44 Pivot en context 45 manen't te bewaren neerslag van handelingen'. Ook in het vervolg van de tekst is deze neerslagzone actief. Voor de handelingen wordt hij verder verwezen naar het Pivot-rapport getiteld 'Per slot van rijksrekening' en het daarbij horende 'basisselectiedocu- ment (BSD)'. Dit zal hij als hij meer tijd heeft er nog wel eens op naslaan. De volgende zin brengt hem over dit besluit aan het twijfelen. Het was belangrijk, zo wordt verzekerd, dat hij naast de inhoud van het Pivot-rapport en het BSD op de hoogte is van een aantal andere zaken 'met betrekking tot het gebruik van deze toegang'. Hij moet dus eigenlijk eerst deze stukken lezen en in zich opnemen, voordat hij hiermee verder kan. Uit praktische overwegingen (onze onderzoeker is de veertig al gepasseerd) laat hij RIO en BSD toch maar liggen. Hij neemt aan dat die 'andere zaken' in de gebruiks aanwijzing staan en dat die hem voldoende verder kunnen helpen. Al snel merkt hij op het verkeerde been gezet te zijn, want de minister van Financiën is niet de enige 'actor'. januari 1980 een nieuw zogenaamd 'tienjarenblok' begonnen was 'waarvan de neerslag buiten deze toegang blijft' (maar waarom toch en wat is een tienjarenblok nou weer?). Zou de verkorte overbrengingstermijn van de nieuwe archiefwet, waarover hij laatst gelezen heeft, misschien een rol spelen. Die 'cesuren', constateert hij achteraf, zijn trouwens gewoon begin- en eindjaar. Voor de systematiek, de nummering en de omschrijving van de 'handelingen' wordt weer verwezen naar het BSD. Uit het vervolg wordt hem duidelijk dat de primaire ordening de handeling is, de secundaire de archiefvormer. Dit tweede begrip is hij de laatste jaren vaker in inventarissen tegengekomen. Naast vier actoren worden vier archiefvormers opgesomd en dit zijn niet dezelfde. Bovendien worden handelingen van één archiefvormer niet bij elkaar gehouden. 'De dossier omschrijvingen zijn in principe overgenomen'. Welke omschrijvingen zijn dat en door wie zijn ze gemaakt? Op het eind van de aanwijzingen staat nog dat de vorm van de toegang Welke neerslag verdwijnt hier? (foto: Jeroen van Oss) Er blijken er toch vier te zijn, zoals het titelblad aangeeft. In de tijd waren twee cesuren gelegd, legt de gebruiks aanwijzing verder uit, namelijk in 1940 en in 1979- In 1940 omdat het Pivot-onderzoek toen begon (maar waarom nou?) en aan het eind van 1979 omdat het ministerie per 1 afwijkt van de gebruikelijke (dat was al wel duidelijk). Tevens is een voorbeeld opgenomen van de elementen die in de toegang te onderscheiden zijn. Er worden zes componenten onderschei den en verklaard: 1 blokperiode 'op elke pagina terugkerende aanduiding van de blokperiode' (wat is dat nu weer en wat heeft hij eraan?) 2 actor 'op elke pagina terugkeren de aanduiding van de handelende actor' (is dit een 'gewone' actor of is er ook nog zoiets als een niet-handelende actor? Heeft dit gegeven bovendien in eerste instantie nut voor hem?) 3 handeling gevolgd door het nummer en de omschrijving van de handeling corresponderende met het basis- selectiedocument (BSD) (dat hij echt niet apart gaat lezen) 4 gevolgd door een naam aanduiding van de archiefvormer' 5 een nummer: 'dit is het nummer waaronder het dossier in het depot bekend staat. U dient dit nummer te gebruiken bij opvraag.' 