Archief voor Taal en andere Uitingsbewegingen eigenlijk alleen maar bezig waren geweest met het verzamelen - en dat zelfs met beperkt succes - déden de producenten ten minste iets met hun archiefmateriaal. Jubilea waren altijd een goede aanlei ding om archiefbeelden van de plank te halen. In 1938, toen Wilhelmina haar veertigjarig regeringsjubileum vierde, ontwikkelde Profilti een spe ciaal procédé om oude beelden op natuurlijke wijze te tonen - waarschijn lijk werd er van elk tweede of derde beeldje eentje extra geprint. Tien jaar later, toen Wilhelmina afstand deed van de troon, ging Willy Mullens nog een stap verder en liet oud materiaal, namelijk de 68mm beelden die de Mutoscope Biograph Company vóór de eeuwwisseling had gemaakt, op een nieuwe drager overzetten. Het aardige aan de film Uit de oude doos (1948) is dat het een van de eerste, zo niet de allereerste, was, waarin het conserve ren van films als zodanig centraal stond. Men kon zien hoe in het labo ratorium (van Haghe Film, waarvan Mullens directeur was) de oude beel den op het. incourante 68mm formaat zonder perforatie opnieuw werden gefotografeerd en vervolgens op het gangbare 3 5 mm bioscoopformaat (met perforatie) overgezet. Daarnaast liet de film een reconstructie van een filmver toning anno 1900 zien (zie 'Een vak apart', pag. 35). Gezamenlijk lobbyen Na de oorlog kwam er overigens een nieuwe speler in het veld: het Neder lands Filmmuseum. Eerst nog Neder- landsch Historisch Filmarchief geheten en in 1946 opgericht door Piet Meerburg en Paul Kijzer, ontwikkelde het Filmmuseum zich onder leiding van Jan de Vaal tot een echt filmar chief. Er ontstond een innige samen werking met het 'archief met de lange naam', door dr. Kaiser nieuw leven ingeblazen en nu Beeld- en Klankar chief geheten. Gezamenlijk lobbyden zij richting overheid, want het opslaan en conserveren van av-materiaal kostte geld. Twee elementen vallen daarbij op. Allereerst leefde bij het bestuur van het Beeld- en Klankarchief dui delijk het besef dat de waarde van film als bron voor de wetenschap aange toond diende te worden, wilde de overheid met geld over de brug ko men. Het kreeg hiertoe zelfs financiële steun van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onder zoek (ZWO). De sociaal-psychologi sche benadering die voorzitter prof. Buytendijk voorstond, bleek echter geen succes. Een doorbraak hierin kwam pas in de jaren zestig en zeven tig. Een tweede belangrijk element was het besef dat er overal in den lande av-materiaal lag te wachten om in kaart te brengen. Zo maakte het Beeld en Klankarchief in 1955 lijsten van bij Polygoon aanwezig materiaal en hield het een enquête onder amateurfilmers. Het Beeld- en Klankarchief verwachtte dat dezen iets te bieden hadden dat professionele films niet hadden: "Juist daar wordt dikwijls gefilmd wat is en niet wat men zou wensen, dat er was." In 1957 ten slotte verscheen een over zicht van in Nederland aanwezige ambachtsfilms. Dit soort activiteiten waren overigens voor het nieuwe bestuur aanleiding om nogmaals van naam te veranderen: Stichting Beeld en Klankdocumentatie. Begin jaren zestig had het afscheid genomen van dr. WILLY MULLENS. Willy Mullens, een grote naam in de film-business. Hier op de cover van het tijdschrift De Filmwereld uit 1919. Dit tijdschrift bevindt zich in het Nederlands Filmmuseum (foto: collectie auteur) Louise Kaiser maar vond in de persoon van de historicus prof. Frits de Jong Edz. een nieuwe gangmaker. De al genoemde enquête onder gemeentear chieven was een van de blijken van dit nieuwe elan. Overheid wordt actief Intussen was de overheid tot de con clusie gekomen dat ze inderdaad iets moest doen. In 1956 had de Algemeen Rijksarchivaris het ministerie van OK&W een rapport gestuurd waarin hij stelde dat "het verzamelen van aanschouwelijke voorstellingen uit het verleden een bezigheid [is], die meer op het terrein van een directeur van een historisch museum of een prenten kabinet lijkt dan dat van een archiva ris." In datzelfde rapport werd echter wel melding gemaakt van een Rijks- filmarchief, dat onder de Rijksvoorlich tingsdienst viel en dus door het ministerie van Algemene Zaken werd gefinancierd. Het ontstaan van dit archief betekende dat de overheid weliswaar geld beschikbaar stelde voor het verzamelen en veiligstellen van films, maar