N ieuws if Naar een deltaplan voor audiovisuele media 32 Bericht van de Projectgroep ABS/Archeion 33 Een studiedag als presentatie van de Nationale in ventarisatie audiovisuele collecties Audiovisuele media zitten in de lift. Een groot aantal instellingen, waaronder veel archiefdiensten, zien steeds meer het belang van films, videotapes en geluidsbanden in. Op tal van plaatsen vertoonde historische films krijgen doorgaans veel belangstelling. Oral history bloeit als nooit tevoren. Toch zijn er grote zorgen voor de toekomst van deze zo belangrijke beeld- en geluidsdragers en dus ook van de daarop vastgelegde informatie. Het betreft immers kwets baar materiaal, dat - als het niet op de juiste manier wordt bewaard - snel vervalt. Dat betekent dat er geen garantie voor het behoud en de toegankelijkheid van onze av- collecties op langere termijn is. Ook de Raad van Cultuur maakte zich zorgen over deze situatie. Op 26 maart 1998 bracht de Raad daarom advies uit aan staatssecretaris Nuis van Cultuur met als titel Jesserun (voorzitter van de Raad voor Cultuur) en Hoogenkamp tijdens de studiedag van het N/1/1 (foto: N/1 A Audiovisuele Collectie Nederland: bron van vreugde, vermaak en zorg. De Raad constateert onder meer dat er een veel actiever beheer moet komen van de in Nederland aanwezige av- collecties. Daarvoor is een onafhankelijk nationaal conser- veringsfonds nodig die de achterstanden in het beheer weg moet werken. Vervolgens zal hetzelfde fonds het collectie- en selectiebeleid van de almaar groeiende berg av-materiaal moeten toetsen en hiervoor middelen beschikbaar stellen. In feite pleit de Raad hiermee voor een nieuw Deltaplan Cultuurbehoud, alleen nu voor audiovisuele media. Een groot probleem is echter de selectie. Niet al het materiaal is immers de moeite waard om bewaard te blijven. Daarnaast moet men nadenken over de vraag hoe zoveel mogelijk materiaal voor zoveel mogelijk geïnteresseerden toegankelijk wordt. Eigenlijk kan dit alleen gebeuren wanneer er een overzicht beschikbaar is van wat zich waar en in welke staat 0r bevindt. Een mooie klus voor het in 1997 opgerichte Neder lands Audiovisueel Archief (NAA), dat de handschoen dan ook opnam en met een initiatief kwam om het Nederlands audiovisuele erfgoed te inventariseren. De projectorganisatie Nationale Inventarisatie Audiovisuele Collecties werd in het leven geroepen, die de opdracht zal uitvoeren. Om dit project aan het publiek te presenteren, organiseerde het NAA op 4 juni een studiedag in de KRO studio in Hilversum, een zeer passende locatie. Als dagvoorzitter trad de projectleider Robert Egeter van Kuyk op. De circa 130 deelnemers, onder wie tien archivarissen, beleefden een afwisselende en bij tijden leerzame dag. Zo schetste Bert Hogenkamphoofd Research bij het NAA en bijzonder hoog leraar Geschiedenis van film, radio en televisie in Utrecht, in een levendig betoog de geschiedenis van het bewaren van films voor het nageslacht in Nederland (zie 'De lange mars', pag. 4). Een verhaal van veel initiatieven, maar ook van veel mislukkingen en tegenslagen. De conservator van het Gronings Audiovisueel Archief, H. Romijn, pleitte op zijn beurt voor regionale archivering van regionaal vervaardigde av-documenten. Verder benadrukte hij het belang van amateurfilms, die vaak met meer liefde en veel meer van binnenuit zijn gemaakt dan professionele films. Op dit punt kwam later F. Cammaert, historicus en programmamaker bij Omroep Limburg, terug. Ook hij maakte bij zijn program ma's veel en met succes gebruik van historische amateur films. Deze films vallen bij het publiek zeer in de smaak en vergroten hun kennis van hun eigen verleden. Er blijkt overigens nog veel av-materiaal aanwezig te zijn; het publiek wordt regelmatig aangespoord om dit ter beschikking te stellen na het zien van andere historische films op tv. Cammaert was minder te spreken over de instelling van sommige professionele conservatoren, die juist huiverig zijn om met materiaal te komen. K. Bossaers, provinciaal histo risch consulent in Noord-Holland, gaf een boeiend verslag van een eerdere speurtocht naar av-materiaal aldaar, die niet altijd over rozen was gegaan: een duidelijke waarschuwing aan het adres van het NAA de inventarisatie niet te licht op te vatten. Daarnaast benadrukte zij het belang van histor ische verenigingen die vaak veel av-materiaal beheren. Na de pauze waren het vooralJ.Jessurun, de voorzitter van de Raad voor Cultuur en Mieke Lauwers, projectcoördinator Nationale Inventarisatie Audiovisuele Collecties, die de show stalen. Jessurun lichtte in zijn toespraak een