De instelling had de betrokken belangen tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer verkeerd afgewogen 9 vrouw de stichting Valkenhorst dwingen het dossier dat haar haar moeder betrof ter inzage te geven om te kunnen vast stellen wie haar vader was. Zij was zelf in de instelling, toen Moederheil geheten, geboren als kind van een ongehuwde moeder. De Hoge Raad oordeelde in 1994 - onder meer op grond van art. 8 EVRM - dat de instelling de betrokken belangen tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer verkeerd had afgewogen, en dat de vrouw recht had op inzage en afschrift van de bij Valkenhorst berustende gegevens. Het gevolg van de jurisprudentie op grond van artikel 8 EVRM is dus, dat ook de afwegingen, die zorg dragers maken bij het beperken van openbaarheid van in archiefbewaarplaatsen berustende archiefbescheiden, doorbroken kunnen worden. Verdrag van Straatsburg Minder spraakmakend is het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van 28 januari 1981 (Verdrag van Straatsburg). Dat komt omdat de grondbeginselen van dit verdrag in de Nederlandse wetge ving zijn verwerkt. Het kent geen rechtstreeks verbindende bepalingen en biedt burgers dan ook geen gelegenheid zich er direct voor de rechter op te beroepen. Aanbevelingen Behalve verdragen produceert de Raad van Europa ook aanbevelingen. Na totstandkoming van het Verdrag van Straatsburg deed de Raad van Europa diverse aanbevelingen, onder meer over de bescherming van persoonsgegevens in de telecommunicatie. Een aanbeveling inzake de vrije toegang tot archieven is nu in ontwerpstadium en zal naar verwach ting medio 1998 door de Raad worden vastgesteld. Aanbe velingen van de Raad hebben een minder verplichtend karakter dan verdragen, maar ze hebben wel moreel gezag. Bovendien kunnen aanbevelingen in verdragen worden omgezet. De Europese Unie; Databankrichtlijn De regels van de EU hebben over het algemeen een duidelijk economische basis. Dat is ook de invalshoek van de Europese databankrichtlijn: de bevordering van het handelsverkeer door het wegnemen van barrières. Deze richtlijn uit 1996 heeft beperkte gevolgen voor de Nederlandse archiefprak tijk, maar gevolgen zijn er wel. Ze neemt barrières weg op het terrein van het auteursrecht en - met name - niet door het auteursrecht beschermde werken. Databanken die vol doende oorspronkelijkheid vertonen, genieten op grond van de richtlijn auteursrechtelijke bescherming. Veel databanken worden echter niet beschermd door het auteursrecht, omdat ze een te laag gehalte aan oorspronkelijkheid hebben. De richtlijn voorziet daarom in een op het auteursrecht lijkende bescherming: het extractierecht. Door middel hiervan kun nen reproducerende handelingen, zoals kopiëren, printen of downloaden worden verboden. Voor de Nederlandse archief praktijk heeft dit naast positieve ook negatieve kanten. Positief is dat databanken die door het archiefwezen zelf opgebouwd worden, een vorm van bescherming krijgen. Deze bescherming geldt niet alleen voor digitale databan ken, maar ook voor microfïlmbestanden en toegangen op archieven die niet aan het oorspronkelijkheidsvereiste voor auteursrechtelijke bescherming voldoen. Dit vergemakke lijkt exploitatie van eigen inspanningen. Een archiefinstel ling die haar fotoverzameling op internet in een databank 'te kijk zet', geniet bescherming tegen hernieuwde exploitatie door anderen, ook al is de auteursrechtelijke bescherming op de foto's verlopen. Overigens: een recht hebben is één ding, het signaleren van inbreuken en het daartegen effectief kunnen optreden, een ander. Een negatieve kant is, dat je niet vrijelijk in databanken van andere producenten kunt shoppen terwille van de klant. De richtlijn dient op 