Colu mn N ieuws u Door Jan Folkerts De nood, de deugd en het eeuwige imago 34 De inventaris maakt het archief Archief Van Gennep naar het 11SG 33 Nee, niet weer een stukje over de moeite die het de gemiddelde archivaris kost om van het hard nekkige beeld van zijn beroepsgroep als de wat suffige kamergeleerde af te komen. Het is im mers een bewezen feit dat de energie die besteed wordt aan de pogingen om van dat imago af te komen, omgekeerd evenredig is aan het effect ervan. Confronteren van de leek met de actuele ontwikkelingen in en rond het vak, die een veel bredere strekking hebben dan de toekomst van de beroepsgroep alleen, lijkt de aangewezen weg, zonder overigens enige garantie op resultaat. Deze column zou niet gaan over het imago van ons beroep, wel over een nadere plaatsbepaling in een dynamische omgeving op welke wij zelf slechts een bescheiden invloed hebben. Als ge meentearchivaris ervaar ik zelf bijna dagelijks de spanning tussen de ambtelijke en cultureel- historische zijde van het vak. Hoe eenvoudig zou het niet zijn geheel ten onder te gaan in het gemeentelijke vergadercircuit. De ambtelijke organisatie eist een volledige inzet van de gemeentearchivaris als afdelingshoofd naast andere afdelingshoofden en onder een sector directeur. Dit geldt mutatis mutandis ook voor de rijksarchivaris in de provincie of andere leidinggevenden bij archiefdiensten ten opzichte van hun ambtelijke omgeving, hoe men die ook precies wenst te definiëren. Wie om zich heen kijkt ziet hoe verschillend echter de rol van de archivaris in dit spanningsveld wordt ingevuld. Dat er nog sprake is van een levendige discussie in het vak zou onder meer wel eens kunnen worden teruggevoerd op de uiteenlopende wijze Illustratie: Peter Vlot waarop collega's hun plaats in dit spanningsveld bepalen. Aan de andere kant van het spectrum bevindt zich de archivaris als hoeder van het historisch-culturele erfgoed in stad of provincie. Daar is het juist het lokale of provinciale culturele netwerk dat van groot belang is. In hoeverre de archivaris er in slaagt zijn positie in dat netwerk uit te buiten is van een aantal factoren afhankelijk. Gemakshalve wordt daarbij wel eens vergeten dat persoonlijke aanleg hierbij een niet te onderschatten factor is. Collega's met grote communicatieve capaciteiten zullen op dit terrein gemakkelijker hun plaats vinden dan anderen die niet zo van recepties en small-talk gediend zijn. Er wordt nog wel eens verzucht dat wij archivarissen voor dergelijke taken niet zijn opgeleid. Die nood is echter mijns inziens juist een deugd. Wie in de ambtelijke bureaucratie om zich heen kijkt ziet immers al genoeg onderling bijna uitwisselbare leidinggevenden, die met evenveel gemak een varkensslachterij als een uitzendbureau runnen. Niet iets om jaloers op te zijn. Het is juist de inhoudelijke verankering in een bijzonder vak, die de archivaris tot archivaris maakt. En dan moeten we dat imago maar op de koop toe nemen. Ze bestaan echt, de eeuwigdurende inventarisatieprojecten In 1861 werden de archieven van de Nassause Domeinraad, het college verantwoordelijk voor het beheer en bestuur van de Nederlandse eigendommen en bezittingen van het huis Oranje-Nassau, overgebracht van het Ministerie van Finan ciën naar het Algemeen Rijksarchief. De stukken waren toegankelijk door middel van een door griffier Tollius in 1682 opgemaakte en later aangevulde inventaris 'folio'. In 1882 voltooide J.H. Hingman een handgeschreven 'voor lopige' inventaris van het gedeelte na 1581. Beide inven tarissen waren tot voor zeer kort nog steeds in gebruik. Mejuffrouw dr S.W.A. Drossaers, de eerste vrouw met een universitaire opleiding in de Rijksarchiefdienst, kreeg rond 1920 als hoofdtaak de wetenschappelijke ordening en beschrijving van de meer dan 600 strekkende meters archivalia van de