6 een onderwerp met jaartal: 'de omschrijving van de neerslag, inclusief de datering' Kortom: naast neerslag is er ook sprake van dichte mist. Dan de verantwoording van de bewerking maar. Misschien brengt die de verlangde opklaringen, ze beslaat per slot van rekening ruim twee bladzijden. Helaas, niets is minder waar. Hij moet zich door termen heen worstelen als archiefblok, dossierstel- selarchief, archief 'Loncke'; nog meer niets-zeggende termen dus. Hij leest verder: 'Binnen het BSD is geprobeerd handelingen te clusteren die het mogelijk maakten blokken uit archieven te bewerken(...). Op deze manier kon(!) met een beperkt aantal handelingen in het hoofd grote series uit het dossierstelselarchief (blok 1) bewerkt worden'. Wat moet hij zich daar bij voorstellen? Even later blijkt dat er ook stukken bewaard zijn die niet onder een handeling uit het BSD te plaatsen zijn. 'Concrete oplossings voorstellen' leidden tot herformulering van handelingen of tot nieuwe handelingen. Deze zijn dus blijkbaar niet in het BSD terug te vinden. Of is het BSD achteraf nog aangepast. Of is er sprake van een repeterende type fout. De letters D en E zitten op het toetsenbord angstig dicht bij elkaar. Nog weinig wijzer vervolgt hij zijn zoektocht. Toch maar weer terug naar het indelingsschema van de 'toegang'. De beschrijvingen zijn in vier groepen ondergebracht. Drie ervan zijn: Hande lingen Comptabiliteitswet 1940-1977, 1977-1990 en Handelingen Bedrijven- wet 1940-1993. Een verklaring voor de scheiding in 1977 moet hij in de inleiding over het hoofd hebben gezien. Daaraan vooraf gaat de groep 'Alge mene Handelingen/periode 1940-1993'. Wat moet hij zich daarbij voorstellen. De eerste onderverdeling daarbinnen klinkt ook niet erg logisch: 'Diverse handelingen'. Daarna volgen nummers (de zogenaamde handeling-nummers) met -meest in ambtelijke bewoordingen gestelde- omschrijvingen zoals han deling 166.1 'Het formuleren van beleidsregels inzake de toepassing van formele bevoegdheden met betrekking tot het beheer van de rijksbegroting'. Hier lijkt aan een tot zelfstandig naamwoord verheven werkwoord zoveel mogelijk voorzetselbepalingen te koppelen tot kunst verheven te zijn. Onder iedere handeling zijn de archief vormers geplaatst die zich daarmee hebben beziggehouden, zo is hem uit de inleiding duidelijk geworden. Zijn oorspronkelijk vraagstelling (TNO weet u nog wel?) kan hij er nog niet in kwijt. Een index of iets van die strekking weet hij niet te ontwaren. Het enige wat erop zit is de hele inventaris maar door te bladeren in de hoop iets van zijn gading tegen te komen. Bij het doornemen van de beschrij vingen vallen hem enkele afwijkingen op van wat hij gewend is in andere inventarissen. Bij omschrijvingen van meer dan één inventarisnummer zijn geen inventarisnummers vermeld. Dat kan ook moeilijk want de stukken zijn niet, zoals gebruikelijk, opeenvolgend genummerd. Beide afwijkingen vormen echter geen probleem voor hem. Verder zijn in de beschrijving alleen het onderwerp of object en de datering vermeld. Dit vind hij zelf voldoende om stukken te kunnen zoeken. Of het nu correspondentie, akten of stukken betreffende zijn gezochte onderwerp zijn, heeft voor hem bij het opzoeken weinig bete kenis. En al helemaal niet of het minuten, doorslagen of concepten zijn. Dat ziet hij direct zelf wel als hij de stukken inziet. Ook de traditionele aanduiding van stukken, omslagen of pakken ontbreekt, maar ook dat element mist hij niet. Alleen jammer dat deze veranderingen niet bewust zijn ingevoerd, want op het punt waar de 'actor' Interdepartementale Com missie voor de Ontwikkeling van de Beleidsanalyse verschijnt (met maar liefst vier of eigenlijk acht handelingen bijeengegroepeerd) wordt de oude