Papon en het LIRO-archief Nieuws Column: Theo Thomassen ir 22 Kloof of Kruispunt. Vrijetijds historici en wetenschappers op het raakvlak van de regionale geschiedenis. Gemeentearchief Amsterdam viert 150-jarig bestaan 23 Papon heeft toch nog tien jaar gevangenisstraf gekregen. Het was al gauw duidelijk dat hij niet zo maar een ambtenaar was geweest die bevelen had opgevolgd, maar een antisemiet die actief aan de deportaties van duizenden joden had meegewerkt. Maar de bewijzen daarvan leken moeilijk te leveren. Waren de ter tafel gebrachte documenten vals of echt, origineel of klad? En hoe zat het met de handtekeningen en stempels? Had Papon ze wel zelf gezet? De Franse archivarissen, die sinds de Dreyfus-affaire op dit punt toch een reputatie te verdedigen hebben, waren in het proces opvallend afwezig. Men had er niet aan gedacht om ze als getuigen-deskundige op te roepen en zelf eisten ze die rol ook niet op. Ook in de actuele maatschappelijke discussie over de opsporing van joodse bezittingen en tegoeden die in de oorlog waren geconfisqueerd, speelden ze niet echt een actieve rol. Zo kon in de publieke opinie de indruk ontstaan dat de stukken die men zocht bewust door archivarissen werden achtergehouden. Een gevolg was een besluit van de regering om de 'joodse' archieven uit de Tweede Wereldoorlog over te brengen naar een speciaal daarvoor op te richten particulier documentatiecentrum. Gelukkig hebben wij in Nederland al een Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie dat goed in het brede kader van het archiefwezen is ingebed; als symbool van een op archivarissen bevochten openbaarheid kan het niet dienen. Plezierig dat het Joods Maatschappelijk Werk, dat nu infor matie uit het LIRO-archief mag verstrekken over claims van vermoorde joden, al bestond en met deze vorm van hulpverlening enige ervaring heeft. Een geluk bij een ongeluk dat de kritiek op ambtenaren zich bij ons vooral richtte op ambtenaren van Financiën. Fijn dat het belang van een goed beheer van archieven hier meer aandacht kreeg dan vermeend wanbeheer en vernietiging van belangrijk archiefmateriaal door archivarissen. Maar hoelang zal het duren eer Nederlandse archivarissen ervan worden beschuldigd dat ze belangrijke documenten achterhouden of dat ze met een harteloos vernietigingsbeleid burgers beroven van hun geschiedenis of van hun rechtstitels? Wordt ooit het wantrouwen zo groot dat de overheid wordt gedwongen de archieven van de inlichtingendien sten - of wat daar dan nog van over is - over te brengen naar een particuliere documentatie-instelling voor de slachtoffers van de koude oorlog? We moeten de buitenwereld duidelijk maken wat ons maatschap pelijk nut is en ons een betere antenne verschaffen voor wat de samenleving van ons verwacht, een beter gevoel ook voor de symboli sche waarde die archieven voor bepaalde maatschappelijke groepe ringen kunnen hebben. Dat kunnen we alleen als we aan de bestaande verkokering in het archiefwezen een eind maken en als we tegelijkertijd als individuele professional deelne men aan het maatschappelijk en intellectueel debat, net als onze Franse collega's in de dagen van Dreyfus. Het mooiste was bewaard tot het laatst, zei de voorzitter. De voorzitter komt uit Leiden. De laatste spreker in de rij was een vrouw. Het is 1998. Op een vrijdagmiddag eind maart kwamen in het stadhuis te Gouda meer dan honderd geïnteresseerden luisteren en debatteren over mensen die zich graag in geschiedenis verdiepen maar die liever uit eikaars buurt blijven omdat zij het niet altijd zo goed met elkaar kunnen vinden. Over zichzelf dus. Deze mensen zijn te onderscheiden in vrijetijds historici en wetenschappelijk geschoolde geschiedvorsers. De studiemiddag was georganiseerd door het Koninklijk Neder lands Historisch Genootschap (KNHG) in samenwerking met de historisch consulenten werkzaam in de provincies Utrecht en Noord- en Zuid-Holland. De belangstelling voor deze