Van Os is er vooral beducht voor dat jongeren worden dichtgesmeerd9 met allerlei details over een schilderij. Het gros zal dan afhaken en de poging hen nieuwsgierig te maken is daardoor gedoemd te mislukken 16 17 Mensen van vlees en bloed Geschiedenismethoden zijn belangrijke beeldvormers. Zij bevatten kennisele menten en geven een overzicht van wat in het geschiednisonderwijs van belang wordt geacht. Methoden komen tot stand op basis van mono grafieën, handboeken en niet zelden andere leerboeken. De oude geschiede nismethoden geven zo een met vragen aangevulde samenvatting van wat er in de wetenschap bekend is. Het nadeel van deze methoden is dat zij zover afstaan van de originele bronnen dat mensen van vlees en bloed uit het zicht zijn verdwenen. Daardoor wordt het voor de leerlingen erg moeilijk om zich in te leven. De nieuwe generatie geschiedenisme thoden probeert dit euvel op te vangen door informatieve teksten te combine ren met (bewerkte) bronnen. Zowel de teksten als de bronnen bevatten ken niselementen. Aan de hand van de bronnen en bijbehorende vragen ont wikkelen de leerlingen vakspecifieke vaardigheden zoals het interpreteren van uiteenlopende soorten bronnen en het onderscheiden van feitelijke en interpretatieve informatie. Het gebruik van (bewerkte) bronnen heeft boven dien nog een ander voordeel: zij maken mensen en motieven duidelijker zicht baar en inleefbaar. Bronnen verleven digen het verleden voor de leerlingen. Een goede bevraging garandeert een zo hoog mogelijk didactisch rende ment van de gepresenteerde bronnen. De eigen omgeving De eigen leefomgeving biedt mogelijk heden om het vak geschiedenis meer inleefbaar te maken. (Archiefbronnen over omgevingsgeschiedenis zijn dan ook zeer geschikt om historische ver schijnselen, ontwikkelingen en vraag stukken te concretiseren. De voor de landelijke markt geschreven geschie denismethoden kunnen daar echter niet in voorzien. Hier ligt dan ook de basis voor de samenwerking tussen scholen en archiefinstellingen. Archiefinstellingen beheren goud voor het geschiedenisonderwijs: historisch topografische kaarten visualiseren de op de leerstof (kerndoelen en/of me- historische achtergrond van de thode) en bieden de mogelijkheid tot Bronnen verlevendigen het verleden (Jean de Tavernier; Ziekenzorgminiatuur; vijftiende eeuw) ruimtelijke ontwikkeling. Kasboeken van kooplieden vertellen over con tacten in en buiten de eigen regio. Het aantal bronnen dat inzicht geeft in sociale verhoudingen, maatschappe lijke positie, religie en herkomst van mensen is legio. Mogelijkheden en onmogelijkheden Hoe mooi ze vaak ook zijn, toch zijn in de dagelijkse onderwijspraktijk niet al le archiefbronnen zondermeer bruik baar. Ten eerste is in kerndoelen vrij duide lijk omschreven wat de inhoud van het geschiedenisonderwijs moet zijn, en is het aantal lesuren gelimiteerd. De informatie uit de bronnen moeten dus passen in de onderwerpen en thema's van de kerndoelen en methoden. Ten tweede zullen de bronnen moeten aansluiten bij het niveau van de leerlingen. Zestiende eeuws hand schrift en taalgebruik is voor hen niet hanteerbaar. In het verlengde hiervan mag het 'ontleden' van een bron niet teveel tijd opeisen. Er zal dus geselec teerd moeten worden op informatieve waarde, leesbaarheid, taalgebruik en toegankelijkheid van de bron. Bruikbare bronnen hebben betrekking inleving. Inleving is denkbaar op grond van de relatie met de eigen omgeving, maar kan evenzeer plaats vinden op grond van zaken of perso nen die in de bron ter sprake komen. Leerlingen zullen zich bijvoorbeeld makkelijk met hun leeftijdsgenoten identificeren. Bruikbare bronnen bieden een combi natie van kennis en gevoelselementen. Zij wakkeren de belangstelling voor de geschiedenis aan en inspireren tot verder zoeken. Zo zijn bruikbare bron nen magisch materiaal dat de leerlin gen in contact brengt met voorbije mensen, hun gevoelens, ervaringen en opvattingen. Leerlingen kunnen zich hier aan spiegelen en zodoende meer zicht krijgen op hun eigen bestaan. Bronnen bewerken Bij de bronnen gaat het primair om de informatie die ze bieden. De analyti sche vaardigheden ontwikkelen de leerlingen van de brugklas af geleide lijk aan. In verband hiermee is het goed verdedigbaar om bronnen voor gebruik in de klas te bewerken. De bronnen worden als het ware 'vertaald' om ze voor de leerlingen toegankelijk te maken. Naarmate de vaardigheden van de leerlingen zich ontwikkelen, kunnen de bronnen dichter bij het origineel of onbewerkt blijven. Hier onder tonen wij twee voorbeelden. Het zijn bewerkingen van een deel van de Bossche stadskeur uit 1530.