m Jits van Straten en Harmen Snel, Joodse voornamen in Amsterdam. Een inventarisatie van Asjkenazische en bijbehorende burgerlijke voornamen tussen 1669 en I860 36 Tevenhuizen, E.J.A., De wereld van Hugo de Vries: de inventarissen van het archief van Hugo de Vries en van de andere archieven en collecties van de Bibliotheek Biologisch Centrum, Faculteit der Biologie, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, 1996,238 p., ISBN 90-6123-999-1. 100/7 september 1997 37 afbakening in de tijd van het gepre senteerde materiaal niet steeds uni form. Het tweede hoofdstuk over de dienstplicht wordt afgesloten met het Interbellum; het hoofdstuk over de militaire rechtspraak loopt echter door tot in de jaren '70. Hier treedt dus een onevenwichtigheid aan het licht, die gemakkelijk had kunnen worden on dervangen door een verwijzing naar de archiefbestanden die op dit moment nog bij het Centraal Archievendepot van het Ministerie van Defensie te Rijswijk worden bewaard, danwel elders binnen de Defensie-organisatie. Ook bij de gebruikte terminologie past een kanttekening. Het woord krijgs macht is in zijn hedendaagse betekenis een verzamelnaam voor de vier krijgs machtdelen: marine, landmacht, lucht macht en marechaussee. Het is derhal ve geen term die als alternatief kan dienen voor bijvoorbeeld het Staatse leger. Evenzeer roept de term leger vraagtekens op. Volgens het heden daagse spraakgebruik is dit een syno niem voor de landmacht. Het verdient dan ook de voorkeur deze benaming niet te gebruiken, wanneer men uit drukkelijk ook andere delen van de krijgsmacht wil behandelen dan louter de landmacht. Dat laatste blijkt intus sen wel degelijk de bedoeling van deze gids, want met name in hoofdstuk vijf komt bij de behandeling van de mili taire rechtspraak expliciet ook de luchtmacht aan de orde. Opmerkelijk genoeg blijft dit krijgsmachtdeel elders echter onbelicht. Dat mag bevreemding wekken, waar binnen de grenzen van Noord-Brabant na de Tweede Wereld oorlog door de Koninklijke Luchtmacht maar liefst vijf vliegbases in gebruik werden genomen: Woensdrecht, Gilze- Rijen, Eindhoven, Volkel en De Peel. Voor de meeste gebruikers zal Voor waarts mars! echter een goed hulp middel blijken te zijn. De uitgave verwijst op bondige wijze naar het belangrijkste archiefmateriaal en geeft voorts nuttige informatie over de instituties die het reilen en zeilen van het defensie-apparaat in de provincie Noord-Brabant sedert het einde van de zestiende eeuw bepaalden. DrJ.AM. M. Janssen Meppel 1996) 178 p. ISBN 90-803244-1-8 Genealogisch onderzoek kan soms leiden tot onbedoelde resultaten. Het boek Joodse voornamen is hier een voor beeld van. De auteurs stelden tijdens hun onderzoek vast dat voornamen van joodse personen in 'Hebreeuwse' akten verschilden van die in burger lijke akten. Iedereen die zich wel eens met genealogie van joden heeft bezig gehouden, kent dit probleem. Voor Van Straten en Snel was het aanleiding om een systematisch onderzoek naar dit verschijnsel te ondernemen. Het materiaal waarop zij hun bevindingen baseren, stamt hoofdzakelijk uit Am sterdam. Aangezien in deze stad ge durende de onderzoeksperiode meer dan de helft van de Nederlandse joden woonde, zijn de resultaten kwantitatief in elk geval representatief voor de hele joodse gemeenschap op het grondge bied van het huidige Nederland. Hoe wel beiden dit niet met zoveel woorden zeggen, zou een uitbreiding naar naam geving van joden in heel Nederland waarschijnlijk ook te tijdrovend zijn ge weest. Dat betekent wel dat regionale variaties in de naamgeving niet aan de orde komen. Zo weten we niet of joden 'Nacht van tie Waad': tot diep in de nacht 'leren' op de avond voor een besnijdenis. Joden in Nederland rookten er lange Goudse pijpen bij. (foto uit Memorboek van Gans: de familie Gans, 1928) in bijvoorbeeld Groningen of Limburg andere burgerlijke namen kozen dan hun Amsterdamse geloofsgenoten. Maar dit werk kan in elk geval als een goed ijkpunt voor een dergelijk onderzoek dienen. Het onderzoeksmateriaal van Van Straten en Snel bestond uit zogenaam de Hebreeuwse en burgerlijke akten. Met het eerste bedoelen de auteurs de met Hebreeuwse letters geschreven documenten, die zowel Hebreeuws, Aramees en Jiddisch kunnen zijn. Vaak zijn deze akten van joodse her komst, dat wil zeggen afkomstig uit het archief van de joodse Gemeente van Amsterdam. Maar dat is niet altijd het geval. Met name de met Hebreeuwse letters gezette handtekeningen onder de huwelijksafkondigingen te Amster dam bleken een goede bron van verge lijking. Het voorkaft