Domeinraad toegewezen. In 1948-1949 verscheen in vijf banden het eerste deel van de inventaris van het archief tot 1581, het jaar waarin de Raad Breda verliet. In 1955, vier jaar na haar pensionering, volgde het tweede deel, eveneens in vijf banden. In totaal had zij van 6.504(!) oorkonden en brieven regesten gemaakt. Nu restte nog 'slechts' het gedeelte 1581-1811 dat in hoofdzaak uit series rekeningen bestaat. Decennia lang zat er weinig schot in. In 1992 werd besloten ernst te maken met de afronding van de inventarisatie. Eind 1996 waren alle stukken per domein beschreven in 35 deelinventarissen, met daarnaast een inventaris van het algemene gedeelte. Deze werden door B.J. Slot verenigd tot een kloeke, 768 pagina's tellende inventaris waarin 16.639 nummers beschreven zijn. Oud-hoofdchartermeester Drossaers werd zeer oud, een maand voor haar honderdste verjaardag stierf zij, maar niet oud genoeg om het einde van het project mee te maken. Daarvoor had deze sjieke dame in bontjas 111 jaar moeten worden. In Paleis Het Loos, een omgeving waar zij onge twijfeld goed tot haar recht zou zijn gekomen, kwamen honderd belangstellenden op 18 april 1997 bijeen ter gele genheid van de afronding van het project en de aanbieding van het eerste exemplaar van de inventaris. In de warme en volle zaal schetste B. Woelderink de loopbaan van mr J.C. Reigersman, thesaurier en rentmeester-generaal (1761- 1788), gaf P.J.M. Martens een boeiende uiteenzetting over de zalmvisserij in de Biesbosch, en maakte A.C. Kranen burg-Vos met behulp van lichtbeelden op weinig samen hangende wijze duidelijk hoe belangrijk het archief van de Domeinraad is geweest voor de succesvolle restauratie van Paleis het Loo. Toch mag eén detail uit de laatste lezing niet onvermeld blijven. De preciese stichtingsdatum van het door stadhouder Willem III gebouwde paleis, 5 april 1685, werd niet aangetroffen in het archief van de Domeinraad, maar wel in de archieven van het Hof van Holland en de Hoge Raad. E.A.T.M. Schreuder, tenslotte, gaf in kort bestek een m duidelijk overzicht van de werkzaamheden van de raden en rekenmeesters in dienst van Oranje en wat daarvan in het archief bewaard is gebleven. Daarna was het tijd voor het hoogtepunt van de dag. Projectleider M.C.J.C. van Hoof overhandigde, na een lans gebroken te hebben voor de 'klassieke' gedrukte inventaris als superieure toegang, het in bruin leer gebonden eerste exemplaar van de inventaris aan de directeur van het Koninklijk Huisarchief dat sinds 1834 een deel van het archief van de Domeinraad in zijn bezit heeft. In zijn dankwoord sprak Woelderink het vermoeden uit dat hij nog één van de weinige archivarissen is die een inventaris naast hun bed hebben liggen. Dat zal ook met deze gebeuren. 'De inventaris maakt het archief, aldus J. Fox, rijksarchivaris in Zuid-Holland, in 1973. En een archief heeft een 'keurige, goed passende inventaris nodig om in onze maatschappij ten volle tot zijn recht te komen.' Wie ooit, ongetwijfeld moeizaam, onderzoek heeft gedaan in het gedeelte van het archief van de Nassause Domeinraad vanaf 1581 met behulp van de 'voorlopige' inventarissen van Tollius en Hingman zal dit moeten onderschrijven. De vraag of de 'inventaris 1581-1811' aan de strenge eisen van Fox voldoet, kan helaas nog niet beantwoord worden. Pas vanaf 27 juni is de gedrukte inventaris te koop voor 80 gulden in de archiefwinkel van het Algemeen Rijksarchief. Om misverstanden te voorkomen, Woelderink kreeg geen 'dummy' overhandigd. (Laurens Priester) Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis heeft het archief verworven van de in 1994 overleden Amster damse uitgever Rob van Gennep. De collectie bevat onder meer correspondentie met tal van vermaarde auteurs. 100/4 mei 1997

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 1997 | | pagina 20