methode weer van stal gehaald en daar vindt hij onder II: Stukken betreffende bijzondere onderwerpen, onderdeel A Organisatie het (enige) inventarisnum mer 2035: Afschriften van stukken betreffende de instelling, de samenstel ling en de opheffing. De eerste helft van deze beschrijving geeft hem nauwelijks relevante informatie. Bovendien wordt daar, zoals vaker voorkomt, weer zó ver doorverdeeld dat hij het overzicht al snel kwijt is: op de vierde pagina is hij al aangeland bij Zoals intussen algemeen bekend mag worden verondersteld, is de Pivot- methode een methode die archiefbe standdelen van overheidsinstellingen analyseert en uitgaat van de hande lingen die tot het takenpakket van een instelling behoren. De handelingen worden gedetermineerd aan de hand van de wet- en andere regelgeving, instellingsbesluiten etcetera. Het resultaat is een rapport Institutioneel Onderzoek (RIO), dat betrekking heeft op een bepaald beleidsterrein. Anders dan de naam doet vermoeden, heeft het rapport geen betrekking op de institutie of instelling, maar uitslui tend op een deel van het werkterrein van zo'n instelling. De hier te bespre ken inventaris van archiefbestanddelen van het Ministerie van Financiën is dus niet een inventaris van het archief van een organisatieonderdeel, zoals de Algemene secretarie, maar bestand delen die betrekking hebben op de handelingen van de minister en enkele andere actoren of verantwoordelijken, in dit geval betreffende het beheer van de rijksbegroting. Enig organogram van het ministerie ontbreekt, waardoor onderdeel II B 1 c 2 a. Wat a was wist hij nog, de vijf bovenliggende onder delen waren hem ontschoten, laat staan het blok, de actor, de archief vormer en de acht handelingen. Al verder bladerend komt hij in enkele beschrijvingen de afkorting TNO (nu eens wel, dan weer niet afgekort en/of verklaard) tegen. Misschien ligt in deze inventarisnummers informatie voor hem opgeslagen. Of moet hij toch maar eens uitkijken naar een ander onderwerp? Hij zal er nog maar eens een nachtje over slapen. Maar niet alleen over zijn onderwerp van onderzoek, ook over archiefonderzoek zelf. Als hij naast het al lastige oude systeem, ook nog een nieuw -minstens zo lastig- systeem moet aanleren, kan hij misschien beter uitzien naar een andere vrijetijdsbesteding. Tuinieren is óók leuk, en voor inteelt is hij nu gewaarschuwd. J. Sanders men zich geen beeld kan vormen van de plaats van dit beleidsterrein binnen de organisatie. Past men de Pivot-methode slechts toe met de bedoeling er een selectie instrument mee te creëeren, dan kan men tegen het uitgangspunt van de functionaliteit nauwelijks bezwaren hebben. Integendeel, het gaat om een zeer consciëntieuze en eigenlijk wel perfectionistische methode van onderzoek. De resultaten ervan mogen ook volgens de ontwerpers van de methode niet blindelings worden gehanteerd, maar moeten altijd aan de werkelijk aanwezige archiefbe standdelen worden getoetst. Aan de hand van andere, soms omstreden criteria wordt beslist, wat voor bewaring en wat voor vernietiging te eniger tijd in aanmerking komt en men legt dat vast in een Basisselectie- document. Dan blijkt dat bij grotere instellingen, zoals een ministerie, op verschillende plaatsen in de organisatie inhoudelijk gelijkluidende informatie wordt vastgelegd, in verschillende ontwikkelingsstadia en ook in wisse lende stadia van volledigheid. De selecteur zal dus bij het aantreffen van 100/4 juni 1997

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1997 | | pagina 25