van het boek biedt van het laatste een goed voor beeld. Het in het Nederlands geschre ven formulier van ondertrouw ver meldt de naam Israel Abrahams, ter wijl dezelfde man met Hebreeuwse letters tekent als Jêsja'jah ben 'efrajim Heksjêr mi'altonah Jesaias zoon van Ephraim Hekscher uit Altona). Het boek valt uiteen in vier delen. Het eerste deel is een inleiding, waarin de samenstellers hun uitgangspunten uiteenzetten, een historisch overzicht geven van naamgeving bij joden, de gebruikte bronnen verantwoorden en uitvoerig stil staan bij de door hun gebruikte methode van translitteratie. Hoewel voor zowel het Hebreeuws als Jiddisch een internationaal systeem van translitteratie bestaat, hebben de auteurs gekozen voor een door henzelf ontworpen systeem. Op zich is deze stap wel begrijpelijk. Want bijvoor beeld het internationaal gebruikte sys teem voor omzetting van het Jiddisch naar het Latijnse alfabet is zó weinig toegesneden op de Nederlandse situ atie, dat gebruik hiervan het raadple gen van dit werk onnodig zou hebben bemoeilijkt. Steekproeven uit de tekst genomen wijzen uit dat de omzetting in elk geval consequent is gebeurd. Het tweede deel van het boek bestaat uit een gealfabetiseerde lijst van alle aangetroffen hoofdvarianten van (bur gerlijke) voornamen. Daarachter staan in vier kolommen de Hebreeuwse en Jiddische voornamen met hun translit teratie. Het zou te ver voeren om hier in te gaan op de door de auteurs ge kozen hoofdvarianten, in de inleiding verantwoorden zij met voldoende argumenten de door hun gemaakte keuze. Van bepaalde voornamen bevat de lijst een groot aantal. Zo komt de naam Aaltje negentien keer voor. De redenen hiervoor zijn ten eerste dat bij verschillende Hebreeuwse of Jiddische voornamen dezelfde burgerlijke voornamen voorkomen. Zo werden, bijvoorbeeld, de Jiddische namen 'olk en 'ahle, om er maar twee te noemen, in de geraadpleegde bronnen meestal met Aaltje weergegeven. Maar ook de Jiddische naam El'ê, die weliswaar als meest gekozen burgerlijke vorm Elsje kende, kwam soms voor als Aaltje. Een dergelijke naam vindt men dan op de lijst terug als Aaltje met daarachter een verwijzing naar Elsje (immers de meest gekozen vorm), waar men dan vervolgens de Jiddische naam vindt. Het tweede en derde deel van het boek bevat achtereenvolgens een lijst van veel voorkomende dubbelnamen en ongebruikelijke voornamen. Het vierde deel tenslotte bestaat uit een SIGNALEMENTEN Bij de verhuizing in 1986 van de bi bliotheek van het Amsterdamse Hugo de Vrieslaboratorium van het Hortus complex naar het nieuwe Biologisch De wereld van Hugo de Vries IX' inventatlutn v*n het archie! v»n Hugo dt Yrw» en run de andere aichievee. tn caHtrtn van de Bibliotheek Biologisch Centrum Faculteit der Biologie L°niv«i»uii van Amatndant 1E.J.A. Zevenhuizen UNIVERSrrEIT VAN AMSTERDAM Centrum Anna's Hoeve, kwam ook een aantal dozen mee die naar verluid 'archief bevatten. De precieze inhoud was onbekend. Zij werden neergezet in alfabetische lijst van getranscribeerde joodse voornamen met daarachter de burgerlijke hoofdvariant. Het tweetalige boek, Nederlands en Engels, is in zijn soort uniek en vooral voor genealogisch onderzoek van onschatbare waarde. Alleen al hierom zou het dan ook in geen enkele bibliotheek van een archiefinstelling mogen ontbreken. Hoewel het werk niet beoogd meer te zijn dan een inventarisatie, zou wellicht voor de geïnteresseerde leek een groter inlei dend hoofdstuk over naamgeving een verrijking voor het boek zijn geweest. (Te bestellen door overmaking van 45 op giro 4060831 van J. van Straten te Bennekom o.v.v. 'Voornamen') dr E. Schut de kluis, waar ook de waardevolle boeken werden bewaard. Vanaf 1992 hieldt de historicus Erik Zevenhuizen zich bezig met het inventariseren van de paperassen in die kluis. Al spoedig bleek het te gaan om verschillende archieven, restanten van archieven en collecties, die echter allemaal op de een of andere manier te maken hadden met de Hortus Botanicus. Hoe inge wikkeld het ontwarren van de kluwen en het ordenen en beschrijven van de onderdelen was, legt Zevenhuizen duidelijk uit. In de verzamelinventaris zijn uiteindelijk zes archieven en drie collecties beschreven, in totaal iets meer dan 13 meter. Het grootste en belangrijkste onder deel vormt het archief van Hugo de Vries (1848-1935), van 1878 tot 1918 hoogleraar fysiologie en anatomie aan de Universiteit van Amsterdam en van 1896 tot 1918 directeur van de Hortus Botanicus. De Vries werd in het begin

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1997 | | pagina 21