*) Middel, geen doel Het gebruik van (archief)bronnen in het geschiedenisonderwijs is een mid del en geen doel. Het onderwijskundig gebruik van bronnen levert rendement op als het leerlingen helpt bij het ontwikkelen van analytische vaardig heden, de inleving van leerlingen in de lesstof vergemakkelijkt en bij de leerlingen belangstelling voor het vak opwekt. We moeten niet uit het oog verliezen dat wat volwassenen interes sant vinden door middelbare scholieren vaak als 'kei-saai' kan worden ervaren. Leerlingen zijn geen historici in de dop. De te gebruiken bronnen en lespakketten moeten daarom aanslui ten bij hun niveau en leefwereld. Te hoge verwachtingen De primaire taak van archivarissen is het beheren van informatie. De pri maire taak van docenten is informatie overbrengen. In hoeverre kunnen archivarissen het geschiedenisonderwijs daarbij behulpzaam zijn? Er zijn archiefdiensten die complete lespakketten voor scholen samenstel len. De vraag is of dit altijd wel zo'n goed idee is. Vaak ontbreekt het de archivarissen aan voldoende kennis van de onderwijspraktijk, het niveau en de belangstelling van de de leerlingen om voldoende aansluiting bij hen te krij gen. Het gros van de door ons gesigna leerde door archiefdiensten samenge stelde lespakketten bevat een overdaad aan detailinformatie. Meestal prachtige en uiterst interessante gegevens, maar tegelijkertijd gegevens die blijk geven van de te hoge verwachtingen die de samenstellers hebben over de vraag wat scholieren zouden moeten weten. Illustratief is wat kunsthistoricus Henk van Os in dit verband zegt over het opwekken van belangstelling voor kunst. Van Os is er vooral beducht voor dat jongeren worden 'dichtge smeerd' met allerlei details over een schilderij. Het gros zal dan afhaken en de poging hen nieuwsgierig te maken is daardoor gedoemd te mislukken. Samenwerken en aanvullen Archivarissen weten wat zij in hun depots hebben. Docenten weten (als het goed is) wat hun leerlingen aan kunnen en welke doelen zij nastreven bij het werken met bronnen en archie ven. Wanneer school en archiefinstel ling van elkaar weten wat de mogelijk heden en onmogelijkheden zijn, zou een goede samenwerking tot de moge lijkheden moeten behoren. Doorslag gevend hiervoor is ons inziens het besef dat archivarissen en docenten over verschillende specialisaties beschikken die elkaar aan kunnen vullen. Archi varissen zijn in de regel niet onderwijs kundig of didactisch geschoold, terwijl veel leerkrachten niet beschikken over specifieke kennis van de lokale geschiedenis en haar bronnen. Helder heid omtrent leerdoelen, zowel met betrekking tot kennis als vaardig heden, kan een kader bieden voor de ontwikkeling van modellen voor selectie en didactisch gebruik van Originele bron: 'Item dat nyemandt, soe wye hij zij oudt oft jonck, en sal moegen speelen met colven, dollen, ballen, clooten, cooten, met egheende hande speelen oft tuysscherijen, oft met leyden steenen, beenderen te werpen in cler kercken, opten kerckhojf van St.Jans, oft op ander kerckhoven oft in kercken (noch oyck opter stadthuys daer onder, oft voer opter puyen oft daer omtrent) noch oyck en sal moegen gaen oft staen seycken oft scheyten op die voirseite plaetsen Bewerking voor brugklassen IIAVO/VWO: 'Niemand, of hij oud is of jong, zal mogen spelen met dobbelstenen, tollen of ballen in de kerk en op het kerkhof van St. Jan. Hij mag daar ook niet met stenen of beenderen gaan gooien. Dit mag ook niet in, op of bij het stadhuis en de andere kerken en kerkhoven. Verder mag niemand op genoemde plaatsen gaan staan piesen of kakken. Stadskeur 's-Hertogenbosch; 1530; bewerkt. Bewerking voor brugklassen VBO/MAVO: 'Niemand mag spelen met dobbelstenen, tollen of ballen in de kerk en op het kerkhof van St. Jan. Ook kinderen niet. Ook mag daar niemand met ste-nen of botten gooien. Dit mag ook niet in het stadhuis en op andere kerkho-ven. Verder mag niemand op genoemde plaatsen gaan staan piesen of kakken. Stadskeur 's-Hertogenbosch; 1530; bewerkt. 102/4 mei 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 9