bijeenkomst was groot, de raadzaal te klein om iedere aanmelding te kunnen hono reren. Het is goed mogelijk dat vooral vrijetijdshistorici zich onder het veertigtal afgewezenen bevonden. Het geluid van de liefhebber was deze middag slechts zwak te ontvangen. Kees Slager, journalist, vooral bekend van het veelgeprezen radioprogramma O.V.T. op de zondagochtend, toonde zich een uitnemend woordvoerder. Zonder wetenschappelijk diploma geschiedenis op zak verdient hij zijn brood met geschiedbeoefening. Wat is nu eigenlijk een vrijetijdshistori- cus, wilde hij weten. Met de tweedeling kon hij niet uit de voeten. Slager pleitte voor gelijkwaardigheid in de onder linge omgang. Respect is een voorwaarde voor inniger con tact, status staat dat in de weg. Hij gaf fraaie staaltjes van laatdunkend optreden door historici in woord en geschrift en hekelde de arrogante houding van veel professionele beroeps beoefenaren in hun omgang met vrijetijdshistorici. Prof. 't Hart, bijzonder hoogleraar Utrecht studies, demonstreerde gloedvol wat Slager daarmee bedoelde. Een cursusje oud-schrift in de winter maanden weegt nooit en te nimmer op tegen vele jaren studie en onderzoek, 'n Kloof? Houden zo! Kruispunt? Maar dan wel ongelijkvloers! Al kan het natuurlijk geen kwaad de deskundigheid van vrijetijds historici te verhogen. Moeiteloos ging de beeldspraak van kruispunt over naar kruisbestuiving waarvan de volgende spreker, de historisch geograaf Dr J. Beenakker, een voorbeeld ten tonele voerde. De bedreiging van cultuur-landschappelijke waarden in de duin- en bollenstreek bracht in de jaren negentig een uiteenlopend gezelschap van belanghebbenden en historisch geïnteresseerden op de been in een gezamenlijk project dat inmiddels een bibliografie heeft opgeleverd. Geheel duidelijk was de uiteenzetting niet; er dwaalde per ongeluk nog wat 'turf-vee' door de duinen, daar eerder losgelaten door 't Hart. De drijfveren van de participanten in het project, de concrete vormen van samenwerking en het gesuggereerde politieke effect bleven voor de toehoorders verborgen. &r Informatief waren de bijdragen van drs R. Koops, rijksarchi varis van Zeeland, tevens voorzitter van de Stichting Regionale Geschiedbeoefening Zeeland, en Mw Dr K. Bossaers, provinciaal-historisch consulent in Noord-Holland. In Zeeland is, aldus Koops, de nodige ervaring opgedaan met regionale projecten waarin vrijetijds historici, onder begeleiding van professionele historici, onderzoek doen. Verschillende culturele instellingen werken daarin samen. Het eerste project in Zeeland was naar onderwerp en tijd uniform van opzet (burgemeesters, 1850-1855), de lopende projecten zijn thematisch gevarieerd. Mw Bossaers, de laatste spreker van deze middag, presenteerde een beeld van de doorsnee liefhebber en diens interesse. In Noord-Holland is het georganiseerde deel van de vrijetijds historici in kaart gebracht en wordt serieus geluisterd naar de wensen van deze liefhebbers. In Utrecht is onlangs een vergelijkbaar onderzoek gehouden. De historisch consulenten in de provincies fungeren als trait-d'union tussen liefhebbers en wetenschappelijk opgeleide historici. Er gebeuren mooie dingen in het land buiten de grachten gordel van het KNHG. Op lokaal niveau zou een historisch café een ontmoetingsplaats kunnen zijn om de toenadering tussen vrijetijds historici en wetenschappers te bezegelen. Nu al te bezoeken in Den Haag en in Utrecht, een keer per maand. Misschien ook voor elders een idee? Agnes Jonker "Aan alles komt een einde, dus ook aan deze open dag. Maar nu u de weg naar het Gemeentearchief gevonden heeft, kunt u hier vanaf morgen 9-00 uur weer terecht." Met deze woorden sloot gemeentearchivaris Wil Pieterse het succes volle Open Jubileumweekend af waarmee het Gemeentear chief Amsterdam de festiviteiten ter gelegenheid van zijn 150-jarig bestaan opende. 102/4 mei 1998

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1998 | | pagina 14