dat voor opname alleen "door het rijk of met subsidie van het rijk vervaardigde films met inbegrip van het wekelijkse filmjournaal" (aldus de Algemeen Rijksarchivaris) in aanmerking kwamen. Overigens gold dit ook voor de collectie van het NCF - die was immers in 1933 aan het Rijk geschonken - en het 'vijandelijk' filmmateriaal dat na de bevrijding in Nederland en Indonesië in beslag was genomen en aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie behoorde. Dat het Filmmuseum niet blij was met deze ontwikkeling spreekt voor zich. Omroepen uit de vergetelheid Het talloze door de omroepen gepro duceerde av-materiaal was met dit alles een beetje in de vergetelheid geraakt. Dat veranderde in de jaren zestig, toen naast de radio ook de tele visie een massamedium werd. Maar eerst eiste de radio de aandacht op. In 1961 kwamen de Nederlandse Radio Unie en het Historisch Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht overeen om het zogenaamde schaduwarchief, bestaande uit plm. 20.000 gesneden platen (op deze wijze werd in het tijdperk vóór de bandrecorder geluid geregistreerd), bij het instituut onder te brengen. Hiermee begon een perio de van goede samenwerking tussen beide partners. Het werd het instituut toegestaan voor wetenschappelijke doeleinden open-net-registraties te maken en deze aan derden beschikbaar te stellen. Begin jaren zeventig, toen het archief evenals Beeld en Klank documentatie, was opgegaan in de Stichting Film en Wetenschap (SFW) maakten ook enige gemeentearchieven van deze regeling gebruik. Bij televisie lag de zaak echter anders. In Hilver sum werkte men weliswaar met Ampexbanden, maar elders in Neder land had video nog nauwelijks zijn intrede gedaan. SFW-medewerker Rolf Schuursma (zie ook: 'Oral History', pag....) en de gemeentearchivaris van Rotterdam, Renting, riepen - eerst informeel - een groepje van betrok kenen bijeen om de mogelijkheid tot een centraal depot voor gemeentear chieven te bespreken. Het ging daarbij vooral om de beschikbaarheid van televisieregistraties. Afgezien van de kostenaspecten en de rechtenkwesties, vooronderstelde dit het bestaan van een functionerend televisie-archief. Kapitaalvernietiging door recycling In 1973 ontstond er nogal wat onrust, toen bekend werd dat banden met televisie-programma's gewoon werden overgespeeld. Ze kostten nu eenmaal 900 gulden per stuk en op die manier had je tenminste nog iets aan een oud programma - zo luidde de redenatie. Later zou dit in Hilversum bekend worden als het Ja Zuster, Nee Zuster- syndroom. Het was aanleiding voor PvdA-Kamerlid Joop Voogd om de minister van CRM een vraag te stellen. In zijn antwoord verwees minister Van Doorn naar de samenwerking tussen SFW en de NOS ten aanzien van ra dio-opnamen. Over de televisie meldde hij: "Van de Nederlandse televisie programma's worden sinds U/2 jaar de belangrijkste, eveneens van politieke en wetenschappelijke aard, op video band overgeschreven. Ook dit ge schiedt door de SFW. Wegens de hoge kosten voor de aankoop van beeld banden moet uit het programma-aan bod een strenge selectie gemaakt worden." Wat Van Doorn niet ver telde, was dat de omroepen er inmid dels zelf achter waren gekomen dat de besparing van 900 gulden door de recycling van een Ampexband een enorme kapitaalvernietiging beteken de. Zij waren al tot een interne rege ling inzake het bewaren van televisie uitzendingen gekomen, maar wensten onder geen beding pottenkijkers van buitenaf. Er waren ook curieuze kapers op de kust: zo lobbyde een Maast richtse ondernemer via D'66 kamerlid Beekmans om een av-archief in Limburg te vestigen, als onderdeel van de Wiedergutmachung na de sluiting van de mijnen. Via de kabel zouden de beelden dan naar de rest van Neder land gedistribueerd moeten worden. Wat is er gemaakt? Het overleg van Schuursma en Ren ting produceerde in 1977 een nota over een Stichting Audiovisueel Archief i.o., kortweg de SA VA. Het rapport onderkende de noodzaak voor twee lichamen: een Centrale Instantie voor opsporing, documentatie en informatie en een Centraal Depot. Voor de eerste was aan SFW gedacht, voor de tweede was het Filmmuseum de ideale instantie. Onder de deelnemers aan de SAVA waren de voornaamste gemeen tearchieven, de Rijksarchiefdienst, de 102/6 Augustus 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 5