1 januari 1998 in de Nederlandse wetgeving verwerkt te zijn, hetgeen overigens voorzienbaar niet gehaald zal worden. Richtlijn bescherming persoonsgegevens Ook de richtlijn van de Europese Commissie die de bescher ming van personen in verband met de behandeling van persoonsgegevens betreft (1992), kwam tot stand om in ternationaal gegevensverkeer te vergemakkelijken. Deze - economisch geïnspireerde- richtlijn ruimt handelsbarrières op en dreigt grote invloed te gaan hebben op de Nederland se archiefpraktijk. De verschillende lidstaten dienen de bepalingen van de richtlijn te implementeren in hun nationale wetgeving. Dit leidt tot de invoering van de Wet Bescherming Persoons gegevens (WBP). Een nieuwe wet, die naar verwachting in 1998 de Wet Persoonsregistraties (WPR) zal vervangen. Bestaande registraties zullen dan binnen drie jaar in over eenstemming moeten zijn gebracht met de eisen van de richtlijn. Voor handmatige bestanden geldt een overgangs termijn van twaalf jaar. De richtlijn is van toepassing op iedere geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens. Maar ook op de niet geautomati seerde verwerking van persoonsgegevens die in bestanden zijn opgenomen of daarvoor bestemd zijn. De richtlijn beschermt de gehele levensloop van persoonsgegevens vanaf het moment van verzamelen tot aan het vernietigen. Alhoewel de WBP een andere systematiek kent dan de WPR, zal het beschermingsniveau in grote lijnen dezelfde zijn. Economische behandeling Een dramatische wijziging ten opzichte van de WPR is echter, dat de WBP uit cultureel en historisch oogpunt waardevolle informatie op dezelfde manier behandelt als informatie die een rol speelt in het economisch verkeer. De WPR maakte halt bij de archiefbewaarplaats: ze was niet meer van toepassing, omdat daar een andere optiek geldt. Informatie is daar niet meer een exploitatie-instrument of onderdeel van een bedrijfsproces, maar het cultureel- historisch residu van een samenleving. Het gebruik van informatie die in archiefbewaarplaatsen berust, is wezenlijk anders. Toch dient zij volgens de WBP op dezelfde wijze behandeld te worden als andere informatie. Het concept van de WBP is hierin in overeenstemming met de richtlijn, zodat getwijfeld kan worden aan mogelijkheden tot reparatie. Het conceptvoorstel voor de WBP bevat wel een opening, waardoor de bestaande praktijk benaderd zou kunnen wor den. Artikel 9 bepaalt met zoveel woorden, dat verwerking van persoonsgegevens niet plaatsvindt op een wijze die onverenigbaar is met het doel waarvoor ze zijn verkregen. Het bevat tevens een aantal beoordelingscriteria. In de memorie van toelichting wordt bovendien de richtlijn geciteerd, waarin verdere verwerking van gegevens voor his torische, statistische of wetenschappelijke doeleinden niet wordt uitgesloten. Belangrijk is het bieden van passende waarborgen; in dat licht zou het huidige privacyregime van de Archiefwet 1995 daarvoor kunnen worden aangemerkt. Het is overigens opvallend hoe weinig woorden het concept voorstel besteedt aan deze toch ingrijpende wijziging. Want ook al blijft de opname van persoonsgegevens in archief bewaarplaatsen overeind, dan nog krijgen archiefinstellingen te maken met nieuwe verschijnselen, zoals het recht van betrokkenen om persoonsgegevens te doen corrigeren of verwijderen. Bovendien zal het toezicht van de Registratie kamer -eenmaal opgetuigd met bestuursdwangbevoegdheid en de mogelijkheid tot het opleggen van bestuurlijke boe- ten- zich ook gaan uitstrekken tot archiefbewaarplaatsen. Er is dan ook genoeg aanleiding om in een later stadium nog eens op de gevolgen van deze wet terug te komen. 100/7 SEPTEMBER 1997

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1997 | | pagina 5