aantal punten in het advies van de Raad voor Cultuur nader toe. Hij bena drukte dat de Raad zeer positief staat tegenover de proble matiek, maar ook dat zij zich ervan bewust is dat conserve ren een kostbare aangelegenheid is. Daarom bevat het advies enkele duidelijke aanbevelingen. Zo moet er een samen hangend, structureel beleid komen, maar daarnaast een maatschappelijk draagvlak gecreëerd worden. Dit laatste kan het veld zelf ter hand nemen. De bundeling op nationaal niveau in twee instituten, het NAA en het Nederlands Filmmuseum (NFM), is in dit verband een goede zaak. Ook adviseert de Raad om een conserveringsfonds in te stellen dat Mieke Lauwers overhandigt Sonja de Leeuw een eerste exemplaar van de projectfolder onafhankelijk van de belanghebbende instellingen als finan- cieringsloket kan dienen. En voor 't eerst werd ook een be drag genoemd dat - onder het nodige voorbehoud - beschik baar zou komen: 50 miljoen gulden. Mieke Lauwers tenslotte lichtte het inventarisatieproject nader toe. Het zal twee fasen kennen, waarvan de eerste uit een inventarisatie op deelcollectieniveau bestaat. Een belang rijk element vormt hierbij het bepalen van de relatieve waar de van deze collecties. Het rapport dat hieruit voortkomt zal bijdragen aan de politieke besluitvorming omtrent het con serveringsfonds. Behalve in dit rapport, worden de resultaten ook gepubliceerd in de derde editie van de Gids voor historisch beeld- en geluidsmateriaal in Nederland, beide in het voorjaar van 1999 te verschijnen. Tijdens de tweede fase verdiept de inventarisatie zich tot documentniveau, wat een bijdrage zal leveren aan de inhoud van een centrale databank van av-ma- terialen in Nederland, te vergelijken met de centrale cata logus voor boeken (zie: 'Amusement bewaren, waar heb dat nou voor nodig', pag. 19). Einde 2000 moet ook deze fase afgesloten zijn en zal de Collectie Nederland wat betreft audiovisuele media in beeld zijn gebracht. Henk Roosenboom Iets eerder dan met Origin was overeengekomen werd eind maart het nieuwe archiefbeheersysteem ABS/Archeion aan opdrachtgever Rijksarchiefdienst opgeleverd. De leden van de projectgroep konden direct starten met het testen van het systeem aan de hand van het in januari vastgestelde Plan van Aanpak Acceptatietest. De test richtte zich zowel op de inhoudelijke kant als op de vormgeving en resulteerde, zoals viel te verwachten, in een groot aantal kleine en enkele grotere fouten. Verder formuleerde de projectgroep nadere op- en aanmerkingen en wensen die midden mei met Origin zijn besproken. Tot midden juni sleutelde Origin vervolgens verder aan het systeem met als resultaat een nieuwe versie die tussen half juni en half juli wordt uitgetest. Definitieve acceptatie zal volgens planning in de loop van augustus aanstaande plaatsvinden. De afgelopen maanden waren er tal van demonstraties van een voorlopige versie van het nieuwe ABS/Archeion. Het begon met een bijeenkomst in februari in Brussel voor Belgische rijks- en gemeentearchivarissen, nog dezelfde week gevolgd door een bijeenkomst voor KALO- en Conventsle den. Vervolgens waren de leden van STAP en GAAN aan de beurt; zij gaven het estafettestokje door aan de hoofden Inventarisatie en Dienstverlening van de Rijksarchiefdienst. Voor de medewerkers van de Groninger Archieven volgde ten slotte nog een aparte demonstratie. In het algemeen lieten de toeschouwers zich in positieve zin over het systeem uit, terwijl de Belgische algemeen rijksarchivaris zijn Neder landse collega verzocht een offerte op te stellen voor aanschaf van het systeem. Tijdens de gecombineerde vergadering van KALO en Con vent kreeg het idee van een landelijke archiefpas een warm onthaal. Als belangrijkste overweging geldt hierbij dat een dergelijke pas van grote betekenis kan zijn om ontvreemding van stukken tegen te gaan. Zo maakt de combinatie van de pas met het nieuwe ABS/Archeion het mogelijk inzichtelijk te maken (en te houden) welke bezoeker op welke datum wat heeft aangevraagd. Van belang is dat de archieven een goede aanvraagprocedure voor de pas overeenkomen en strikt de hand houden aan deze vorm van identificatie bij aanvraag. Het is niet nodig dat elk archief een dergelijke pas zelf gaat uitgeven, maar maar wel dat men hem zoveel mogelijk als bezoekersidentificatie zal hanteren. De leden van de stuur groep hebben de algemeen rijksarchivaris inmiddels ver zocht Origin opdracht te verstrekken een zelfde soort module bezoekersregistratie te bouwen als onderdeel van het nieuwe ABS/Archeion. 102/6 Augustus 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 32